Termen en Begrippen
Glossaries
Term | Definition |
---|---|
Calvarieberg | (Golgotha) de oorspronkelijk buiten Jeruzalem gelegen heuvel waar Jezus gekruisigd werd. De naam komt van het Latijnse calvaria dat schedel betekent. De heuvel werd geacht de plaats te zijn waar Adam begraven was en stond derhalve bekend als “de plaats van de schedel”. Op katholieke kerkhoven en begraafplaatsen vaak opgenomen in de aanleg en veelal bekroond met kruis en corpus. |
Cartouche | Omlijsting van een verdiept of verheven vlak, gevormd als ingesneden en omkrullend papier of leer. Op het vlak kan een opschrift staan of een versiering aangebracht zijn. De naam cartouche zou ontstaan zijn onder de soldaten van Napoleon die in Egypte de vormen voor de faraoreliëfs vonden lijken op de vorm van hun patronen (in het Frans cartouche). |
Cenotaaf | Monument ter nagedachtenis aan een overledene die elders begraven is; denkbeeldig graf. |
Chapelle ardente | De ruimte of kamer, waarin het lichaam van een vorstelijke of ander belangrijk persoon wordt opgebaard. Ook wel rouwkapel genoemd. |
Cippus | Monumentale gedenksteen in de vorm van een afgeknotte piramide |
Columbarium | Aantal rijen van nissen boven elkaar om er urnen of lijkbussen in te plaatsen. |
Cordonlijst | Uitspringende lijst langs een gevel om verdiepingen te markeren of als verlenging van dorpels. De lijst is zodanig vormgegeven dat ze door schaduwwerking de horizontale geleding van een gevel onderstreept. |
Corpus | Uitbeelding van een lichaam, gewoonlijk dat van Christus, maar mogelijk ook van de overledene zelf. |
Crematorium | Een gebouw waar stoffelijke overschotten in een oven worden verbrand, of te wel gecremeerd. Het woord is afgeleid van het Latijnse ‘cremare’, wat verbranden betekent. |
Crypte | Letterlijk verborgen plaats. Gebruikt om de ruimte onder het koor van een kerk aan te duiden. Crypten worden dikwijls gebruikt als grafkelder. Zeer grote crypten hebben soms verschillende (graf) kamers. |