* Hilversum 7 december 1907 - † Amsterdam 26 augustus 1972
Na een korte kantoorloopbaan leidde Gans een avontuurlijk bohémienbestaan in Parijs. Zijn afkeer van de samenleving deed hem een toevlucht zoeken tot het marxisme en als marxist nam hij in 1932 deel aan de strijd tegen het nazisme. Zijn Berlijns dagboek publiceerde hij in 1948.
Na verschillende pogingen om een tijdschrift van de grond te krijgen, werd hij in 1951 medewerker bij de Haagse Post. Vanaf 1955 werkte hij als columnist voor De Telegraaf.
Na een hartaanval kreeg Gans, uit bewondering, een legaat van twaalfduizend gulden. Het geld zou hij er in korte tijd doorheen hebben gedraaid in de kroeg. Korte tijd later werd een tweede hartaanval hem fataal.
In de bundel Tusschen oude en nieuwe fascisten beschreef Gans wat op zijn grafsteen zou moeten komen te staan:
'Hier ligt de booze Gans
Soms was hij wel iets mans
Met Bols en met Stendhal
Vond men hem wel eens mal
Bij 't allernaaste gezeur
Verloor hij nooit zijn humeur
Als was hij geen arrivist
Hij ligt in zijn eigen kist'
De Telegraaf betaalde zijn kist en zijn begrafenis, aangezien Gans niet verzekerd was en geen geld had nagelaten (graf N-III-146).