Gelegen naast de zuidelijke rondweg van de stad Groningen aan een zijweg van de Hereweg, die voert naar het zwembad de Papiermolen, ligt de rooms-katholieke begraafplaats van Groningen. Kantoorpanden aan de Hereweg onttrekken de begraafplaats aan het gezicht.
Door een groot hekwerk binnengekomen, wordt de aandacht getrokken door een imposante klokkestoel, zoals men die op verschillende begraafplaatsen kan tegenkomen, midden op een groot groen gazon. Onder dit gazon bevinden zich de stoffelijke resten van diegenen, die begraven lagen in en om de oude Broerkerk, op de fundamenten waarvan de St. Martinus verrees, die op haar beurt plaats moest maken voor de bouw van de Universiteitsbibliotheek. De plek wordt gemarkeerd door een gedenksteen. De zerken uit de Broerkerk hebben een plek gekregen in de kelder van het Academiegebouw in Groningen.
Om het gazon heen voert de weg naar de eigenlijke begraafplaats, waar we allereerst de graven zien van de bisschoppen Nierman en Möller en een aantal pastoors uit het bisdom. Ter linkerzijde een klein hofje met zitje rondom een kruisbeeld. Ter rechterzijde voert de weg naar de ingang van de kapel. Staande op de stoep met de rug naar de kapel strekt zich de begraafplaats uit.
Imposante graven van imposante families, want het lijkt wel alsof de gehele middenstand van Groningen, stuk voor stuk klinkende namen, hier een laatste rustplaats heeft gekozen. Uiteraard heel veel kruizen. Het middenpad leidt naar een indrukwekkend kruisbeeld. Ook minder imposante graven treffen we aan, elk met hun eigen verhaal.
De begraafplaats ademt zorg en zorgvuldigheid.
Ontstaansgeschiedenis
In 1872 werd begonnen met de aanleg van een rooms-katholieke begraafplaats aan de Hereweg te Groningen. Een terrein, dat lag binnen de voormalige verdedigingswerken en waarvoor aan de Minister van Oorlog toestemming moest worden gevraagd om de begraafplaats hier aan te leggen. Aan de pastoor van de Martinusparochie, die tevens deken was van Groningen en Assen, Mgr. F.W.A. Jansen (1806-1884), was het te danken, dat de katholieken eindelijk een eigen begraafplaats kregen.
Ter gelegenheid van zijn vijftigjarig priesterjubileum in 1879 werd op de begraafplaats een kapel gebouwd, één van de zogenoemde "Cuyperskerkjes". In de crypte onder deze kapel vond Mgr. F.W.A. Jansen zijn laatste rustplaats. Jansen heeft veel betekend voor de rooms-katholieken in dit noordelijk deel van Nederland. Je zou kunnen spreken van een soort emancipatie.
Het bisdom Groningen
Toen op 12 mei 1559 bij pauselijke bul een nieuwe kerkelijke hiërarchie voor de Nederlanden werd ingevoerd, ontstonden er een aantal nieuwe bisdommen, waaronder het bisdom Groningen. De Sint-Maartenskerk werd kathedraal en Johannes Knijff werd de eerste bisschop. Na zijn overlijden in 1576 werd hij bijgezet op het koor van de Martinikerk te Groningen. De tweede bisschop, Johannes van Bruheze, werd wel benoemd, maar is nooit gewijd en heeft, voorzover bekend, Groningen nooit bezocht.
De derde bisschop, Arnoldus Nijlen, week in verband met de Reductie van 1594 uit naar Brussel, waar hij in 1603 overleed. De Reductie (herovering van Groningen door Maurits en Willem Lodewijk van Nassau op Philips II) luidde het einde in van het bisdom. Het "oude geloof" moest plaats maken voor het "nieuwe geloof". Eerst in 1956 is er weer sprake van het bisdom Groningen (Groningen, Friesland, Drenthe en de Noordoostpolder).
De bisschoppen
De eerste bisschop wordt dan Mgr. Petrus Antonius Nierman, die in Groningen begon als pastoor van de Sint-Martinusparochie en deken van het dekenaat van Groningen. Nierman, die in 1901 geboren werd te Hilversum, werd priester gewijd in 1924. Na kapelaan geweest te zijn in Borne en Utrecht werd hij pastoor te Oosterhout om in 1954 pastoor te Groningen te worden. In 1956 werd hij bisschop gewijd. Als bisschop heeft hij deelgenomen aan het Tweede Vaticaans Concilie. Nierman kon de aanzet geven tot de uitvoering van de nieuwe inzichten met betrekking tot het kerk-zijn, voortvloeiend uit dat Concilie. Mgr. Nierman droeg de oecumene een warm hart toe. In 1969 werd hem, op eigen verzoek, eervol ontslag verleend als bisschop. Hij overleed in 1976 in Lage Vuursche. Na aanvankelijk daar begraven te zijn op het kloosterkerkhof, werd hij op 20 oktober 1998 herbegraven op de R.K. begraafplaats te Groningen, naast de kapel en het beeld van Christus-Koning. Zijn bisschoppelijke wapenspreuk luidde: DEUS.REFUGIUM.ET.VIRTUS (God is mijn toevlucht en kracht).
Opvolger van Mgr. Nierman werd Mgr. J.W.B.M. Möller. Johann Bernard Wilhelm Maria (Ben) Möller, geboren te Rotterdam op 31 oktober 1923, werd na zijn studie aan het grootseminarie te Rijsenburg op 24 juli 1949 tot priester gewijd. Hierna studeerde hij aan het Angelicum te Rome en in Leuven. Hij promoveerde in 1952 op 'De onstoffelijkheid van het voorwerp in de metafysica', een onderwerp uit de Summa Theologica van Sint Thomas van Aquino. Dr. Möller was korte tijd kapelaan in de Sint-Johannesparochie te Wageningen. In 1953 werd hij benoemd tot professor in de wijsbegeerte aan het filosoficum Dijnselburg in Huis ter Heide, waarvan hij in 1962 president werd. Hij werd in 1967 de eerste rector van de Katholieke Theologische Hogeschool Utrecht en was hoogleraar aan de KTHU, de KTHA en de Katholieke universiteit Nijmegen.
Op 24 mei 1969 benoemd tot bisschop van Groningen, werd hij op 28 juni 1969 door Bernardus kardinaal Alfrink, aartsbisschop van Utrecht, in de Prins Bernhardhoeve te Zuidlaren tot bisschop gewijd en in zijn diocees geïnstalleerd. De wapenspreuk van de nieuwe bisschop luidde: 'Vrede en Vreugde'. Hij bekleedde het episcopaat van 1969 tot zijn overlijden in 1999, want hoewel hij bij het bereiken van de 75-jarige leeftijd zijn ontslag had ingediend, verzocht Paus Johannes Paulus II hem aan te blijven tot een opvolger zou zijn benoemd. Mgr. Möller overleed op 26 april 1999 en werd begraven naast zijn voorganger op de rooms-katholieke begraafplaats te Groningen.
Opoe Tjadens
Op 17 mei 1935 bewees de bevolking van de stad Groningen de laatste eer aan een van haar beroemdste inwoners: Opoe Tjadens. Gebke Hinrichs Tjaden werd geboren in 1829 in Viktorbur (Duitsland). Haar jeugd bracht ze voor een deel door in Aurich. Tussen 1861 en 1864 is ze met haar man en één van haar twee dochters naar Nederland gekomen. Bekend is, dat ze op haar 40e nog woonde in Petten, waar op 1 oktober 1872 haar jongste kind werd geboren. Daarna vertrok ze naar Groningen, waar ze dus ruim 40 jaar heeft gewoond.
In 1932 was ze met haar 103 jaar de oudste inwoonster van Nederland. Een beroemdheid in de ogen van de Groningers. Ieder kende deze opmerkelijke verschijning, die zich door de binnenstad voortbewoog achter een kinderwagen: voor haar in die tijd wat voor ouderen nu een rollator is.
Een voorbeeld van taaie levenskracht en even taaie levensvreugde, zoals Het Noorden in Woord en Beeld vermeldde. Op 29 maart 1935 was het een drukte van belang in de straat waar ze woonde. Er werd gemusiceerd, de kinderen van de kleuterschool boden gelukwensen aan, de Commissaris van de Koningin en de burgemeester ontbraken niet. Toch had het er even op geleken dat opoe, die ziek geworden was, het niet zou halen. Maar ze herstelde en verklaarde opgewekt: "Ik begun weer te leven, 'k bin nog mor zes, dij aander honderd heb 'k weggooid". Toch werd dit haar laatste verjaardag. Ze overleed op 13 mei 1935. Ze vond haar laatste rustplaats op de rooms-katholieke begraafplaats te Groningen.
Het beeld van Christus-Koning
Het beeld heeft hier een waardige plaats gekregen. Geschonken door katholieke Groningers ter gelegenheid van het eeuwfeest van de parochie van de Heilige Martinus had het z'n plaats bij de voormalige Broerkerk tegenover het Academiegebouw. Studenten, tijdens de ontgroeningsfeesten, plachten het beeld nogal eens te ontwijden met bierflessen, terwijl provo's het nogal eens bewerkten met rode verf. Daarom werd besloten eind jaren zestig om het beeld te verplaatsen. Zo kreeg het z'n nieuwe plek naast de kapel van de begraafplaats. Wie het beeld van dichtbij bekijkt, ontdekt de kogelgaten, die het opliep in de Tweede Wereldoorlog. Door misschien baldadig schietende Duitse militairen.
In de jachtige samenleving van deze eenentwintigste eeuw is deze begraafplaats, als plek om te gedenken en te overdenken, een kostbaar goed.
Literatuur & bronnen
- Nieuwe Groninger Encyclopedie; Groningen (1999)
- Grafbloempjes, Edward Houting; (2002)
- Als de Dag van Gisteren, Honderd jaar Groningers nrs 7 en 15; (1989/1990)
- Bidprentjes Bisschoppen, Bisdom Groningen
- Katholiek Nieuwsblad april 1999
- Biografisch Woordenboek van Nederland; Den Haag (2001)
- informatie van Mevr. Esther Zwart, achter-achterkleindochter van Opoe Tjadens