Het complex van de Achelse Kluis (Sint-Benedictusabdij) ligt op de landsgrens met België. Gezien de oorsprong van de Kluis als stichting buiten het grondgebied van de protestantse Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, is het logisch dat het gebouwencomplex nagenoeg geheel op het grondgebied van België ligt. Gek genoeg geldt dat niet voor de begraafplaats.
In 1686 kocht Eindhovenaar Peter van Eynatten het oude Weerderhuijs dat de gevluchte Valkenswaardse pastoor Tieleman Tielens van 1656 tot 1667 had bewoond. Hij stichtte er de Hermitage van St. Jozef in het grensgebied tussen de Generaliteit van Staats-Brabant en het Prinsbisdom Luik.
Onder Frans bewind (1795-1813) werd de Hermitage opgeheven en de onroerende goederen werden op 16 juni 1798 in Maastricht publiek verkocht. Koper was Jan Diederik van Tuyll van Serooskerken, de baron van Heeze. Na het overlijden van de baron op 9 juli 1843 verkochten zijn kinderen, mede door de bemiddeling van pastoor Gast uit Heeze, de vroegere gronden en opstallen van de Hermitage aan de monniken van de Abdij van Westmalle, die sinds 1838 in het oude klooster van Meerseldreef waren gevestigd.
Bij nader inzien verkozen zij een andere plaats van vestiging en dat werd Achel. Zodoende werd hier in 1846 het klooster van St. Benedictus gesticht. Het duurde nog tot 1871 vooraleer Achel tot de status van zelfstandige abdij werd verheven.
Het oude binnenkerkhof van de eremieten werd weer als zodanig in gebruik genomen. In maart 1846 werden hier de eerste drie trappisten herbegraven. Zij waren aanvankelijk begraven op het kerkhof van de paters capucijnen in Meerseldreef. Het aantal begravingen nam hier nog toe met 33 overledenen.
Het ‘Nederlandse kerkhof’
Als gevolg van gewijzigde wetgeving liet in 1880 de procurator des Konings in Hasselt aan de Kluis weten dat het voortaan niet meer was toegestaan een eigen kerkhof te gebruiken binnen de kloostergebouwen. De overleden monniken en lekenbroeders moesten voortaan op het kerkhof van Achel worden begraven.
Deze bepaling betekende niet alleen een inbreuk op de oude traditie om de monniken binnen de kloostermuren te begraven, maar het gaf ook praktische problemen. En ook nu bood de strategische ligging op de grens van twee landen uitkomst. In Nederland bestond wel de mogelijkheid om met toestemming van overheidswege een bijzondere begraafplaats aan te leggen. Augustinus Schaapen die op 21 september 1880 tot tweede abt van de Achelse Kluis werd gewijd wilde hier gretig gebruik van maken.
In opdracht van abt Schaapen richtte procurator Joseph Verstraaten enkele maanden later daarom een verzoek tot het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leende hetwelk we hier letterlijk citeren:
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leende
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Joseph Antonij Willem Verstraaten Procurator in de Abdij te Achel onder België.
Dat gezegde Abdij ruim een uur gaans is afgelegen van de algemeene begraafplaats van Achel, welke men gedurende de laatste jaren bij herhaalde overstroomingen van de rivier de Tongreep niet droogvoets kan bereiken in den winter.
Dat de Belgische wetten geene bijzondere begraafplaatsen toelaten. Weshalve de Requestrant bij deze aan U, mijne Heeren, verlof vraagt om onder uw toezigt eene bijzondere begraafplaats te mogen aanleggen onder de Gemeente Leende op een gedeelte van de perceelen Sectie D nummers 458 en 462, zoals op bijzijnd door hem Requestrant onderteekend kaartje met puntjes kennelijk is aangeduid.
’t welk doende enz…..
(w.g.) Jos. Verstraaten
Achel, 16 October 1880 .
Daags daarna, op de 17e oktober verstuurt hij het verzoek met een geleidebrief naar het gemeentehuis. Hieruit blijkt dat er al op het een en ander is vooruitgelopen want hij schrijft:
Met dezen heb ik het genoegen U te doen geworden het bewuste request en kaartje aangaande den nieuwen kerkhof, die reeds lang is afgepaald, de steenen palen voor eene ijzeren poort in te hangen staan er reeds, binnen kort zal er de haag van 2 meters hoogte om komen, als U lust hebt te komen zien zal ons aangenaam wezen, ’t zal zeker uwe goedkeuring wegdragen.
Een maand later, op 15 november 1880, laat het college van Leende weten toestemming te verlenen tot de aanleg van de begraafplaats. Net als de tuin van de abdij werd ook de begraafplaats strak en eenvoudig ingericht. De aanleg paste in de structuur van de tuin.
Op 9 juni 1881 werd het nieuwe kerkhof ingewijd, echter nog zonder calvarieberg. Die kwam er pas in 1888. Naar verhouding werd er een forse calvarieberg opgetrokken met hoog bovenop naar katholieke traditie een calvariegroep, bestaande uit een kruisbeeld dat wordt geflankeerd door beelden van Maria en Johannes.
Circa 96 kloosterlingen werden hier begraven waarvan broeder Zacharias Kleiwegt die op 25 januari 1943 overleed, de laatste was. Bouwplannen en een veranderende wetgeving maakten het mogelijk om een nieuwe begraafplaats aan te leggen, zoals gewenst. De calvarieberg werd in de zomer van 1945 afgebroken en het puin van de berg verdween in de fundering van een weg in de tuin.
De huidige begraafplaats
In juni 1943 kreeg architect Jos Ritzen (1896-1961) uit Antwerpen opdracht een plan te maken voor grootscheepse verbouwing en nieuwbouw van de abdij. Het plan is echter nooit in zijn geheel uitgevoerd. Slechts twee vleugels werden voltooid. Ritzen’s plan voorzag ook in de bouw van een nieuwe, grotere kapel. Om het plan te kunnen uitvoeren moest het oude binnenkerkhof worden geruimd. Er was nu kennelijk geen juridisch beletsel meer om een geheel nieuw kerkhof aan te leggen, conform de traditie aan de oostzijde van het koor van de nieuw geprojecteerde kerk.
De bouwwerkzaamheden gingen op 17 juli 1945 van start. Het ruimen van de oude begraafplaatsen ging daaraan vooraf. Het werk werd door de monniken zelf gedaan en de verzamelde stoffelijke resten langs de rand van het nieuwe kerkhof herbegraven. Zoals aangegeven werd het puin van de oude calvarieberg hergebruikt om een weg in de tuin te verharden. Zodoende kon bij het eeuwfeest in 1946 ook een nieuw kerkhof in gebruik worden genomen.
Bij het nieuwe kerkhof kwam een gedachteniskapel ter nagedachtenis aan de monniken wier graf werd geruimd.
Het oudste gedateerde grafmonument, een gietijzeren kruis, is van broeder Hieronymus van de Laar (Theodorus Johannes van de Laar: Boxtel, 4 november 1883 – Neerpelt, 27 juni 1945).
De aanlegstructuur bestaat uit een viertal vakken rond een centraal kruis. De langs-as ligt in het verlengde van de as van de nieuwe kapel die nooit werd gebouwd. Dat verklaart de kleine afwijking van het verlengde van de as van de bestaande kapel. Alle kruisen zijn uniform van wit geschilderd gietijzer.
De begraafplaats is zonder toestemming niet te bezoeken.
Foto's W.L.P. Coolen tenzij anders vermeld
Bronnen:
- De Achelse Kluis, 1846-1946, jubileumuitgave St. Benedictus-abdij Achel 1946
- Jong, Domien de; Momenten uit drie eeuwen kluishistorie, Achelse Kluis 1973
- Jong, Domien de; Eremietenregels Achelse Kluis, Achelse Kluis 1974
- Jong, Domien de; Hoe Peter van Eijnatten de Kluis van Achel stichtte, Achelse Kluis 1986
Internet:
- Over de Sint-Bendictusabdij, beter bekend als de Achelse Kluis
- Stichting voor funerair erfgoed en cultuur in Valkenswaard