In de twintiger jaren van de negentiende eeuw werden niet alleen veel algemene begraafplaatsen buiten de bebouwde kom aangelegd, ook veel bijzondere begraafplaatsen vinden in die periode hun oorsprong. Zo zocht de katholieke gemeenschap van Zwolle in 1827 naar een geschikt terrein voor haar kerkhof buiten de stad. De koop van een stuk akkerland kwam helaas niet rond en toen ook nog eens bleek dat er onvoldoende geld was, liet men de zaak rusten. Vervolgens moesten de katholieken wachten tot 1840. In dat jaar verklaarde baron F.W.J.A. van Lamsweerde zich bereid een stuk grond aan te kopen voor de begraafplaats.
De baron kocht drie akkers van dezelfde gronden waarvan de aankoop in 1827 niet gelukt was. Voortvarend werd nu geijverd goedkeuring te krijgen voor de plannen. Tegelijkertijd werd uitgezocht hoe men de nieuwe begraafplaats het best kon opzetten. Na goedkeuring door het gemeentebestuur was er nog één probleem dat opgelost diende te worden, het plaatsen van een muur. Dat laatste was een van de voorschriften die waren opgesteld door Provinciale Staten van Overijssel naar aanleiding van het verbod op begraven binnen de bebouwde kom uit 1829. Naast een muur was ook het uitgraven van een sloot toegestaan. Men vroeg echter Gedeputeerde Staten om vrijstelling en deze werd gegeven. Wellicht had dit te maken met het feit dat de gemeentelijke begraafplaats, die vlakbij lag, ook niet werd omgeven door een muur.
Inrichting begraafplaats
Terwijl men in de kerken ging collecteren voor geld voor de inrichting van de begraafplaats, werd deze ondertussen voldoende opgehoogd om te voorkomen dat ze geteisterd zou worden door overstromingen. De begraafplaats werd aangelegd in de vorm van een kerkvloer, met rechte paden binnen een geometrische opzet. Toen bleek dat er voldoende geld was voor een kapel en er zelfs daarna nog geld over bleef, werden nog een muur en een fraaie entree aangelegd. Op een van de pijlers van de poort is op een hardstenen plaquette te lezen "De eerste steen gelegd door den heer Mr. F.W.J.A. Baron van Lamsweerde op den 5e junij 1841 gever van dezen akker". De pijlers worden bekroond door zandstenen tuinvazen met acanthus-bladeren. Tussen de pijlers is een smeedijzeren hek geplaatst dat bestaat uit twee draaibare vleugels en een vast bovenstuk met decoratieve elementen. Het hek werd geleverd door de ijzergieterij Nering Bögel uit Deventer.
De kapel werd in het verlengde van de ingang geplaatst, helemaal achter op de begraafplaats. Het gebouw werd gewijd aan de Heilige Maagd Maria en de aartsengel Michaël. De inwijding zelf vond plaats op 22 september 1842. De begraafplaats was een jaar eerder, op 21 september 1841, al ingewijd. Destijds was de begraafplaats bereikbaar via een zandpad. De eerste aanleg bestond uit een rechthoekig perceel van ongeveer 6.000 m2. Het hoofdpad voerde naar de kapel met aan weerszijden een aantal grafvakken. Centraal plaatste men in 1853 een gietijzeren kruisbeeld. Het beeld werd in Parijs gegoten voor de som van 250 gulden. De sokkel bestaat uit drie vierkante hardstenen plateaus. Het bovenste plateau, dat de basis vormt voor het kruis, is aan alle zijden voorzien van ingegraveerde bijbelteksten. Het Christusbeeld is wit geschilderd en valt op de begraafplaats goed op.
Het klasseonderscheid kwam op de begraafplaats tot uitdrukking door de afstand tot de kapel. Hoe verder van de kapel, hoe lager de klasse waarin men begraven werd. Rond de kapel lag de eerste klasse. Hier werd ruimte gemaakt voor de priestergraven, graven van kloosterorden uit de stad en rijke burgers. Direct naast de toegangspoort was een deel met ongewijde aarde waar ongedoopte kinderen werden begraven, maar ook zij die zelfmoord hadden gepleegd of die om andere redenen geen gewijd graf kregen.
Veranderingen
Sinds de eerste aanleg van de begraafplaats in de jaren veertig van de negentiende eeuw is er veel veranderd op de begraafplaats. Zo werd in 1882 een nieuwe kapel aanbesteed. Het ontwerp hiervoor was van de architect Alfred Tepe (1840-1920) en de kosten bedroegen 14.650 gulden. De kosten voor deze nieuwe kapel werden betaald door zuster Paulina M.M. Vos de Wael (1858-1889). De inzegening vond plaats op 30 juni 1883. De kapel is een klein zaalkerkje, opgetrokken in rode baksteen. Het dak is bekleed met leien. Aan de noordkant is de kapel voorzien van een achtzijdig traptorentje met spits. Midden op de nok bevindt zich een dakruiter met een hoge smalle spits en klok. Verder zijn op het dak kleine dakkapellen met gietijzeren kruisbloemen geplaatst. De gevels worden geleed door steunberen met daartussen glas-in-lood spitsboogvensters met een gotische zandstenen tracering. Van binnen is de kapel rijk beschilderd met bijbelse taferelen en decoraties.
In de jaren tachtig van de vorige eeuw hadden vochtproblemen en het in onbruik raken van de kapel de decoraties en de verdere interieuronderdelen geen goed gedaan. Een eerste restauratiefase begin jaren negentig omvatte een aanpak van het dak, de torens en de hemelwaterafvoeren. Daarmee was de kapel klaar voor een verdere restauratie die met name het interieur betrof. Deze restauratie is begin van deze eeuw uitgevoerd.
Baar- en lijkenhuisje
Bij de aanleg van de begraafplaats schijnt ook een baarhuisje gebouwd te zijn. Daar is echter weinig over bekend. In 1882 werd het oude baarhuisje vervangen door het huidige baar- en lijkenhuisje, waarschijnlijk net als de kapel van de hand van architect Tepe. Het huisje is evenals de kapel opgetrokken in rode baksteen met decoratieve toepassingen van gele verblendsteen.
Het gebouwtje staat op een rechthoekige plattegrond, direct links van de ingang van de begraafplaats. De voorzijde kent een ingangspartij met dubbele deur en een hoger opgetrokken smalle trapgevel. De zijgevels hebben eveneens een trapgevel. Het gebouwtje is voorzien van detailleringen in natuursteen, zoals de toppen van de trapgevels. Deze zijn voorzien van zandstenen obelisken. Vandaag de dag, na een restauratie in 2001, wordt het gebouwtje gebruikt als personeels- en archiefruimte. Voorheen was hier ook een bezoekerstoilet in ondergebracht, maar dat is nu verplaatst.
Eind negentiende eeuw werd aan de rand van het kerkhof een huis voor de doodgraver gebouwd. Dit werd in 1988 vervangen door het huidige gebouw, dat meer aan de eisen van de tijd voldoet.Uitbreiding
Rond 1920 was de oorspronkelijke begraafplaats zo goed als vol. Zonder al te veel aarzeling werden door het bestuur noordelijk van het kerkhof vier aangrenzende percelen gekocht. Voor de uitbreiding gaf de gemeente begin 1923 toestemming nadat een positief advies van de Gezondheidscommissie was verkregen. Het nieuw aangekochte terrein lag anderhalve meter lager dan de bestaande begraafplaats en voor de ophoging was 12.000 m3 zand nodig. Het zand werd via een 3 kilometer lange smalspoorbaan aangevoerd van een aantal af te graven percelen aan de Schrevenweg, dicht bij Berkum. Met de werkzaamheden werd ook een gedeelte achter de kapel opgehoogd zodat de 1e klasse uitgebreid kon worden. Langs de Molenkampsweg die achter de begraafplaats langsliep, werd een muur opgetrokken, terwijl aan de noordzijde een betonnen keermuur werd gebouwd. Het nieuwe gedeelte kon vervolgens in de loop van 1923 in gebruik worden genomen.
De uitbreiding kenmerkt zich niet, zoals misschien verwacht mag worden, door grafmonumenten aan paden. Hoewel het rond die tijd al vrij gebruikelijk was een ruimere opzet met paden aan te leggen, liggen hier alle graven nog aaneengesloten. Feitelijk werd het padensysteem van de oorspronkelijke begraafplaats doorgezet en ontstonden vakken van gelijke grootte. Pas meer recent zijn door het verwijderen van grafmonumenten graspaden tussen de graven ontstaan.
In 1994 werd de begraafplaats nogmaals vergroot. Nu werd een terrein ten zuidoosten van het kerkhof ter grootte van 3.715 m2 in erfpacht verworven. Dit deel dat het uitbreidingsgedeelte wordt genoemd, is te bereiken via enkele doorgangen die zijn gemaakt in de oude kerkhofmuur, rechts van de kapel. De landschapsarchitecte Ada Wille heeft in de jaren negentig voor dit nieuwe deel een gedeeltelijke landschappelijke aanleg ontworpen. Graven liggen hier aan paden met hagen erachter en een slingerpad verbind het geheel. Op deze uitbreiding zijn ook mogelijkheden voor het bijzetten van urnen ontworpen.
Sinds 2010 kunnen ook asresten verstrooid worden op de begraafplaats en in 2012 werd een urnenmuur gebouwd. De urnenmuur is gebouwd in de stijl van de kerkhofmuur. Delen van de muur die slecht waren, zijn inmiddels gerestaureerd, zodat de begraafplaats een goede indruk maakt.
Bijzondere grafmonumenten
Op het oude gedeelte van het kerkhof zijn nog veel oude en monumentale grafmonumenten te vinden. Hier tracht het bestuur de historische sfeer zoveel mogelijk te behouden. Op dit deel is dan ook een beperking van toepassing ten aanzien van materialen en uitingsvormen voor grafmonumenten. Op andere delen rukt het moderne, gestandaardiseerde grafmonument op. Ondanks deze nieuwe ontwikkelingen wordt het beeld van de begraafplaats nog steeds bepaald door honderden variaties op het aloude kruis-symbool. Meer dan 20.000 Zwollenaren vonden hier hun laatste rustplaats. De baron die ooit de grond voor de aanleg van de begraafplaats schonk, werd hier in 1871 begraven in een graf op de 1e klasse, links van de kapel. Rechts van de kapel ligt ook een aantal bijzondere grafmonumenten, waaronder dat van de familie Van Sonsbeeck en Van Voorst tot Voorst. Het grafmonument voor de laatste families ligt op een grafkelder en valt met name op door de kruisvormige zerken die ervoor liggen. In de kelder ligt onder meer Herman van Sonsbeeck (1796-1865) begraven. Hij was onder andere minister van Buitenlandse Zaken en R.K. Erediensten in het eerste kabinet van Thorbecke. In 2012 is de grafkelder gerestaureerd en is ruimte gemaakt voor nieuwe bijzettingen. Om die reden zijn links en rechts van het kruisvormige deel nieuwe zerken geplaatst.
Op de eerste uitbreiding vinden we ook het graf van zigeunerkoningin Amalia Bandi. Zij stierf in april 1925 op 50-jarige leeftijd in Zwolle. Samen met een kleine groep rondtrekkende zigeuners was ze niet lang daarvoor neergestreken in de stad in verband met de Palmpaardenmarkt. Bandi overleed tijdens een ruzie met een andere vrouw uit de groep. Haar begrafenis vond plaats onder grote belangstelling. Op de begraafplaats bevonden zich zo'n 1.500 belangstellenden, terwijl buiten de poort nog eens 3.000 nieuwsgierigen op afstand werden gehouden. Een enorme begrafenisstoet onder aanvoering van een muziekkorps begeleidde de zigeunerkoningin naar haar laatste rustplaats. Het grafmonument is een hardstenen kruis waarin een ovalen fotoportret van de overledene is te zien. Net boven de voet van het kruis is het symbool van geloof, hoop en liefde opgenomen in de vorm van een kruis, anker en hart. Op het graf zelf staat een graftrommel, de enige op de begraafplaats. In de trommel is een eenvoudige groene krans opgenomen met een letterband met daarop de tekt RUST ZACHT LIEVE TANTE. Tot ver in de jaren zeventig werd het graf nog regelmatig bezocht door zigeuners uit het hele land. In 2013 was Bandi de inspiratie voor een heuse stadsopera.
Literatuur
- Boer, Sytze de; Funeraire Cultuur. Zwolle, Soesterberg 2001
- Kolkman, Mildred e.a.; Het leven wordt verwisseld, niet weggenomen. Een geschiedenis van het Rooms Katholieke kerkhof te Zwolle; 1990
- Lamberts, B.; Architectuur en stedebouw in Overijssel 1850-1940; 1991; blz. 100
- Pisu, Paola en Weert, Peter de (redactie);Verdwijnende muren. De geschiedenis van een Zwols rooms katholiek kerkhof; Zwolle 1991
- Stenvert, Ronald; Monumenten in Nederland: Overijssel; Zwolle 1998; blz. 308
Internet