Bij de stèle van Ritzo Hoeve
(11 februari 1889 – 2 november 1912)
Ik was een jongeling
Van ruim 23 jaren,
Toen God mijn Ziel op riep
En ik van hier moest varen.
Ik was haar al tot vreugd
Maar ach dat kon niet baten
Ik moest van B. tot A,
De wereld vroeg verlaten.
Gij allen die om mij treuren
Wil doch niet voor mij schromen
Wand Jezus heeft gezecht,
Laat ze allen tot mij komen.
{seog:disable}
Een grafdicht dat veel vragen oproept. We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken, dat de dichter veel heeft willen vertellen, maar beperkt werd door de ruimte op de stèle en uiteraard de kosten ervan. Ook taalkundig is er wel wat op aan te merken.
Ritzo ligt begraven te Enkhuizen, maar overleden is hij daar niet. De eerste twee regels zijn duidelijk. Geboortedatum en datum van overlijden laten geen twijfel over zijn leeftijd bij zijn overlijden. Het oproepen van zijn ziel door God, als uitdrukking van zijn overlijden, begrijpen gelovigen. In de versregel van hier moeten varen grijpt de dichter ongetwijfeld terug naar het voorgaande, maar wil hij ook de beroepsbezigheden tot uitdrukking brengen van Ritzo. Dan echter komen de vragen.
Wat te denken van de zin ik was haar al tot vreugd? Op wie sloeg het haar? Slaat dat op zijn ziel? Of is het een verwijzing naar zijn moeder, die op het moment van zijn overlijden weduwe is en met wie hij een bijzondere band heeft? Dit laatste lijkt me het meest voor de hand te liggen. We zouden ook willen weten wat met B en A wordt bedoeld. Dat Ritzo op zo jonge leeftijd moest sterven, wordt nog eens weergegeven in de regel: de wereld vroeg verlaten. Het schromen van de zin: wil doch niet voor mij schromen, is te vertalen als: wees niet bevreesd, niet bang voor mijn lot. Taalkundig is de dichter, zoals reeds is gezegd, niet sterk, maar we begrijpen, dat hij in de voorlaatste versregel wil schrijven: want Jezus heeft gezegd. Of heeft de steenhouwer het briefje niet goed gelezen? In het laat ze allen tot mij komen horen we de woorden van Jezus: Laat de kinderen bij Mij komen en verhindert hen niet, want voor zulke mensen is het Koninkrijk van God (Markus 10: 14).
Om het grafdicht te begrijpen, waar zoveel door elkaar heen loopt, is het goed de achtergrond te kennen. Ritzo werd op 11 februari 1889 te Oude- Pekela geboren als zoon van de landbouwer Tjakko Hoeve en diens echtgenote Naantje Smilde. Ritzo, geboren in een gebied waar de scheepvaart nog volop bloeide, zag blijkbaar weinig toekomst in het boerenbestaan en werd schippersknecht bij schipper W. Salomons op het tjalkschip Oostermoer, met als thuishaven Gasselternijveen. Daarbij, er zaten schippers in de familie, hij kende die wereld. De lading van de schepen was zeer divers. De tjalken waren de voorlopers van de ons bekende kustvaarders. Overigens lezen we in een verslag van de zitting van de Raad van Tucht van de Koopvaardij in december 1907, dat veel van de tjalkschepen gebrekkig waren toegerust voor het bevaren van de zee. In die zitting kreeg schipper Salomons een tuchtmaatregel opgelegd inzake diens zorgeloosheid en onvoorzichtigheid, waardoor hij strandde op een rif in de Oostzee. Uit hetzelfde verslag kunnen we nu opmaken waarop de B van het grafdicht slaat. Dat moet de Duitse havenplaats Brake aan de Wezer zijn geweest. De havenplaats ligt halverwege Bremerhaven en Bremen. Salomons vervoerde tijdens die genoemde stranding maïs van Brake naar Rostock aan de Oostzee. Misschien was het ook maïs, of misschien graan, dat werd vervoerd tijdens die noodlottige reis, waarbij Ritzo omkwam.
Krantenberichten uit november 1912 maken melding van het overboord slaan van Ritzo even voorbij Marken nabij de Oranjesluizen. Nu weten we dus dat met A Amsterdam wordt bedoeld. Blijkbaar is Ritzo bezig geweest om de kluiverboom, waaraan de kluiver, het zeil vóór de fok, was bevestigd, uit te zetten. Daar is het mis gegaan. In het overlijdensregister van Enkhuizen staat vermeld, dat hij op maandag 23 december 1912 te Enkhuizen is aangebracht en door de familie herkend. In sommige krantenberichten wordt Ritzo niet schippersknecht, maar stuurman genoemd. Zo ook in de rouwadvertentie van de familie.
Ritzo werd begraven in Enkhuizen en niet in Oude-Pekela. De stèle is, zoals we aan de voet van de stèle kunnen zien, in Groningen vervaardigd.
Dit grafdicht in Enkhuizen bevestigt op z’n minst de opvatting, dat Groningen in de cultuur van grafdichten een voorname plaats inneemt.