Ruim zestig jaar na de Tweede Wereldoorlog is het aantal monumenten dat symbolen van die tijd met zich meedraagt nog maar spaarzaam. Veel grafmonumenten zijn verdwenen. Maar het blijkt dat de getoonde symboliek niet altijd het verhaal vertelt wat je zou verwachten. Zo ook niet bij het grafmonument van Wilhelm Rudolph Aalbers, overleden in het oorlogsjaar 1942.
Wilhelm Rudolph Aalbers werd op 23 mei 1875 geboren in het toenmalige Karlshafen (D) Als kind van een Nederlandse vader en een Duitse moeder groeide Aalbers op in Karlshafen en ging er naar school. Hij werkte in verschillende bierbrouwerijen en volgde een aantal opleidingen in München. Ondanks dat Aalbers in Duitsland geboren was, bezat hij de Nederlandse nationaliteit. In 1914 vertrok hij daarom naar Nederland om zijn dienstplicht te vervullen. Hij werd echter afgekeurd vanwege zijn lengte. In plaats van terug te keren naar Duitsland ging Aalbers werken in een bierbrouwerij in Leiden. Via Vlissingen kwam hij uiteindelijk in het Gelderse Tricht terecht. Daar ging hij werken als brouwmeester bij de bierbrouwerij Fortuna. De Eerste Wereldoorlog veroorzaakte echter een schaarste aan grondstoffen en de eigenaar van de brouwerij, Smits, zag zich genoodzaakt de brouwerij te sluiten. Aalbers nam een deel van de apparatuur over en kocht een voormalige boerderij aan de Meersteeg 5 in Tricht. Omdat bierbrouwen niet meer rendabel was begon hij hier een bottelarij en limonadefabriek. In die tijd leerde Aalbers de onderwijzeres Dirkje Hendrika van Erkom kennen en op 30 oktober 1919 traden ze in het huwelijk. Dirkje deed vanaf dat moment de boekhouding van het bedrijf. Op 25 mei 1921 werd hun dochter Helene Amalia geboren.
Het bedrijf van Aalbers floreerde en in het gezin ging alles z’n gangetje tot de meidagen van 1940. De familie werd verdacht van Duitse sympathieën, enkel omdat Aalbers geboren was in Duitsland en zijn moeder een Duitse was. Het hele gezin werd geïnterneerd op het politiebureau van Geldermalsen. Nog voor de Nederlandse capitulatie werden ze echter weer in vrijheid gesteld, aangezien van alle verdenkingen niets bleek te kloppen
De T-Ford die Aalbers in 1923 had gekocht, was gevorderd door het Nederlandse leger en zou niet eerder terugkomen dan na de Nederlandse capitulatie. Echter werd de wagen meteen weer gevorderd door de Duitse Wehrmacht. Vanaf dat moment ging alle transport weer ouderwets zoals het tot 1923 was gegaan, met paard en wagen. Tijdens de bezetting werd het bedrijf voortgezet, zij het met enige beperking waar het ging om grondstoffen en vervoer. In de Rotterdamse wijk Crooswijk was de Oranjeboombrouwerij gevestigd waarvan Aalbers de vaten betrok, om vervolgens zelf het bier over te gooien in flesjes. De vaten die per trein werden vervoerd konden niet verder getransporteerd worden dan Geldermalsen en werden vandaar per paard en wagen naar Tricht vervoerd. Het treinvervoer werd in die tijd ernstig bemoeilijkt vanwege geallieerde beschietingen, maar vooral ook vanwege verplaatsingen van troepen en materieel door de bezetter.
Op 14 oktober 1942 overleed Aalbers, waarna hij werd begraven op de algemene begraafplaats van het nabij gelegen Buurmalsen. Na de dood van Aalbers zette zijn weduwe de zaak voort. Zij zag zichzelf opgezadeld met een nieuw probleem, aangezien ze niet zelf naar de cafés in de omgeving wilde en zag zich genoodzaakt een vertegenwoordiger aan te stellen.
Nadat de Betuwe in het voorjaar van 1945 was bevrijd, werd de weduwe Aalbers onder huisarrest geplaatst. Men had het idee dat de familie wel ‘fout’ zou zijn geweest tijdens de bezettingsjaren. Tenslotte hadden zij al die jaren hun bedrijf kunnen voortzetten en was Aalbers van Duitse afkomst. Na onderzoek bleken de beschuldigingen niet sterk genoeg om tot internering over te gaan. De weduwe bleef echter onder huisarrest. De PRA (Politieke Recherche Afdeling) zag namelijk in de Eohl-runen op het graf van de overleden Aalbers verdere aanleiding tot verdenking. Deze tekens stonden tenslotte symbool voor geboorte en sterven volgens de Germaanse tradities, een symboliek die vooral werd gebruikt door de NSB en haar sympathisanten. De inventaris van de familie werd door het NBI (Nederlands Beheer Instituut) in beslag genomen en minutieus gearchiveerd. Elk meubelstuk, kledingstuk en gebruiksvoorwerp werd opgetekend. Zo was er een schommelstoel in huis die werd omschreven als waardeloze ballast in het geval de huisraad vervoerd moest worden. Naast alle huisraad werd ook de inventaris van de firma Aalbers in beslag genomen en uiteraard ook alle banktegoeden. Na zes maanden werd het huisarrest en het beheer opgeheven omdat er niets tegen de weduwe en de firma kon worden ingebracht inzake collaboratie of enige andere vorm van hulpverlening aan de vijand. Dat het NBI het beheer had opgeheven werd echter pas in februari 1947 per brief bekend gemaakt en vanaf dat moment volgde een uitgebreide correspondentie tussen de rechtbank in Arnhem en de weduwe Aalbers. Het lijkt dat ondanks jarenlange verzoeken de rechtbank niet veel meer kon of wilde dan de brieven doorsturen naar het NBI. In ieder geval zal de drukte in die jaren bij de rechtbank de voortgang ernstig hebben belemmerd. Uiteindelijk zou het bedrijf van de familie Aalbers verkocht worden aan Heineken. Vanwege alle beslommeringen rondom het opheffen van het beheer zou dit echter pas in 1949 plaatsvinden.
Dochter Helene was intussen vertrokken naar Frankrijk als au pair. Zij zou pas in de zeventiger jaren terugkeren naar Tricht. Na de dood van haar moeder betrok ze de woning van de familie.
Dirkje Hendrika Aalbers overleed op 20 juli 1979. Bijzonder is dat ook bij deze gelegenheid gebruik is gemaakt van Eohl-runen. Uit onderzoek blijkt dat betrokken personen niets met collaboratie in enige vorm dan ook te maken hebben gehad. Navraag leert ook dat noch de vader, noch de moeder en ook de dochter geen link hadden met de NSB. Geen van de leden van het gezin heeft een strafdossier in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging van het Nationaal Archief. Enkel bestaat er een NBI-dossier waaruit blijkt dat van enige vorm van collaboratie geen sprake is. Het blijft echter curieus dat in 1942 gekozen is voor deze grafsymboliek, terwijl een ieder toen wist dat dit ‘foute’ symboliek was. De grafsymboliek was destijds aanleiding voor het huisarrest van de weduwe Aalbers en ook zij heeft, ruim 30 jaar na de oorlog, deze symboliek meegekregen op het grafmonument. Een keuze die de weduwe zelf heeft gemaakt volgens haar dochter.
Al met al is dit een geschiedenis die na onderzoek meer vragen heeft opgeleverd dan antwoorden. (2010)
Bronnen
- De Teisterbander, 13-11-1942, 08-09-1943, 10-02-1945,
- Zaltbommelsch Nieuws, 08-06-1918, 18-10-1919, 27-04-1921, 11-05-1921, 25-06-1921, 23-03-1934,
- Nationaal Archief Den Haag, NBI dossier 27384.
- Interviews met H.A. Aalbers.
- Dorpskrant Tricht, 21-12-2006.
- Gelders archief.
- Archief Buurmalsen, BS Buurmalsen huwelijk 1919 aktenr. 13, BS Buurmalsen overlijden 1942 aktenr. 19