Vanaf begin 1943 pleegden Nederlandse verzetsstrijders een reeks van aanslagen op verschillende collaborateurs. Het eerste kopstuk dat doel werd van deze acties was de bevelhebber van het Nederlandse Vrijwilligerslegioen, luitenant-generaal H.A. Seyffardt.
Hendrik Alexander Seyffardt, geboren in 1872,was de zoon van voormalig minister van oorlog A.L.W. Seyffardt. Op vijftienjarige leeftijd werd hij als cadet ingeschreven aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda. Het werd een begin van een lange militaire carrière, die aanvankelijk eindigde in 1934 toen hij als chef van de generale staf met pensioen ging. Hij zette zich vervolgens politiek in voor het zeer autoritair gerichte Verbond voor Nationaal Herstel. Seyffardt stond destijds bekend om zijn sterke anticommunistische en pro-Duitse gevoelens. In deze periode begon Seyffardt met het schrijven van artikelen in Volk en Vaderland, het weekblad van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB). In 1937 zou hij voor een half jaar lid zijn van deze partij. In augustus 1941 liet hij zich opnieuw inschrijven, ditmaal echter als geheim lid, tevens werd hij begunstiger van de Germaanse SS.
Nadat Seyffardt begin 1941 een aanbod had geaccepteerd om bevelhebber te worden van een Nederlands Vrijwilligerslegioen was hij weer in de publieke belangstelling gekomen. De functie was hem echter vooral vanwege propagandadoeleinden toebedeeld, het werkelijke commando kreeg hij niet. Seyffardt was er stellig van overtuigd dat hij Nederlanders er toe kon bewegen zich in groten getale te melden om dienst te nemen in het Vrijwilligerslegioen. De belangstelling viel echter tegen. De meeste aanmeldingen waren bovendien van leden van de NSB, terwijl de Duitse bezetter gehoopt had ook veel voormalige militairen en anderen aan te trekken. In de praktijk zou het legioen niet anders fungeren dan als een eenheid van de Waffen-SS, dit tot teleurstelling van Seyffardt die een zelfstandige eenheid voor ogen had.
Seyffardt stond door zijn rol symbool voor de militaire collaboratie en daarmee werd hij een belangrijk doelwit voor het verzet. Seyffardt maakte ook onderdeel uit van het schaduwkabinet van ‘Gemachtigden’ dat Mussert op 1 februari 1943 had ingesteld. Seyffardt was hierin ‘Gemachtigde’ voor het Vrijwilligerslegioen. Het verzet was bang dat als Mussert aan de macht kwam, Seyffardt een algemene militaire dienstplicht zou invoeren, waarbij dienstplichtigen in dienst zouden moeten treden van de Duitse bezetter. In de ogen van het verzet was Seyffardt daarom een grote bedreiging.
De liquidatie
Vanuit de Corellistraat 6 in Amsterdam opereerde de linkse verzetsgroep CS-6. De groep was bekend geworden met een aantal spectaculaire acties in Amsterdam in de voorgaande oorlogsjaren. In januari 1943 kreeg de leider van de groep, Gerrit Kastein, het idee om een aantal verraders en collaborateurs uit te schakelen met als doel de Duitse gelederen verder te demoraliseren na de Duitse nederlaag bij Stalingrad. Hun eerste doelwit werd Seyffardt, boegbeeld van het Nederlandse Vrijwilligerslegioen.
Op 5 februari ging bij Seyffardt thuis in Scheveningen de deurbel. Seyffardt opende en zag de jonge Jan Verleun en Kastein. Verleun opende onmiddellijk het vuur en Seyffardt zeeg ineen. Er vanuit gaande dat Seyffardt dood was, vluchtten Verleun en Kastein. Seyffardt overleed echter pas de volgende dag, nadat hij nog had kunnen vertellen dat de daders mogelijk studenten waren. Zijn laatste wens was echter dat er geen represaillemaatregelen tegen hen getroffen zouden worden. De Duitse bezetter trok zich hier niets van aan en hield razzia’s op de universiteiten en hogescholen in Amsterdam, Delft, Utrecht en Wageningen. In totaal werden 1800 jongemannen tussen de achttien en vijfentwintig jaar, waaronder ruim 600 studenten, opgepakt en afgevoerd naar het concentratiekamp Vught. De meeste studenten werden vrijgelaten nadat ze een loyaliteitsverklaring hadden getekend. Studenten die hierna wilden blijven studeren moesten ook zo’n verklaring tekenen. Een grote meerderheid weigerde dit, wat tot meer actief studentenverzet leidde.
In het derde nummer van het, dat jaar voor het eerst verschenen, ondergrondse Trouw werd de moord op Seyffardt veroordeeld. “De aanslag draagt niet het karakter van verdediging tegen een aanval, maar van een strafgericht tegen een landverrader. Een onwettig strafgericht, want het zwaard tot handhaving van het recht is aan de overheid toevertrouwd, niet aan particulieren.” Volgens Trouw moest de politieke moord als misdrijf worden gezien, het is “een middel erger dan de kwaal”. […] “De politieke moord past bij de nationaal-socialistische beschouwing: recht is wat voor den staat nuttig is.” Het laat zien dat hoewel velen de daden van Seyffardt verafschuwden, niet iedereen gelukkig was met de gekozen oplossing om hem het zwijgen op te leggen.
De plechtigheid
Op 10 februari vond ’s ochtends een plechtigheid plaats op het Binnenhof in Den Haag. Voor de ingang van de Ridderzaal was een katafalk geplaatst met daarop de kist met het ontzielde lichaam van Seyffardt. Op de kist lag de oranje-blanje-bleu-vlag van het Legioen, met daar bovenop de verkregen ordetekenen en de sabel van Seyffardt. Aan weerszijden van de kist stonden hoge zuilen met erevlammen. Daarachter een erewacht, gevormd door enkele mannen van het Vrijwilligerslegioen met de standaard en verder vertegenwoordigers van de SS, de W.A., de N.S.B. en de Jeugdstorm en hun vaandels.
Tijdens de hele plechtigheid vlogen Duitse vliegtuigen ereronden boven het Binnenhof. Vanaf half tien liep een lange stoet van belangstellenden langs de baar. Nadat verschillende troepenonderdelen zich hadden opgesteld, verschenen Rauter, Seyss-Inquart, Mussert en andere hoge autoriteiten. Nadat de troepenonderdelen hun eerbewijzen hadden gebracht en het muziekkorps een treurmars had gespeeld, nam Mussert het woord. Hij sprak vol lof over het soldatenhart van Seyffardt die zich, volgens hem, had ingezet voor volk en vaderland, tot hij in zijn huis werd neergeschoten. “Hij heeft het groote voorrecht gehad om op een leeftijd, waarop anderen sterven in hun bed, te vallen als soldaat. Dit vervult ons met ontroering en tempert onze smart. Generaal Seyffardt, wij zijn niet alleen gekomen om u te herdenken en uitgeleide te doen. Wij zijn gekomen ook om u te danken en om in het aangezicht van den dood u een gelofte te doen. […] Honderden zijn gevallen in het Legioen en gij hebt hun lot nu gedeeld, […] Uit naam van het Nederlandsche volk – zoover het begrip heeft van de enorme worsteling van deze tijd – zeg ik u, generaal Seyffardt, dat wij het communisme hier zullen uitroeien met wortel en tak. De groote worsteling van Duitschland en Italië met hun verbondenen, is ook onze worsteling.”
Na de toespraak legde Mussert een krans bij de baar, waarna generaal Christiansen, bevelhebber van de Wehrmacht, na een laatste groet, ook een krans legde. Vervolgens nam Rauter het woord en las een passage uit een brief van Himmler voor. Als laatste sprak Rijkscommissaris Seyss-Inquart. Hij referreerde aan de laatste wens van deze ‘edele’ man, waarin hij vroeg geen wraak te nemen voor zijn dood. “Het was de wensch van den doode, dat een passende vergelding achterwege blijft. […] Hij besliste niet voor datgene dat voorbij was, maar voor de toekomst van zijn volk en van onze Europeesche en Germaansche gemeenschap. Hij gaf zichzelf en viel als een echte Nederlandsche patriot.” Zowel Mussert als Seyss-Inquart gebruikten deze plechtigheid optimaal als propaganda. Voordat Seyss-Inquart tot slot een krans plaatste namens Hitler, sprak hij nog uit dat de eerste compagnie van het Nederlandse Legioen de naam Generaal Seyffardt werd verleend.
De plechtigheid werd afgesloten met het spelen van het Deutschlandlied, het Horst Wessellied en het Wilhelmus, waarna de kist, nog steeds bedekt met het oranje-blanje-bleu, op een affuit werd geplaatst, getrokken door zes paarden en begeleid door zestien slippendragers en de erewacht. Vooraf gingen kransdragers en kleine deputaties van Jeugdstorm, Legioen en W.A. Achter het affuit volgden Seyss-Inquart, Mussert, Christiansen en Rauter. Op hun beurt werden zij gevolgd door vertegenwoordigers van de NSB, de N.S.D.A.P. en detachementen van de Wehrmacht, Germaansche SS, Legioen, W.A. en Jeugdstorm.
Voorafgegaan door een muziekkorps van de Wehrmacht begaf de stoet zich door de stad naar het begin van de Leidse straatweg. Hier werd, onder het spelen van “Ik had een kameraad” en het lossen van drie salvo’s de kist geplaatst in de auto die het lichaam van Seyffardt naar het crematorium in Velsen bracht. De beelden van de plechtigheid zouden de volgende dag al in de bioscopen te zien zijn.
’s Middags vond een bescheiden plechtigheid plaats in het crematorium in Velsen waar enkel familieleden en een aantal vrienden van de familie aanwezig waren. Bij het binnentreden speelde de organist de Sonate Pathétique van Beethoven. Rond de kist, met de vlag met daarop de sabel en de onderscheidingen van Seyffardt, waren de diverse kransen geposteerd. De enige spreker was de gepensioneerde generaal dr. Quanjer. Hij sprak over zijn vriendschap met Seyffardt en de teleurstelling die deze had gevoeld bij het verlaten van vele vrienden in de laatste jaren van zijn leven. Namens de trouw gebleven vrienden bracht hij een laatste groet.
Terwijl de kist daalde, klonken de klanken van Schuberts Ständchen uit het orgel. Seyffardts zoon, H. Seyffardt Jr., dankte namens de familie voor de belangstelling en merkte op dat de achtergeblevenen geen wraakgevoelens zouden koesteren. Tot slot werd “Wilt heden nu treden” gespeeld.
De as van Seyffardt werd bijgezet in de urn waarin ook de as van zijn vrouw, die enkele jaren eerder was overleden, zich bevond. De urn bevindt zich in de urnentuin van het crematorium.
De gevolgen
Het verzet ging intussen door met het plegen van aanslagen op vooraanstaande personen. De bezetter reageerde furieus op de executies. Het zette geheime eenheden in en onder de codenaam Silbertanne Aktion werden tientallen onschuldige Nederlanders vermoord. Kastein zou met andere leden van CS-6 ook een aanslag plegen op Herman Reydon, een vooraanstaande NSB-er. De vrouw van Reydon kwam daarbij direct om het leven, terwijl Reydon zelf zwaargewond raakte en uiteindelijk een paar maanden later alsnog aan zijn verwondingen zou komen te overlijden.
Gerrit Kastein werd op 19 februari 1943 gearresteerd door de Sicherheitsdienst (SD). Hij probeerde zelfmoord te plegen door geboeid aan een stoel uit een raam te springen. Hij overleed in het ziekenhuis aan een schedelbasisfractuur. Hij ligt begraven op Ereveld Loenen (A-113). In november 1943 werd ook Jan Verleun gearresteerd door de SD. Op 7 januari 1944 werd hij op de Waalsdorpervlakte gefusilleerd. Hij ligt begraven op begraafplaats St. Barbara in Amsterdam (B.F.18)
Bronnen
- Het Vaderland 10 februari 1943 “De laatste eer aan Generaal Seyffardt”
- Het Vaderland 11 februari 1943 “Crematie van generaal Seyffardt”
- Leeuwarder Courant 11 februari 1943 “Indrukwekkende rouwplechtigheid voor generaal Seyffardt”
- Trouw – een ondergrondse krant. Heruitgave van alle Trouwnummers uit de Tweede Wereldoorlog.
- Slachtofferregister Oorlogsgravenstichting
Literatuur
- Bert Bakkenes ‘Het alles verzengende vuur van het verraad – De ondergang van de linkse verzetsgroep CS-6’in De Anti fascist 2004-4
- N.K.C.A. in 't Veld, 'Seyffardt, Hendrik Alexander (1872-1943)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. [13-03-2008]
Internet