Oude begraafplaatsen, oude grafmonumenten en van die laatste vooral veel en in allerlei vormen. De namen op die zerken zeggen ons meestal niet zoveel, behalve wanneer het gaat om bekenden. In veel gevallen zit er een verhaal achter een grafmonument dat niemand kan vermoeden. Zo ook met bovenstaand graf op de Oude Stadsbegraafplaats in Leeuwarden, afdeling 4, regel 25, graf 8. De namen van de overledenen op dit grafmonument wijzen er op dat hier twee personen liggen begraven. De eerste die volgens de steen hier begraven ligt is Antje Wilhelmina van der Zee, geboren te Hilversum in 1881 en overleden in Leeuwarden in 1918. Misschien was ze slachtoffer van de Spaanse Griep? Hilles de Vries, officieel Jelle geheten was kennelijk haar echtgenoot. Hij overleefde zijn vrouw bijna 25 jaar! Maar het verhaal van dit graf is daarmee niet verteld.
Daarvoor gaan we terug naar Leeuwarden in de nacht van zaterdag op zondag, en wel die van 6 juli 1890. Overdag was schipper Minne Wielenga met zijn praamschip aangemeerd aan de Sneekerkade in de stad. Die nacht sliep hij met zijn vrouw Jaaike en zeven kinderen in het vooronder van zijn schip dat diep in het water lag omdat het een lading klei aan boord had. In de krant van dinsdag 8 juli kon men lezen hoe het relaas verder ging:
"Omstreeks 1 uur in den nacht werd hij door zijn vrouw gewekt, daar het hevig stormde en zij meende, dat er gevaar voor het schip was. De schipper ijlde naar boven en wilde de praam naar de overzijde der vaart duwen, om zoodoende meer beveiligd tegen den stormwind te zijn. Terwijl hij hiermede bezig was en zijne vrouw met twee andere kinderen ook boven was gekomen, zonk het vaartuig, dat met klei diep geladen was, eensklaps in de diepte weg. Inmiddels waren twee schippers, die daar in de buurt lagen, op het angstgeschrei te hulp gekomen, zij slaagden er slechts in den schipper en twee kinderen, een jongen en een meisje te redden. De moeder met twee der kinderen zagen zij op eens verdwijnen, en door het hevig stormweder op dat oogenblik bleven alle verdere middelen tot redding vruchteloos. Twee andere kinderen, die in het schip waren gebleven, zijn waarschijnlijk slapende verdronken. Den toestand van den vader te schetsen, die daar zoo eensklaps zijne vrouw en vier kinderen zag verloren gaan, is niet mogelijk. De vrouw werd al spoedig in de nabijheid van het gezonken vaartuig opgevischt, terwijl het jongste kind, dat zij op den arm droeg, gisteren in den loop van den dag in het naburige Huizum kwam aanspoelen. Het vaartuig werd gisteren namiddag boven water gehaald, waarbij bleek, dat slechts het lijk van één kind in het vooronder aanwezig was, zoodat nog twee kinderen werden vermist. Volgens een later door ons ontvangen bericht is later nog het lijk van een der kinderen opgevischt. Er ontbreekt nu nog een meisje van drie jaren."
Er had zich die nacht een vreselijke ramp afgespeeld in Leeuwarden. Dat het jongste kind, destijds 10 maanden oud, kwam aanspoelen in het naburige Huizum toont dat de stroming in het kanaal groot was. Dat zal ook de reden zijn dat de driejarige Maaike pas na drie dagen gevonden werd. In de krant van donderdag 10 juli 1890 was een bericht te lezen over de begrafenis van de doden. In de ochtend van 9 juli werden de schippersvrouw en drie van haar kinderen begraven op de vierde afdeling van de algemene begraafplaats. Het was volgens de correspondent een aandoenlijk gezicht: "die vier doodkisten en daarachter de treurende vader met de hem overgebleven drie kinderen twee jongens van 10 en 12 jaar en een meisje van 13 jaar".
Bij de open groeve sprak dominee P.J. Romijn over de noodlottige nacht, om daarna de bedroefde man en diens kinderen "op te wekken tot onderwerping in hun droevig lot". Er waren veel mensen aanwezig bij de begrafenis die volgens het bericht in de krant allen innig bewogen waren, zowel door de treurige plechtigheid zelf, als door de toespraak van de dominee. Kort voor de begrafenis was ook het lijkje van de driejarige Maaike in een van de grachten gevonden. Haar stoffelijk overschot werd een dag later, de tiende juli, begraven in hetzelfde graf als haar moeder en broertjes. Vijf leden van één familie in een graf. De moeder 39 jaar oud, Sjoerd van 8, Jan van 6, Maaike van 3 en baby Hendrik, nog maar 10 maanden oud.
Daarmee is het verhaal achter het grafmonument op de vierde afdeling eigenlijk nog niet af, want in het graf vonden nog meer Leeuwarders hun laatste rustplaats. Als eerste vond op 1 juni 1857 Wiebe Boorsma hier zijn laatste rustplaats, 20 jaar oud. Twee weken later volgde het lijkje van Antje Meijer, slechts vijf maanden oud. Een dag later nog een baby, de 9 maanden oude Japke de Vries. Op 23 juni 1857 werd Rudolf Graatsma hier begraven, 15 jaar oud. Hiermee was het graf voor lange tijd vol. Een eenvoudig teken zal het graf hebben gedekt. In 1875 werden weer drie lijken begraven. Als eerste Jan de Vries, 33 jaar oud op 19 april 1875. Daarna volgden aan het eind van de maand nog twee baby 's, Johannes van Lingen van 5 maanden en Maria Frenken van 10 maanden. Daarna volgde in 1890 de vier kinderen en hun moeder die in de nacht van 5 op 6 juli het leven lieten. Jaren later werd het graf door de familie De Vries gekocht, waarschijnlijk om het stoffelijk overschot van Antje Wilhelmina van de Zee te kunnen begraven. Haar man werd als laatste in het graf op 16 juli 1943 begraven. Zou hij geweten hebben met wie hij deze plek deelde en zou hij de verhalen hebben gekend?
Veertien stoffelijke overschotten op één plaats begraven. Wat zegt dan dat ene grafmonument met slechts twee namen. Zo gaat het met vele graven, zij rusten in anonimiteit...
Met dank aan Dirk Swierstra
Literatuur
- Bericht in de Leeuwarder Courant van dinsdag 8 juli 1890
- Bericht in de Leeuwarder Courant van donderdag 10 juli 1890