Johannes van der Schuur (1911 –1926)
Op de stèle van Johannes van der Schuur lezen we:
Geen ziekte neen
een ongeval
Sneed t’ jonge leven af.
Door schrikken van
de paarden op hol
Bracht hem naar
t’ stille graf
t’ is waar het valt
ons zwaar te dragen
Te missen zulk een
dierbre pand
Maar t’ is des Hee-
ren welbehagen.
Hij heeft het le-
ven in zijn hand.
Johannes is nog maar 14 jaar oud wanneer hij overlijdt ten gevolge van een ongeval met op hol geslagen paarden. Wat de oorzaak is geweest van het op hol slaan van de paarden weten we niet. Wel dat het in het dorp Overschild was. Johannes bestuurde zelf, zoals krantenartikelen uit die tijd ons vertellen, de paarden van de zwaarbeladen wagen. Was hij misschien voor aflevering van graan op weg naar een van de molens, en zijn de paarden geschrokken van het klappen van de wieken? We kennen een grafdicht met een relaas van zo’n dodelijk ongeval op een zerk bij de Mariakerk te Uithuizermeeden. Diep verdriet, maar ook gelovige aanvaarding vinden we verwoord in het grafdicht. Johannes werd begraven op de begraafplaats van Overschild.
In 1898 werd door de Hervormde Gemeente de begraafplaats aangelegd, zoals we kunnen lezen op de gedenksteen van het baarhuisje. Op de begraafplaats bevindt zich een aantal grafmonumenten met grafpoëzie. De fraai bewerkte stèle op de rustplaats van Johannes van der Schuur is er een van. Johannes werd geboren op 30 december 1911 als zoon van de dagloners Jan van der Schuur en Berendina Wiltjer. Zij woonden toen op De Zanden, een buurtschap in de toenmalige gemeente Slochteren. Het was een hoger gelegen gebied, waarop akkerbouw mogelijk was. Op 26 augustus 1926 kwam Johannes ten gevolge van de op hol geslagen paarden onder de wagen terecht en overleed ter plaatse. Hij werd begraven op de begraafplaats van Overschild. In die tijd viel dit dorp onder de drie gemeenten Slochteren, Loppersum en Ten Boer. In laatstgenoemde gemeente werd de overlijdensakte opgemaakt. Dat roept vragen op.
Waarom is Johannes niet begraven op een van de begraafplaatsen binnen de gemeente Slochteren, waar zijn ouders woonden en waar zij uiteindelijk ook zijn begraven? Hun graven bevinden zich op de begraafplaats van het dorp Slochteren. De stèle, voorzien van een grafdicht, zal niet weinig hebben gekost. Ook dat roept vragen op. Zouden de ouders, die boerenarbeiders waren, dat bedrag hebben kunnen opbrengen? Of heeft misschien de landbouwer, bij wie Johannes in dienst was, zich verantwoordelijk gevoeld voor dit ongeval met dodelijke afloop en de kosten van graf en stèle voor zijn rekening genomen? We kunnen het ons voorstellen.