De stad Kuinre
Kuinre is een klein plaatsje in de uiterste noord-westhoek van Overijssel. In 1385 kreeg het stadsrechten. Gelegen bij de monding van de riviertjes de Linde en de Tjonger aan de Zuiderzee was het een plek die hoge heren aantrok. De bisschop van Utrecht gaf rond 1165 opdracht om bij Kuinre een burcht aan te leggen. Tevens werd een nieuwe monding van de Linde gegraven waarlangs zich de nederzetting Kuinre ontwikkelde. De burcht trok andere krijgsheren aan, zoals de graaf van Holland.
Deze graaf verwoestte in 1196 de burcht van de bisschop. De oprukkende Zuiderzee deed de rest en de burcht verdween. Maar het stadje bleef en werd de hoofdplaats van het graafschap Kuinre. Tot een echte stedelijke ontwikkeling kwam het echter niet. In 1407 werd het graafschap verkocht aan de bisschop van Utrecht. Deze liet in de jaren daarna een nieuwe burcht bouwen voorzien van een stenen blokhuis dat uiteindelijk rond 1535 weer werd afgebroken. In 1575 ontstond aan de zuidzijde van de stad een schans die bijna een eeuw later door Munsterse troepen werd verwoest. In de eerste helft van de achttiende eeuw verdwenen de resten van de schans, net als de eerste burcht, in de almaar oprukkende Zuiderzee.
In de zeventiende eeuw had het stadje zelf nogal wat te lijden gehad van branden, waarbij veel oudere gebouwen verdwenen. De oudste gebouwen die nu nog in Kuinre te vinden zijn, dateren dan ook allemaal uit de zeventiende eeuw, zoals de hervormde kerk uit 1678-1681 en een woonhuis uit 1648. Een nieuw havenkanaal, haaks op de Lindemonding, zorgde in de achttiende eeuw weer voor een opleving van de handel, met name in turf en boter waarnaar in Amsterdam grote vraag was. In 1836 werd ten westen van de stad het Nieuwe kanaal gegraven dat een verbinding vormde tussen de Tjonger en het havenkanaal. De handel liep in de negentiende en twintigste eeuw gestaag terug en tot 1940 vormde visserij een belangrijke bron van inkomsten. Na aanleg van de Noordoostpolder, die droogviel in 1942, was Kuinre geheel van de zee afgesloten. Nu is Kuinre een klein agrarisch dorp in de gemeente Steenwijkerland. Hoewel gelegen in Overijssel, is het altijd meer georiënteerd geweest op Friesland.
Begraafplaatsen
Ten noorden van de stadskern, net als het grootste deel van het oude stadje ingeklemd tussen Linde en de Slijkenburgerdijk, liggen drie begraafplaatsen op een rij. Vanaf de bebouwing gezien is de eerste de jongste. Het betreft de nieuwe gemeentelijke begraafplaats, aangelegd in het begin van de zeventiger jaren van de twintigste eeuw. Feitelijk is het een uitbreiding van de ernaast gelegen gemeentelijke begraafplaats. Een eenvoudig stalen hek tussen bakstenen pijlers op een dam geeft toegang tot een sober aangelegde begraafplaats. De verschillende grafvelden worden door geschoren coniferen- en buxushagen gescheiden. Eenvoudige, veelal granieten, hoofdstenen geven aan wie hier begraven zijn. Het oudste grafmonument dateert uit 1974. Meer recent is achteraan op de begraafplaats een urenenmuur gebouwd. Het geheel is door een sloot omgeven, maar de achterzijde grenst aan het riviertje de Linde, net als de naastgelegen begraafplaats.
De oude gemeentelijke begraafplaats verving het oude kerkhof dat achter de Hervormde kerk lag in het midden van het stadje. De begraafplaats is bereikbaar via een betonnen brug met eenvoudig hekwerk, daterend uit de jaren dertig van de twintigste eeuw. De begraafplaats zelf is echter ouder. Deze werd aangelegd in 1889 op een stuk grond langs de dijk dat eerst opgehoogd werd. De hoogte lag destijds waarschijnlijk gelijk aan die van de toenmalige zeedijk. Het rechthoekig stuk grond is omgeven door een diepe sloot met flauwe taluds waarin hoge opgaande bomen geplant werden. De begraafplaats zelf wordt omgeven door een lage heg. Direct achter de brug strekt zich een grindpad uit dat de begraafplaats in tweeën deelt. Het pad eindigt bij een fraai baarhuisje.
Dit huisje, dat voorzien is van gepleisterde gevels met schijnvoegen, bezit aan de voorzijde een dubbele deur. Een bakstenen trap en geverfde plint zetten het huisje visueel nog eens zo'n halve meter hoger. Boven de deur is een klein halfrond gietijzeren venster aangebracht en in de achtergevel een groter ijzeren rondboogvenster. De beide zijgevels hebben geen ramen. Het zadeldak is voorzien van dakpannen en het overstek is op eenvoudige wijze bewerkt.
Ter rechterzijde van het pad staan de oudere grafmonumenten in een grasveld. Links liggen de nieuwere grafmonumenten, meestal met een liggende zerk ervoor of een betonnen rand met daarin grind of kleine planten. Achter het baarhuisje loopt het grafveld over de volle breedte van de begraafplaats. Notabelen hebben hier hun laatste rustplaats gekregen, maar ook enkele slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Voor Teunis Koopmans, commandant van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten is hier een eenvoudige obelisk op voet geplaatst. Tekstplaten op de voet verhalen van zijn heldendaden en de voorzijde van de obelisk wordt gesierd door een portret. Direct voor het graf van Koopmans liggen vijf oorlogsgraven, stralend wit, herinnerend aan vier Engelse vliegers en één Canadese die het leven lieten bij een crash met hun vliegtuig.
Als derde op rij ligt hier nog een Rooms-katholieke begraafplaats. De opzet is hetzelfde als bij de oude algemene begraafplaats, maar het stuk grond is wat kleiner. Waarschijnlijk werd deze begraafplaats rond 1875 aangelegd en is ze dus de oudste op het rijtje.
De achterzijde was niet geheel doorgetrokken tot het riviertje, maar enkele jaren geleden is hier ruimte gemaakt voor een kleine uitbreiding. Tot aan het begin van de eenentwintigste eeuw werd ook deze begraafplaats door een hoge bomenrij omgeven, maar de bomen zijn gekapt vanwege ouderdom. Jonge aanplant van eiken moet er voor zorgen dat over een aantal jaren de begraafplaats weer enige beschutting kent en ook weer goed te zien is uit de verte. De nieuw geplante laurierhaag is in ieder geval goed aangeslagen. De opvallende treuressen achter de ingang zijn in 2014 vervangen. Op een dam staat een eenvoudig smeedijzeren toegangshek tussen gietijzeren hekpijlers. Een kort grindpad verdeelt de begraafplaats en geeft vrij zicht op een klein T-vormige gebouwtje dat veel weg heeft van een kapel. Het in neo-gotische stijl opgetrokken gebouwtje geeft echter ook onderdak aan een klein baarhok.
Het kapelletje is voorzien van een zeskantig, houten dakruitertje met spits. Aan de voorkant is de kapel voorzien van een spitsboognis met daarin een zogenaamde bewening. In de rechter kopgevel bevindt zich een kleine beslagen deur die toegang geeft tot het baarhok. De gesloten achtergevel laat een gepleisterd blind rondboogvenster zien. De linker kopgevel is geheel gesloten. De voorste kopgevel is opgetrokken uit een andere steensoort dan de overige gevels. Na jarenlange verwaarlozing is enkele jaren geleden de kapel weer in goede staat gebracht. Met name het metsel- en voegwerk is daarbij aangepakt. Daarmee kan het gebouwtje weer voor jaren de elementen trotseren.
De grafvelden laten bijna anderhalve eeuw katholiek begraven zien met dicht bij de kapel de fraaiste en meest gedecoreerde grafmonumenten. Dit was de eerste klasse waar de vooraanstaande katholieken van Kuinre hun laatste rustplaats vonden. Een van de eerste katholieken uit Kuinre die op de nieuwe begraafplaats zijn laatste rustplaats vond, was in 1876 geneesheer Petrus Peel. Hij was een vermogend ingezetene van Kuinre en had aan de aanleg van de dodenakker meebetaald. Peel was kennelijk vergeten daarbij te bedingen dat zijn vrouw, die hervormd was, naast hem zou worden begraven. Zij overleed enkele jaren later, maar de pastoor stond haar geen graf in gewijde aarde toe. Zodoende werd de vrouw van Peel op de algemene begraafplaats ernaast begraven, overigens wel onder precies dezelfde steen als haar echtgenoot. Overigens werd Peel in functie opgevolgd door zijn zoon die tot zijn dood in 1917 geneesheer in Kuinre was. Hij ligt niet ver van zijn vader begraven, en net als hem onder een eenvoudige zerk.
Op de begraafplaats liggen ook de gefortuneerde voorvaderen van de KVP'er Kortenhorst die van 1948 tot 1963 voorzitter van de Tweede Kamer was. Voor de kapel ligt een tombe waarin een pastoor zijn laatste rustplaats heeft gevonden. Meer richting de uitgang vinden we nieuwere grafmonumenten.
De begraafplaatsen liggen markant langs de dijk en komend vanuit de richting van Wolvega - Slijkenburg vormen ze een beeldbepalend element in het silhouet van het kleine stadje. De twee oude begraafplaatsen zijn aangewezen als gemeentelijk monument.
Literatuur
- Monumenten in Nederland: Overijssel; Stenvert, Ronald e.a.; 1998; blz. 208-209
- Een steen in de vijver. Ontstaan, groei en ontwikkeling van de Maatschappij van Weldadigheid; Lambregts, L.; 3e druk 1998.
- "In Kuinre liggen de begraafplaatsen rustig en harmonieus op rij", De Stentor, 13-08-2010.