Skip to main content

Heeze – Het Oude Kerkhof

16 augustus 2024

Tussen Heeze en Leende ligt het gehucht Kerkhof. De benaming van het gehucht slaat terug op het feit dat hier al heel lang begraven wordt en dat gebeurt tot op de dag van vandaag. Er bevinden zich zelfs twee begraafplaatsen op een perceel dat wat hoger ligt in het beekdal van de Groote Aa. Hier stond tot 1827 een kerk, maar na een blikseminslag brandde deze af. Tot 1854 werden de doden uit Heeze hier begraven.

Zicht op het graf van baron Van Tuijl van Serooskerke in 1981. Destijds gemaakt in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project (foto Wies van Leeuwen, collectie BHIC, nr. PNB001028644)Zicht op het graf van baron Van Tuijl van Serooskerke in 1981. Destijds gemaakt in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project (foto Wies van Leeuwen, collectie BHIC, nr. PNB001028644).Archeologische sporen wijzen erop dat hier al bewoning was voor het begin van onze jaartelling. Er zijn scherven uit de Merovingsche tijd gevonden, wat duidt op een voorchristelijke nederzetting of heiligdom ter plekke. Rond 1300 werd hier een kerk gebouwd, maar mogelijk al eerder. Over de kerk is verder weinig bekend, behalve dat deze in 1648 in handen kwam van de protestanten. Het kerkhof bleef in gebruik bij zowel katholieken als protestanten, alhoewel er van die laatste in Heeze niet heel veel waren. Rond die tijd was het belang van kerk en omliggende bebouwing al sterk teruggelopen. De reden daarvoor was de bouw van een burcht, zo’n tweeëneenhalve kilometer naar het noordoosten. De samenvloeiing van de Groote Aa en de Sterkelsche Aa vormde eind twaalfde eeuw een ideale locatie voor zo’n burcht. De burcht werd gebouwd in de Heerlijkheid Heeze, die in de volgende eeuwen enkele malen van eigenaar wisselde tot het lange tijd in handen kwam van de heren Van Horne. Westelijk van het kasteel werd op een wat hoger gelegen deel een kapel gebouwd en langs de weg die verschillende dorpen verbond ontstond nieuwe bebouwing.

De kerk

In 1659 kwam het kasteel in handen van de protestant Albert Snouckaert van Schauburg. Dit gaf de kleine protestantse gemeenschap in Heeze wellicht reden om de kerk ten zuiden van Heeze niet meer te gebruiken, maar de kapel bij het kasteel in te richten voor de eredienst. De katholieken die in de meerderheid waren konden hun geloof blijven belijden over de staatsgrens in de heerlijkheid Weert. In 1681 bouwden de katholieken een schuurkerk ten zuiden van de kapel van het kasteel waar enkele wegen bij elkaar kwamen. De oude kerk werd ondertussen aan zijn lot overgelaten. In 1759 kwam de drossaard (de plaatsvervangend bestuurder namens de Heer) van Heeze met het plan de kerk te verkleinen. Hij wilde alleen het middenschip handhaven, maar dankzij een bijdrage van Jan Maximiliaan baron Van Tuyll van Serooskerken (1710-1762) kon de kerk toch hersteld worden. De baron had in 1760 kasteel Heeze gekocht dat sindsdien in de familie is gebleven. Enkele leden van de familie werden begraven in de kapel, waaraan nu in het in 1907 vernieuwde gebouw nog een rouwbord herinnert. Het rouwbord is voor Reinout Diederik, de zoon van Jan Maximiliaan die in 1784 overleed.

De kerk en kerkhof op een kadastertekening van ±1830 (Beeldbank RCE).De kerk en kerkhof op een kadastertekening van ±1830 (Beeldbank RCE).

In 1795 vonden er plunderingen plaats in Heeze door Fransgezinden waarbij in de oude kerk de meeste grafzerken werden vernield. Gedurende de Franse aanwezigheid werd de toren aan de burgerlijke gemeente in eigendom gegeven en omdat het kerkhof door zowel protestanten als katholieken werd gebruikt, kwam ook het kerkhof in handen van de gemeente. Alleen de kerk behoorde toe aan de gereformeerde gemeente, zoals valt op te maken uit de Oorspronkelijke aanwijzende tafels die behoorden bij de kadastrale inmetingen van alle percelen in Nederland. Dat de kerk en het kerkhof zo verdeeld kon worden, betekent dat bij de inmeting de kerk nog overeind stond. Na een blikseminslag in 1827 ontstond een grote brand en de kerk bleek hierna verder onbruikbaar. Het restant van het schip werd verkocht aan de katholieken die de resten sloopten om het materiaal te gebruiken bij de bouw van een waterstaatskerk in het dorp. De afgekomen bakstenen werden met name in de fundering en de binnenmuren verwerkt terwijl daarnaast in een veldoven nog eens ruim 100.000 nieuwe bakstenen werden gebakken. De oude toren liet men vooralsnog staan omdat die in handen was van de gemeente. Toen de nieuwe kerk in 1852 dan ook een eigen toren kreeg, bracht men de klokken over en werd de toren gesloopt.

Het kerkhof

Wat resteerde zonder de kerk was een perceel ter grootte van zo’n 3.300 m2. De oudste grafmonumenten die nu nog op het kerkhof te vinden zijn dateren van de tweede helft van de negentiende eeuw. Voor de familie Van Tuyl van Serooskerken is centraal op de begraafplaats een afgeperkt gedeelte aangelegd. Dit gedeelte is in gebruik genomen toen de kerk nog in gebruik was en begraven in de kerk nog toegestaan was. De eerste die hier begraven werd is Carolina Urselina Philippina gravin Van Randwijck (1741-1823), vrouw van Reinoud Diederik. Of het graf in plaats kwam van een oude grafkelder die in de kerk lag, is niet duidelijk. Na sloop van de resten van de kerk bleef dit graf bestaan. In 1863 kreeg de kerkvoogdij het verzoek van Anna Elisabeth Contance Aimée, barones Van Tuyll van Serooskerken (1800-1891) om een gedeelte van 30 m2 in eigendom te mogen verkrijgen voor een familiegraf. Uit de onderhandse overeenkomst die in 1869 werd opgesteld blijkt dat het gedeelte reeds was afgeperkt met een stenen muur, mogelijk van afkomend materiaal van de kerk. In 1906 zijn de resten van eerder in de kapel begraven familieleden overgebracht naar dit familiegraf en is de deksteen uit de kapel overgebracht. Op die deksteen staat de tekst ‘Baron Van Tuyll van Serooskerken’. Bij de overbrenging zijn drie grafruimtes gemetseld waarin voor het laatst in 1901 een lid van de familie is bijgezet. Toen de familie in 1985 liet onderzoeken of zij het familiegraf weer konden gebruiken, bleken de grafruimten in slechte staat te verkeren. De toenmalige baron besloot om daarop de gemetselde ruimtes die slecht waren dicht te laten gooien en er één te handhaven. In 2000 is Micheline Marguerite Henriette Mathilde barones Van Tuyll van Serooskerken-Halewijck de Heusch (1922-2000) hier begraven en in 2017 haar man Hendrik Nicolaas Cornelis baron Van Tuyll van Serooskerken (1916-2017). Het familiegraf ligt centraal op de begraafplaats en is afgezet met een lage gecementeerde muur met ezelsrug. Op de muur is een neoklassiek smeedijzeren hekwerk geplaatst met speerpunten op de spijlen. De toegang is gevat tussen hoge gemetselde en eveneens gecementeerde pijlers met daartussen een dubbel smeedijzeren hekwerk in dezelfde stijl. De pijlers zijn uitgevoerd als losse gestapelde blokken op een basement. Binnen de muur bevinden zich drie zerken in een veld van grind.Het grafmonument van de familie Tuyll van Serooskerken midden op de begraafplaats.Het grafmonument van de familie Tuyll van Serooskerken midden op de begraafplaats.

Overigens had de gemeente het gehele kerkhof in 1842 voorzien van een deugdelijk hekwerk en had men enige orde aangebracht in de puinhoop die achtergebleven was na afbraak van het schip. In het voormalige koor van de kerk vond men een loden kist die na opening stoffelijke resten bleek te bevatten in de vorm van stof. De kist is vervolgens naar de burgemeester gebracht, maar wat er daarna mee gebeurd is, is niet bekend. Het kerkhof werd afgerasterd met palen en latten en toen die in 1848 versleten waren, werd een beukenhaag aangeplant. Dat de burgerlijke gemeente dit werk op zich nam, kwam voort uit het feit dat zij zich zag als de eigenaar van het terrein, hoewel dat door de protestantse gemeente werd bestreden. Volgens de gemeente hadden de protestanten alleen het bezit van het gedeelte waar de kerk had gestaan.

Nadat in 1854 in Heeze bij de uit 1833 daterende waterstaatskerk een kerkhof was aangelegd, werden op het oude kerkhof van Heeze alleen nog protestanten begraven. In 1861 liet de gemeente weten over te willen gaan tot een andere verdeling van het kerkhof. Pas in 1870 kwam de regeling daarvoor rond en konden de protestanten over het gehele terrein beschikken. De gemeente zal ondertussen op het nieuwe kerkhof hebben kunnen beschikken over een aantal graven. Omdat dit kennelijk onvoldoende was, besloot de gemeente in 1927 een strook grond ten oosten van het kerkhof te bestemmen tot een algemene begraafplaats. In 1929 werd vervolgens nog eens 1.243 m2 verkocht aan de protestantse gemeente, waarschijnlijk aan de westzijde gelegen, en werd 339 m2 aan de heer Van Gerwen verkocht aan de noordzijde. Van Gerwen had een boerderij aan die kant van het kerkhof en kon daarmee zijn perceel vergroten. Bij de afgraving van dit deel om dit stuk grond aan te laten sluiten op het bestaande perceel, werden naar verluidt veel knekels gevonden die waarschijnlijk verzameld zijn in een diep gat.

Overigens was in 1874 een lijkenhuisje gebouwd op de grens tussen beide delen van de begraafplaats. Dat is vermoedelijk het huisje dat er nog steeds staat, staande op een eigen perceel van 112 m2. Wel is duidelijk dat het huisje in later tijden is voorzien van een nieuwe kap.

Opgraving

Tot in de jaren negentig van de vorige eeuw werd er nauwelijks gebruik gemaakt van het kleine perceel van de gemeente. Toen de gemeente in 1991 plannen maakte om hun gedeelte in gebruik te nemen, liet men eerst een onderzoek doen door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Dit gebeurde op grond van het feit dat het terrein in 1968 al was aangewezen als een archeologisch monument. De omschrijving maakt duidelijk dat het gaat om de nog aanwezige funderingen van de kerk die van de dertiende eeuw en later dateren.

Samen met vrijwilligers van de archeologische werkgroep van de Heemkundekring ‘De Heerlijkheid Heeze-Leende-Zesgehuchten’ werd een kleinschalige opgraving gedaan. Er zijn vooral bodemsporen opgetekend, voor onderzoek naar menselijke resten was geen mogelijkheid. Alle gevonden resten zijn ter plaatse herbegraven. Wel werden door ArcheoService 4 schedels geselecteerd voor nader onderzoek. Dit betroffen schedels uit zeventiende of achttiende eeuw. Het ging om 2 mannen en 2 vrouwen, allen in de leeftijd van 25-45 jaar. Aan de hand van de gebitten kon vastgesteld worden dat de tandverzorging zeer slecht was in die tijd. Van slecht 1 schedel kon vastgesteld worden dat dit individu een gezond gebit had. Volgens een auteur van een artikel dat in 1993 verscheen zouden bij de opgraving resten aan het licht zijn gekomen die waarschijnlijk dateerden van 600 voor Christus. Als dit daadwerkelijk zo is, dan heeft dat niet geleid tot aanpassing van de omschrijving van het archeologische monument. Wel is in 1996 een gedeelte van de gemeentelijke begraafplaats apart aangewezen als rijksmonument, met min of meer dezelfde omschrijving.

Overzicht van de omvang van de beschermde archeologische monumenten op de ondergrond van het Actueel Hoogtebestand Nederland.Overzicht van de omvang van de beschermde archeologische monumenten op de ondergrond van het Actueel Hoogtebestand Nederland.

Andere grafmonumenten

Op de begraafplaats bevinden zich nog een aantal oude grafmonumenten, vooral van Belgisch hardsteen. Daaronder zijn een aantal grotere, zoals die voor Hendricus Marquardus Freher (1803-1868) en zijn vrouw Johanna Catharina van Galen (1808-1889). Hun graven zijn voorzien van forse zerken. Freher was van 1831 tot zijn dood notaris in Heeze en daarnaast ouderling in Heeze en tevens provinciaal ouderling. De tekst op de zerken is inmiddels minder goed leesbaar. De opvolger van Freher, notaris Neomagus (1827-1881), ligt niet ver daarachter begraven, samen met diens schoonvader en zijn moeder.Een aantal van de oudste grafmonumenten op de begraafplaats met op de voorgrond de op roef geplaatste zerken voor de vrouwen vanEen aantal van de oudste grafmonumenten op de begraafplaats met op de voorgrond de op roef geplaatste zerken voor de twee vrouwen van rentmeester Van Rietschoten.

Er bevindt zich op de begraafplaats nog een eenvoudige stèle voor predikant Jan Willem Nijenhuis (1816-1889), geboren te Hummelo. Nijenhuis was 73 jaar toen hij in november 1889 naar Heeze kwam om te voorzien in de vacature van predikant. Zijn aanstelling ging 1 december in, maar op 7 december kwam hij na een korte ziekte te overlijden. In de nabijheid liggen nog eens twee zerken op een hoge gemetselde roef, beide voor een echtgenote van Willem Gijsbertus van Rietschoten, rentmeester van het kasteel en van 1919 tot 1923 tevens raadslid en wethouder. Zijn eerste vrouw overleed in 1901 en zijn tweede in 1921. Hij ligt hier zelf niet begraven. Het oudste grafmonument betreft een zerk voor Anton van der Tholl (1837-1858). Deze jongeman kwam naar Heeze om zich te laten behandelen door dominee en ‘genezer van oogkranken’ Jan Kremer. Net als zijn vader stond hij bekend als genezer van oogziekten waarvoor mensen van heinde en verre naar Heeze kwamen. De graven van de familie Kremer liggen ook op de begraafplaats.

De hierboven genoemde grafmonumenten liggen allemaal ten noorden van het familiegraf Van Tuyll van Serooskerken.  Dat is het gedeelte nabij het oude koor van de kerk dat lange tijd gemarkeerd was met lage struiken en daarmee herkenbaarheid gaf aan deze plek. Op dit gedeelte liggen meer families begraven, maar de stenen op hun graven zijn verdwenen.

In 1987 stonden op het jongere deel van de begraafplaats nog wat meer grafmonumenten dan vandaag de dag (Beeldbank RCE).In 1987 stonden op het jongere deel van de begraafplaats nog wat meer grafmonumenten dan vandaag de dag (Beeldbank RCE).

Wie vandaag de dag de begraafplaats bezoekt

Bij een bezoek aan de begraafplaats valt meteen de wat hogere ligging op. Kennelijk is de locatie daarop gekozen, dan wel is deze in de loop der eeuwen vanzelf hoger komen te liggen. Een beukenhaag met daarachter eiken schermt de begraafplaats af van de omgeving. De toegang, los van een moderne ingang aan de noordzijde, bestaat uit een dubbele smeedijzeren poort tussen gemetselde pijlers. Over een bakstenen pad loopt men zo de begraafplaats op, waarbij aan de rechterzijde het afgeperkte familiegraf Van Tuyll van Serooskerken het eerst opvalt. Links staan in het gras wat jongere grafmonumenten, met name uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Achter het familiegraf viel in het verleden de beplanting op in de vorm van het oude koor van de kerk. Inmiddels staat hiertussen wat andere beplanting waardoor dit minder opvalt. Tussendoor liggen hier moderne urnengraven. Er is geen afscheiding tussen het protestantse gedeelte en dat van de gemeente, waardoor de begraafplaats wel oogt als een geheel. Bij de moderne uitgang aan de westzijde is een dienstgebouw te vinden met alleen een uittreksel van het reglement van de Stichting Protestantse Begraafplaats Heeze. Over de gemeentelijke begraafplaats is informatie te vinden op de website van de gemeente Heeze-Leende, die hun begraafplaatsen ‘openbare’ begraafplaats noemen. De stichting is in 2016 opgericht nadat eerder in 2013 een kerkhofcommissie werd opgericht. Voorheen viel het beheer onder de kerk zelf. Op de website van de stichting staat onder meer een overzicht van het grafregister.

Overigens herinnert aan het belang van de begraafplaats nog de Lijkweg die van Heeze naar Kerkhof loopt. Een deel van de Lijkweg is inmiddels onderdeel geworden van een uitbreidingswijk, maar samen met de begraafplaats herinnert ze wel aan een bijzonder stukje verleden van Heeze.

 

Literatuur:

  • Hijmans, P.; De Oude Kerkhof, in de Terebinth Nieuwsbrief, april 1993.
  • Jong, Theo de; Heeze, Oude Kerkhof. Beschrijving van enkele menselijke schedels, ArcheoService Rapport nr. 11, 1999
  • Oirschot, Anton van (red.); Een heerlijkheid in Brabant, Heeze 1963

 

Internet (alle geraadpleegd augustus 2024):

 

Aangepast: 16 augustus 2024

Nieuw op de website