In de Domkerk in Utrecht bevindt zich op het hoogkoor het praalgraf van vice-admiraal Van Ghent. Het is een fraai grafmonument met de beeltenis van Van Ghent, een sculptuur van de hand van Rombout Verhulst, een van 's lands meest vermaarde beeldhouwers. Het grafmonument is om meerdere redenen opvallend te noemen, maar velen die de beeltenissen op het monument bekijken, zullen zich afvragen waarom een vice-admiraal, gestorven in dienst van de Amsterdamse admiraliteit, ligt begraven in de Domkerk in Utrecht. Het lijkt misschien een eenvoudige vraag, maar eigenlijk weet niemand de precieze redenen waarom Van Ghent in Utrecht ligt begraven. De omstandigheden van zijn dood zijn bekend, maar over zijn begrafenis doen verschillende verhalen de ronde.
De loopbaan van Van Ghent
Willem Joseph van Ghent werd op 14 mei 1626 gedoopt in de kerk van het Gelderse dorp Winssen. Aangenomen wordt dat hij dezelfde dag geboren is. Willem Joseph nam al op jonge leeftijd dienst in het leger. Tussen 1644 en 1664 maakte hij carrière in het regiment van de Graaf van Hoorne. In die periode maakte hij voor het eerst kennis met de zee, toen hij in 1659 meevocht bij de verovering van het eiland Fünen door Michiel de Ruyter. In december 1664 werd Van Ghent benoemd tot luitenant-kolonel en tevens gouverneur van Hellevoetsluis. In die periode stonden de soldaten die meegingen op expedities van ondermeer Johan Evertsen niet goed bekend en werd hen vaak lafheid verweten. Daarom zochten de Staten-Generaal naar officieren die de soldaten de nodige tucht en orde konden bijbrengen. Van Ghent leek de aangewezen persoon en hij werd in december 1665 benoemd tot kolonel van het Eerste Regiment Mariniers, van bijna twintig compagnieën. Daarmee is Van Ghent de eerste bevelhebber van het Korps der Mariniers in de vaderlandse geschiedenis. Van Ghent leidde zijn soldaten speciaal op om mee te vechten wanneer een vijandelijk schip werd geënterd en om speciale acties op land uit te voeren. Van Ghent kreeg een positie vlak onder vlagofficier en boven kapitein. Al snel maakte hij door zijn inzicht indruk op De Ruyter en werd hij een van de secondanten van De Ruyter, zo ook bij de Tweedaagse Zeeslag in juli 1666. Totdat zijn eigen schip volledig kapot geschoten was, wist hij De Ruyters schip te ondersteunen. Na een rel tussen De Ruyter en Cornelis Tromp, werd Van Ghent Tromps opvolger als luitenant-admiraal van het Hollandse eskader. Van Ghent vond zelf dat hij te weinig ervaring had voor de post en anderen, zoals Johan de Witt, zagen liever geen edelman benoemd in een dergelijke belangrijke functie. De Staten-Generaal en De Ruyter zetten hun zin echter door en in september van dat jaar voer Van Ghent uit om koopvaardijschepen te konvooieren. Al snel bewees Van Ghent het gelijk van de hoge heren.
Meest geroemd is Van Ghent waarschijnlijk om zijn rol bij de legendarische Tocht naar Chatham in 1667. Hierbij wist De Ruyter het Engelse vlaggenschip de Royal Charles mee terug te voeren naar Amsterdam en vele schepen te vernietigen, waaronder drie grote oorlogsschepen. Hierdoor werd er niet alleen een grote schade aan de Engelse vloot toegebracht, maar werden de Engelsen ook enorm vernederd. In de jaren daarop volgend maakte Van Ghent enkele reizen om kapers en vijandelijke schepen op te sporen die als doel hadden thuisvarende handelsschepen of vissersvloten aan te vallen. In latere jaren was het Amsterdamse eskader van Van Ghent succesvol bij het bestrijden van zeerovers. Daarbij veroverde Van Ghent samen met samenwerkende Engelsen een aantal Algerijnse fregatten, waarbij honderden Christenslaven, waaronder vijftig Nederlanders, werden bevrijd. In die tijd liet De Ruyter zijn schepen herhaaldelijk manoeuvreren, zijn vlagofficieren regelmatig krijgsraad houden en zijn manschappen exerceren, zodat de vloot klaar zou zijn voor een volgende oorlog. Die oorlog kwam al snel, als gevolg van een, naar hedendaagse maatstaven, onbenullig incident, waar Van Ghent bij betrokken was. Bij een doortocht van de vrouw van de Engelse gezant dwars door de Nederlandse vloot, weigerde Van Ghent op verzoek van de Engelse kapitein zijn vlag te strijken en zijn marszeil te laten vallen. Ondanks aandringen bleef Van Ghent weigeren en werd hij uiteindelijk gesteund door de Staten-Generaal. De Engelsen grepen ondermeer deze gebeurtenissen aan om samen met Frankrijk, Munster en Keulen in april 1672 Nederland de oorlog te verklaren.
In juni van dat jaar vond de Slag bij Solebay plaats. Het zou de laatste zeeslag voor Van Ghent worden. Op 7 juni stond Van Ghent als vlagofficier op het opperdek van het vlaggenschip. Hier konden de vlagofficieren het verloop van de strijd goed volgen, maar waren ze tevens bijzonder kwetsbaar voor vijandelijke kanonniers en scherpschutters. Al een half uur na aanvang van de zeeslag werd zijn linkerbeen bij de knie afgeschoten en kreeg hij een aantal kogels in borst en buik. Hij stierf ter plaatse. Van Ghent was slechts zesenveertig jaar.
laatste rustplaats
Er doen verschillende verhalen de ronde wat er met het dode lichaam van Van Ghent gebeurde. Gerard Brandt verhaalt in zijn biografie (1687) van De Ruyter: "Zijn lijk werd met een galjoot [1] naar Holland gevoerd, in Den Haag gebalsemd en daarna te Utrecht in de Domkerk met de praal der gewoonlijke eereteekenen begraven". In een "Journael" uit 1674 zou echter te lezen zijn dat het lichaam op 10 juni 1672 (slechts drie dagen na zijn dood!) aankwam in Utrecht, daar werd gebalsemd en vervolgens naar Arnhem is gebracht. Van beide mededelingen is nergens een bevestiging gevonden.
In het resolutieboek van het Domkapittel is op 8 augustus 1674 sprake van het oprichten van een graftombe voor Van Ghent in de kerk. Dit is vlak na het instorten van het schip van de Domkerk en vrienden van de admiraal vragen het kapittel om een andere plaats voor de graftombe en de kelder. Dit betekent dat Van Ghent eerst in een grafkelder elders in de Dom begraven lag, waarna hij werd verplaatst naar het hoogkoor. Twee jaar later, op 26 juni 1676, is het monument voltooid en geplaatst op het hoogkoor. Op dat moment lijkt het dode lichaam van Van Ghent echter nog niet in de grafkelder te rusten, deze schijnt pas in 1680 in stilte naar het praalgraf te zijn gebracht. Enig bewijs daarvan is de Domrekening van 4 december van dat jaar, die melding maakt van de ontvangst van zes gulden voor het openen van het graf "van den admiraal van Gendt". Vraag is dan waar het lichaam van de admiraal in de jaren tussen zijn overlijden in 1672 en zijn bijzetting in 1680 bewaard is gebleven. Mogelijk in de eerste grafkelder, maar wellicht elders. In ieder geval werd de stad Utrecht in juni 1672 belegerd door Franse troepen. Op 26 juni werd een verdrag met de Fransen getekend, wat door het gewest Holland als verraad werd beschouwd. De Admiraliteit van Amsterdam zal daarom op dat moment geen praalgraf voor Van Ghent hebben kunnen laten maken. Bovendien werd de Domkerk na de capitulatie van Utrecht bestemd voor de katholieke eredienst, wat op dat moment ook een praalgraf voor Van Ghent uitsloot. De mogelijkheid blijft bestaan dat Van Ghent in 1672 wel in de Domkerk is bijgezet, maar niet uitgesloten kan worden dat hij elders is begraven.
Een verklaring waarom Van Ghent in de Domkerk ligt begraven is te vinden in het feit dat hij al in 1639, dus op zeer jonge leeftijd, ter opneming in het kapittel werd voorgedragen door een oom van moeders kant, een kanunnik in het Domkapittel. Willem Joseph werd later niet alleen Domheer van Utrecht, maar volgde in 1642 zijn oom Willem op als Proost van Elst. Als kanunnik, latere Domheer en Proost van Elst, had Van Ghent het recht om in Utrecht begraven te worden.
Het grafmonument
Het praalgraf draagt de signatuur van Rombout Verhulst, die ook het grafmonument van De Ruyter beeldhouwde. Zijn naam is terug te vinden op het kussen waarop het hoofd van Van Ghent rust, evenals het jaartal waarin het praalgraf voltooid werd, R. Verhulst - 1676.
Van Ghent ligt gekleed in harnas, met pruik, commandostaf en degen, uitgestrekt op een met doeken omwonden stromatras. Zoals gebruikelijk bij zeehelden van de Admiraliteit van Amsterdam werden deze met grootse monumenten met vermelding van hun heldendaden geëerd. De Latijnse tekst op de zwartmarmeren plaat verhaalt over "zijn beroemde tocht op de Theems", een verwijzing naar de Tocht naar Chatham. Ook plaatst het Van Ghent in de lijn van roemruchte voorvaderen als Maarten van Rossem, "de oorlogsbliksem" en zijn ooms Walraven en Otto "baronnen van Gendt [...] namen vermaard in de oorlog tegen drie Philipsen". Van Ghent was "[e]en ware klip voor de zeerovers die de zee voor de Bataven onveilig maakten; hij heeft ze uit elkaar gejaagd; gevangen genomen en (hun schepen) verbrand." Onder het grafschrift het wapen van Van Ghent, geflankeerd door twee klimmende leeuwen en twee ankers. Onder het beeld van Van Ghent is een zeeslag verbeeld, mogelijk de Slag bij Solebay voorstellend. Links en rechts van het beeld zijn een aantal kwartierwapens opgenomen. Op de kroonlijst van het grafmonument staat links het wapen van de Generaliteit en rechts het ongekroonde wapen van Oranje-Nassau. Het bovenste deel van het grafmonument laat een obelisk zien, als teken van macht, standvastigheid en deugd. Het geheel wordt geflankeerd door vaandels en vlaggen. Links en rechts van het grafschrift tal van doodsymbolen zoals een met korenaren gekroond doodshoofd, eikenloof en engelen. Uiteraard is het geheel rijkelijk geïllustreerd met het nodige wapentuig als pijlen, bijlen en zwaarden. Een grafmonument dat zijn dode eer aandoet, geheel in de geest van de tijd.
Literatuur
- Gerben Graddesz Hellinga, Zeehelden uit de Gouden Eeuw, Zutphen 2006
- Uit het leven en bedrijf van den heere Michiel de Ruiter - hertog, ridder etc, L. Admiraal-generaal van Holland en Westfriesland beschreven door Gerard Brandt. Bloemlezing door prof. Dr. G. Kalff; Amsterdam, 1906
- P. Borst, A. de Groot, J.G. Jonker-Klijn, R. Roks, Graven en begraven in de Dom van Utrecht; Bunnik, 1997
- D.E.A. Faber, R.N.J. Rommes, 'Op weg naar stabiliteit (1618-1747)' in: 'Een paradijs vol weelde' - Geschiedenis van de stad Utrecht, Utrecht, 2000
- Piet van de Geer, 'De zeeheld van Ghent komt uit Winssen' in: Tweestromenland nr. 168 (mei 2016) via wjvanghent.nl
Met dank aan Geert Rolf.