Termen en Begrippen
Glossaries
Term | Definition |
---|---|
Basement | De basis of voet van zuil, pijler of pilaster. Ook wel gebruikt om het voetstuk of onderste deel van een gevel of beeld aan te duiden. Bij grafmonumenten vooral toegepast bij grotere bouwwerken. |
Begeleid verval | De term begeleid verval geeft aan dat we aanvaarden dat grafmonumenten vergankelijk zijn en er geen enkele (be-)handeling is die de grafmonumenten op een niveau kan houden zoals ze oorspronkelijk waren. De term is gangbaar geworden aan het begin van deze eeuw. Begeleid verval wordt regelmatig gebruikt voor historische begraafplaatsen en vooral als het gaat om grafmonumenten van natuursteen. Natuursteen vervalt als gevolg van interne krachten in de steen, maar ook door bijvoorbeeld bomen en weersinvloeden. Dat verval is niet terug te draaien, wel te begeleiden zodat het verval vertraagd en de waarden langer in stand blijven. Bij begeleiden van het verval hoort ook niet de term restaureren, maar consolideren. Bij restaureren wordt veelal gestreefd naar herstel van de aanvankelijke uitgangspunten voor het monument, inclusief alle toegepaste materialen. Bij consolideren wordt vooral gewerkt met wat er nog is, er wordt niets toegevoegd en uitgangspunt is vooral dat het monument niet onveilig is en niet in een situatie terecht komt waardoor het verval versneld. Het verval is niet te stoppen, wel te vertragen en begeleiden door maatregelen. |
Begraafplaats | Terrein waar stoffelijke resten van overledenen begraven, bijgezet of verstrooid worden. Te onderscheiden van kerkhof, een begraafplaats rond een kerk. |
Beton | Eeen mengsel van cement en zand met een toeslagmateriaal zoals kiezel, grind of gruis. In de Oudheid in het Nabije Oosten uitgevonden en door de Romeinen verder ontwikkeld. Dit materiaal werd gedurende de Middeleeuwen praktisch niet meer toegepast maar werd vanaf de 16de eeuw weer toegepast. Zie ook gewapend beton. |
Blindnis | Term die gebruikt wordt voor een deur of venster dat slechts in schijn aanwezig is. Op de plaats waar deur of venster zou zitten is metselwerk aangebracht, mogelijk gepleisterd of anderszins afgewerkt. |
Boucharderen | Zodanig afwerken van natuursteen dat een oppervlak met regelmatig verspreide putjes ontstaat. Hiervoor wordt een bouchardeerhamer gebruikt. |
Buitenbegraafplaats | Benaming voor de begraafplaatsen die in de 19de eeuw buiten de muren en/of singels van de steden werden aangelegd. |
Calvarieberg | (Golgotha) de oorspronkelijk buiten Jeruzalem gelegen heuvel waar Jezus gekruisigd werd. De naam komt van het Latijnse calvaria dat schedel betekent. De heuvel werd geacht de plaats te zijn waar Adam begraven was en stond derhalve bekend als “de plaats van de schedel”. Op katholieke kerkhoven en begraafplaatsen vaak opgenomen in de aanleg en veelal bekroond met kruis en corpus. |
Cartouche | Omlijsting van een verdiept of verheven vlak, gevormd als ingesneden en omkrullend papier of leer. Op het vlak kan een opschrift staan of een versiering aangebracht zijn. De naam cartouche zou ontstaan zijn onder de soldaten van Napoleon die in Egypte de vormen voor de faraoreliëfs vonden lijken op de vorm van hun patronen (in het Frans cartouche). |
Cenotaaf | Monument ter nagedachtenis aan een overledene die elders begraven is; denkbeeldig graf. |
Chapelle ardente | De ruimte of kamer, waarin het lichaam van een vorstelijke of ander belangrijk persoon wordt opgebaard. Ook wel rouwkapel genoemd. |
Cippus | Monumentale gedenksteen in de vorm van een afgeknotte piramide |
Columbarium | Aantal rijen van nissen boven elkaar om er urnen of lijkbussen in te plaatsen. |
Cordonlijst | Uitspringende lijst langs een gevel om verdiepingen te markeren of als verlenging van dorpels. De lijst is zodanig vormgegeven dat ze door schaduwwerking de horizontale geleding van een gevel onderstreept. |
Corpus | Uitbeelding van een lichaam, gewoonlijk dat van Christus, maar mogelijk ook van de overledene zelf. |