Robert van Genechten was bij leven een controversieel persoon. De tot Nederlander genaturaliseerde Belg ontvluchtte zijn vaderland en pleegde bijna twintig jaar later in een Nederlandse cel zelfmoord. Hiermee voltrok hij zelf zijn doodvonnis. Van Genechten kreeg een laatste rustplaats in een massagraf waarin onder andere ook Anton Mussert en Max Blokzijl werden begraven. Als een van de weinige ter dood veroordeelde oorlogsmisdadigers zou Van Genechten later alsnog een herkenbaar eigen graf krijgen. Van de meeste geëxecuteerde oorlogsmisdadigers zijn de graven in de loop der jaren geruimd. Veelal werden ze begraven in een anoniem graf, zonder grafteken, dat na verloop van tijd werd geruimd. Slechts enkelen kregen alsnog een eigen graf, al dan niet met grafmonument. Zo is van Robert van Genechten als een van de weinige ter dood veroordeelde oorlogsmisdadigers nog een bestaand graf bekend. [1]
Geboren als Belg
Van Genechten werd in 1895 als Belg geboren in Antwerpen. Gedurende de eerste jaren van de Eerste Wereldoorlog studeerde hij in Nederland rechten, waarna hij zijn studie in 1916 voortzette aan de door de Duitsers gestichte en in eigen land zeer omstreden Vlaamse universiteit te Gent. Aan het eind van de oorlog moest hij België verlaten wegens collaboratie met de Duitsers. Hij zette zijn studie voort in Nederland aan de Rijksuniversiteit van Utrecht. In 1920 zou hij door het Assisenhof te Antwerpen bij verstek tot 8 jaar gevangenisstraf worden veroordeeld.
Van Genechten rondde zijn studie succesvol af in Utrecht en promoveerde in 1927 cum laude op een proefschrift De ontwikkeling der waardeleer sinds 1870, waarna hij een jaar later een aanstelling kreeg aan de universiteit als privaatdocent. Hij was toen al een aantal jaren werkzaam als advocaat en procureur in associatie met mr. A.J. van Vessem. In 1930 werd Van Genechten genaturaliseerd. Ondertussen bleef hij zich evenwel inzetten voor de Vlaamse autonomie.
De NSB
In 1934 werd Van Genechten, in navolging van zijn compagnon Van Vessem, lid van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB). Twee jaar later trad hij toe tot de redactie van Nieuw Nederland: maandblad voor economie, staatkunde en cultuur, het theoretisch orgaan van de NSB. Vanaf 1938 was hij het enige redactielid, totdat het tijdschrift in 1944 ophield te bestaan. Voor het tijdschrift publiceerde hij tal van artikelen, kenmerkend daarin waren het bestrijden van het rationalisme en humanisme en later ook een sterk toenemend antisemitisme. In 1938 werd Van Genechten bovendien door Mussert belast met de vorming van NSB-leden, het Opvoedersgilde. Toen de oorlog uitbrak in de meidagen van 1940 werd Van Genechten, zoals zovele NSB-ers, vastgezet in de gevangenis. Maar toen de bezetting eenmaal een feit was, kreeg hij als een van de eerste NSB-ers een belangrijke functie toegewezen. In september 1940 werd Van Genechten aangesteld als procureur-generaal bij het Gerechtshof in Den Haag, hoewel Mussert hem liever op 'Onderwijs' had gezien. Als procureur-generaal drong Van Genechten sterk aan op een nieuw soort politieke rechtspraak: de zogenaamde Vrederechtspraak. Hij richtte zich met deze Vrederechtspraak met name op landgenoten die zich in de meidagen zouden hebben misdragen tegen partijgenoten. Daarnaast vervolgde hij mensen die zich openlijk uitspraken tegen het nationaal-socialisme. Door het Vredegerechtshof werd feitelijk de Nederlandse rechterlijke macht buiten spel gezet.
In 1941 verscheen bij De Amsterdamsche Keurkamer Van den vos Reynaerde. Gepresenteerd als het 'nieuwe geestige vervolg van het middeleeuwsche dierenepos' was het niets minder dan antisemitisch pleidooi voor raszuiverheid. Van Genechten publiceerde het verhaal al eerder als vervolg in Nieuw Nederland in 1937, maar destijds werd het nauwelijks opgemerkt. De eerste oplage van 2000 exemplaren raakte in 1941 al snel uitverkocht en een tweede druk van 8000 exemplaren volgde. De Haagse filmmaatschappij Nederland Film maakte een animatiefilm van het boek onder regie van Egbert van Putten. De film was technisch van bijzondere kwaliteit, maar om onduidelijke reden kwam de film niet verder dan een voorvertoning. Van Genechten is daarbij waarschijnlijk niet aanwezig geweest. Onbekend is dan ook of hij de film wel gezien heeft. De SS-uitgeverij Nordland Verlag toonde eveneens belangstelling voor het boek, maar voor zover bekend is het nooit tot een Duitse uitgave gekomen.
Ondanks zijn groeiend antisemitisme kwam Van Genechten steeds vaker in botsing met de Duitse bezetters. Hij protesteerde tegen het Duitse optreden jegens de studenten en tegen het doden van gijzelaars als represaille voor aanslagen op NSB'ers. Bovendien weigerde hij aanwezig te zijn bij het afleggen van de eed op Hitler door de Nederlandse SS. Uiteindelijk zou Van Genechten begin '43 worden ontheven uit zijn functie als procureur-generaal en worden aangesteld als commissaris van de provincie Zuid-Holland. Deze functie zou hij echter nooit uitoefenen. Hij stortte in en werd opgenomen in een kliniek. Enkele maanden later zou hij in depressieve toestand tot twee maal toe een zelfmoordpoging doen. Onder druk van de Duitse bezetter werd Van Genechten uit al zijn functies ontheven en werd hij aangesteld als hoogleraar in het strafrecht aan de (gesloten!) Rijksuniversiteit van Leiden. Het enige wat hem restte was de publicatie van artikelen in NSB-organen als Nieuw Nederland.
Na de bevrijding werd Van Genechten in zijn woonplaats Voorburg gearresteerd. Net als veel andere NSB-kopstukken werd hij gevangen gezet in het zogenaamde Oranjehotel, een complex van cellenbarakken op het terrein van de Scheveningse strafgevangenis. In de oorlog waren de cellen gebruikt door de Duitsers om politieke gevangenen op te sluiten. Na de bevrijding werd de gevangenis direct in beheer genomen door de Canadese Field Security en stond dus aanvankelijk niet onder militair gezag. In de gevangenis vonden tal van mishandelingen en wreedheden plaats. In de Cellenbarakken zijn minimaal zes zelfmoorden voorgekomen. Toen de Cellenbarakken op 22 juli 1945 aan het militair gezag werden overgedragen, kwam er een einde aan het gewelddadige regiem dat in de gevangenis heerste.
De dood van Robert van Genechten
Op 17 oktober 1945 werd Van Genechten ter dood veroordeeld door het Bijzonder Gerechtshof in Den Haag. Hem werd ondermeer misbruik van zijn positie en macht verweten en dat hij het nationaal-socialistische gedachtegoed had verspreid door middel van publicaties en interviews. Dit was tot uiting gekomen in "het opzettelijk op kennelijk partijdige wijze, in een geest, tegengesteld aan dien van het tegen Duitschland oorlog voerende Nederland, optreden als Procureur-generaal".
Terwijl hij in afwachting was van zijn beroep pleegde Van Genechten in de gevangenis zelfmoord, opmerkelijk genoeg een dag nadat hij had gehoord dat Anton Mussert ter dood was veroordeeld. Op 13 december werd Van Genechten om even over half acht levenloos aangetroffen in zijn cel. Hij bleek de broekband van een onderbroek te hebben afgescheurd en met behulp van stopwol tot een stevig geheel te hebben gewikkeld om zich daarmee aan een buis van de centrale verwarming op te hangen. Van Genechten had een aantal afscheidsbrieven geschreven waarin hij verklaarde zelf het vonnis van het Bijzonder Gerechtshof te willen voltrekken. Hij was zich in de cel bewust geworden van zijn schuld. "Het is alsof ik uit een droom ontwaakt ben." Zijn zelfgekozen dood omschreef hij als volgt: "Ik doe dit, omdat de gevolgen bij een langer in leven blijven voor mijn gezin nog rampzaliger zouden zijn dan reeds het geval is en omdat ik van meening ben, dat alleen werkelijke zoenoffers de heillooze verwijdering tusschen onze duizenden volgelingen en het Nederlandse volk kunnen doen verdwijnen." Met zijn 'zoenoffer' bleef hij echter zijn eigen verantwoordelijkheden ontkennen. Als procureur-generaal was hij tenslotte verantwoordelijk geweest voor de vervolging van tientallen, zoniet honderden mensen.
Aanvankelijk werd Robert van Genechten begraven in een massagraf op de Algemene Begraafplaats van Den Haag. In hetzelfde massagraf kwam ook Mussert te liggen. Zodoende kwam Van Genechten in 1956 nog in het nieuws. In de nacht van 16 op 17 juni hadden aanhangers van Mussert het lichaam van de NSB-leider opgegraven om het spoorloos te laten verdwijnen. Aanleiding was de aanstaande ruiming van het graf, waarbij de autoriteiten geen toestemming gaven tot het herbegraven van Mussert bij zijn intussen overleden vrouw. Een week na het incident kwamen de autoriteiten met een verklaring dat niet het lichaam was Mussert was verdwenen, maar dat van Van Genechten die naast Mussert was gelegen. Mussert's resten zouden later opduiken in een kartonnen doos op het politiebureau. Er zou niets aan de hand zijn en het land lachte om de flater die de daders hadden geslagen. De meningen lopen uiteen wat er daadwerkelijk is gebeurd en wiens graf er daadwerkelijk is leeggehaald. Door archiefonderzoek van de NOS werd aannemelijk gemaakt dat het niet de resten van Mussert of die Van Genechten zijn geweest die de bewuste nacht zijn geroofd. Het blijft echter onduidelijk of er daadwerkelijk menselijke resten zijn verdwenen uit het massagraf. En als dat het geval zou zijn, om wiens resten het zouden gaan. De officiële lezing is dat de resten van Mussert na het incident zijn begraven in een knekelgraf. Opvallend genoeg kreeg de familie van Van Genechten wel toestemming om de voormalig procureur-generaal te herbegraven. Op 17 november 1958 viel het besluit en op 3 december werden de stoffelijke resten van Van Genechten overgebracht vanuit Den Haag naar Utrecht, waar ze werden begraven op begraafplaats Soestbergen in het graf waar zijn zoon Frits in 1949 was begraven.
Frits van Genechten
De jonge Van Genechten, geboren in 1924, was rechtenstudent en sinds 1942 lid van de NSB en aktief in de Nationale Jeugdstorm. In 1944 werd hij bij een razzia opgepakt en kwam via Kampen uiteindelijk in Arnhem terecht, waar hij met andere NSB'ers verdedigingswerken moest opbouwen en puin ruimen. Begin maart 1945 kreeg hij een ongeluk en werd met een hersenschudding opgenomen in een ziekenhuis in Ede. Na de bevrijding werd hij aangehouden en geïnterneerd. In 1946 werd hij buiten vervolging gesteld na de zelfmoord van zijn vader. Zijn invrijheidstelling was onder de voorwaarde dat hij onder toezicht werd gesteld van de Stichting Toezicht Politieke Delinquenten. De directeur van de stichting, oud-verzetsman Jaap le Poole, nam Frits zelf in huis.
Op een stormachtige dag in oktober 1949 liep Frits van Genechten door de Nassaulaan in Den Haag langs het gebouw waar het directoraat-generaal van het Bijzonder Gerechtshof was gevestigd. "Vanmiddag raakte door de storm een sierijzer van 5 kg van de gevel van het pand Nassaulaan 23 los. Het viel op het hoofd van een 24 à 25-jarige voorbijganger, die bewusteloos neerstortte." [Nieuwe Courant (Het Vaderland)] 's Nachts overleed Frits van Genechten aan zijn verwondingen. Vijf dagen later, op 31 oktober, werd hij begraven op Soestbergen.
Het grafmonument
Robert van Genechten gaf al in 1943 opdracht aan de Utrechtse beeldhouwer Cris Agterberg een grafmonument te ontwerpen. Agterberg was zelf NSB-lid en had meerdere opdrachten voor de NSB uitgevoerd.
Agterberg ontwierp een beeld van een barende vrouw. Ze draagt een eikentak in haar handen. De eik is een 'Germaanse' boom en de symboliek grijpt dus terug naar de germaanse symboliek. Voorop het grafmonument staan de namen van Robert en Frits van Genechten, gescheiden door twee eikenbladeren, verschillend van grootte.
Het is opvallend dat dit 'Völkische' motief nog na de oorlog is uitgevoerd. Het graf van Robert en Frits van Genechten is niet het enige graf van NSB'ers op Soestbergen, wel het meest herkenbare.
Noot
[1] Na de oorlog werden veertig mensen ter dood veroordeeld en daadwerkelijk geëxecuteerd. Van enkele van hen is het graf bekend. Anderen die de kant van de Duitse bezetter hadden gekozen, kwamen voortijdig om het leven door zelfmoord (Van Genechten) of kwam het niet eens tot een veroordeling (Christiaan Lindemans en Rost van Tonningen). Christiaan Lindemans pleegde zelfmoord in de ziekenboeg van de gevangenis. Zijn dood leidt tot de dag van vandaag tot speculaties, hoewel na onderzoek na exhumatie in 1985 werd geconcludeerd dat Lindemans niet was vergiftigd. Zijn graf ligt op begraafplaats Crooswijk in Rotterdam. Rost van Tonningen kwam onder verdachte omstandigheden om het leven in de gevangenis. Sommigen noemden zijn dood een 'gedwongen zelfmoord', volgens de officiële lezing was het een ongeluk.
Bron
- Begraafboeken Begraafplaats Soestbergen, gemeente Utrecht
- informatie betreffende Cris Agterberg: J. Stitselaar
Literatuur
- Prof. Mr. A.D. Belifante, In plaats van Bijltjesdag - De geschiedenis van de Bijzondere Rechtspleging na de Tweede Wereldoorlog. Assen, 1978
- A.A.de Jonge, 'Genechten, Robert van (1895-1945)', in Biografisch Woordenboek van Nederland.
- Wim Meulenkamp, Utrecht, Reeks Funeraire Cultuur, 2003
- Gerard Groeneveld, Zwaard van de geest - het bruine boek in Nederland 1921-1945; Nijmegen, 2001
- Proces Van Genechten. Verslag van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (Bronnenpublicaties 2); Amsterdam, 1946
- Han Foppe, 'Een toneelstuk uit 1944 - 'De bode van de Thermopylai' in: DBNL - Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 23, Nummer 1
- Peter Romijn, Snel, streng en rechtvaardig - Politiek beleid inzake de bestraffing en reclassering van 'foute' Nederlanders, 1945-1955; Houten, 1989
- Stijn Wiegerinck, Een zoektocht naar de stoffelijke resten van Anton Mussert, NOS Radio 1 Journaal