“ der moat goed guod levere wurde”
Er moet goede waar worden geleverd was het devies van Cornelis Johannes de Jong, achterkleinzoon van Douwe Egberts. Klantenbinding stond bij hem hoog in het vaandel. Het is een zerk op het kerkhof Joure-Westermeer die de aandacht trekt vanwege de naam Douwe Egberts. Westermeer was ooit een dorp met kerk. Het was één van de 5 kerkdorpen in Haskerland. Joure, aanvankelijk een buurtschap van Westermeer, nam echter in belangrijkheid en grootte zodanig toe, dat Westermeer op zijn beurt een buurtschap werd van Joure. Wat herinnerde aan het dorp was nog slechts het kerkhof met de 13e eeuwse toren. De kerk werd in de 18e eeuw afgebroken na jaren van verval.
{seog:disable}Op dit kerkhof bevindt zich het graf van Lysbeth Mintjes, die voor zichzelf als achternaam de naam Pot had aangenomen en omstreeks 1811 voor haar gezin de naam De Jong koos. Zij overleed op 29 juni 1835 op de leeftijd van 66 jaar. Bijna 16 jaar is zij getrouwd geweest met Douwe Egberts met wie zij 9 kinderen had. Ruim 29 jaar is zij weduwe geweest. De zaak in koloniale waren, die in 1753 door Egbert Douwes en zijn echtgenote Akke Thysses in Joure was opgezet en werd uitgebreid door de activiteiten van hun zoon Douwe, werd op voortvarende wijze door zijn weduwe voortgezet.
We lezen het als NB in de Bataafsche Leeuwarder courant van 1 maart 1806, waarin we het familiebericht van het overlijden van Douwe Egberts tegenkomen:
Heden morgen overleed myn geliefde Echtgenoot Douwe Egberts; noch geen 52 Jaaren oud, aan eene Zenuw Zinkings-koorts van 8 dagen; welk eenen slag! Ik verlies den braafssten Man, met wie ik byna 16 Jaaren in den genoeglyken Echt leede, en myne 9 Kinderen den besten en hartlyksten Vader. In de wegen der goddelyke Voorzienigheid moeten wy allen berusten; door het kristelyk geloof en den voorbeeldigen wandel van den Overledenen, ben ik in vol vertrouwen, dat zyn aardsch tabernakel nu verbroken zynde, hy een gebouw by God zal hebben; een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in den hemel. - Verzoeke van Brieven van Rouwbeklag verschoond te blyven;
bevelende my verders, benevens myne vaderloze Kinderen in het gunstig aandenken myner Vrienden en Bekenden.
L Y S B E T H M I N T J E S,
Weduwe Douwe Egberts
Joure den 19 February 1806.
NB. De Affaires blyven continueren op de Firma van de WEDUWE DOUWE EGBERTS.
De zaken bleven draaien, maar eerst onder Cornelis Johannes de Jong (1869-1955) nam de firma een hoge vlucht. Cornelis Johannes was de achterkleinzoon van Douwe Egberts en Elisabeth Pot (Lysbeth Mintjes), kleinzoon van Hessel Douwes de Jong en zoon van Johannes Hessels de Jong en Theodora Kortenhorst. Hij was de 5e generatie, die leiding gaf aan de firma. Kees, zoals hij genoemd werd, moet geen gemakkelijke jongen zijn geweest in zijn jeugd. In Joure sprak men over hem als die lastige jongen van Johannes Hessels, “dy smoarge jonge fan Jehannes Hessels”. Zijn jeugd kenmerkte zich door veel verdriet. In 1871 overleed een zusje en in 1875 verloor hij zijn moeder. In 1879 hertrouwde zijn vader met Theresia Brenninkmeyer, maar dat geluk duurde slechts kort. Een jaar na het huwelijk beviel Theresia van een levenloos zoontje en overleed kort daarna. In 1883 overleden kort na elkaar zijn oudere broer Hessel Johannes en zijn vader. Alexander Brenninkmeyer, de broer van zijn vaders tweede echtgenote, werd voogd over Kees en zijn oudere zus Clara Catharina. Niet alleen als voogd, ook als zaakwaarnemer trad Brenninkmeyer op. Dit voorkwam liquidatie en bood Kees de mogelijkheid om, volwassen geworden, de zaak voort te zetten.
Kees, die na de lagere school in Joure enkele jaren op een internaat van de Paters Jezuïeten in Sittard had doorgebracht, liet na het overlijden van zijn vader het onderwijs voor wat het was en trad in dienst van het bedrijf. Geen gemakkelijke tijden overigens, want een grote brand had met een aantal andere panden de panden Midstraat 99 en De Witte Os van de firma Weduwe Douwe Egbertzoon volkomen in de as gelegd. Hoewel er snel werd herbouwd, betekende de brand stagnatie in de ontwikkeling van de zaak.
Toen Kees twintig werd verleende de Hoge Raad der Nederlanden hem meerderjarigheid en werd het hem mogelijk de zaak over te nemen. Met bestaande klanten verstevigde hij de banden in persoonlijke contacten en nieuwe klanten werden aangetrokken. De activiteiten werden niet beperkt tot Friesland, al spoedig werden vertegenwoordigers voor het hele land aangesteld. Goede kwaliteit der producten en het opzetten van een geschenkensysteem zorgden voor een sterke klantenbinding. Na het bouwen van een nieuw pakhuis achter zijn woonhuis voor het mêleren van koffie en tabak in1898 werd in1912 vlakbij Joure een nieuw fabrieksgebouw aangekocht voor de koffie en de tabak. Het pakhuis achter het woonhuis werd bestemd voor het verwerken van de thee. Uit het oogpunt van centrale ligging in het land werd Utrecht gekozen als volgende vestiging; Amsterdam en Den Haag volgden.
In 1927 volgde de eerste vestiging in het buitenland, in Duitsland en wel in Betzdorf en in 1933 in Kleef. Een nieuwe tabaksfabriek verrees in 1931 echter weer in Joure. Immers Friesche Heerenbaai, de naam, die deze tabak kreeg, hoorde in Friesland te worden gemaakt!
Kende Cornelis Johannes de Jong al veel verdriet in zijn jonge jaren, ook is hem op latere leeftijd verdriet niet bespaard gebleven. In 1916 overleed zijn eerste vrouw Nelly Bloemen. Zij kregen drie zoons en vijf dochters. Zijn tweede echtgenote Sophie Lycklama à Nyeholt overleed in 1942. Heel ingrijpend was het overlijden van zijn zoon Piet. Piet, die priester geworden was, was hem zeer dierbaar. Met deze zoon kon hij als met geen ander van gedachten wisselen over geloofszaken, zaken, die hem als gelovig katholiek bezighielden. Naast het leiden van "zijn" firma zat hij enkele jaren in het kerkbestuur van de rooms-katholieke parochie van Joure. Muzikaal was hij blijkbaar ook, want hij speelde orgel en hij zong. Daarnaast zeilde hij graag en liet daartoe een zeiljacht bouwen. Hoewel hij enige tijd in verband met zijn werkzaamheden, het leiden van de firma Douwe Egberts, in het westen van het land had gewoond, keerde hij toch terug naar zijn geboorteplaats Joure. In 1934 vestigde hij zich in St. Nicolaasga, waar hij het landhuis Donia State had aangekocht. Het landhuis was rond 1910 gebouwd voor H.L. Sixma baron van Heemstra. Daar is Cornelis Johannes de Jong op 19 december 1955 overleden.
Op de rooms-katholieke begraafplaats van St. Nicolaasga bevinden zich min of meer verspreid de graven van hem en verschillende leden van het gezin en de familie. Van een echte familiegraf, zoals we dat elders wel aantreffen, is geen sprake. Mogelijk was dan de graftwist over de verplaatsing van één van de graven in verband met herstel van het oude padenplan te voorkomen geweest. In de loop der jaren was namelijk ook begraven op de plaats van die oude paden. Over deze affaire berichtte het Dagblad Trouw van 4 februari 2009.
Literatuur en bronnen
- W. Slagter, “Cornelis Johannes de Jong” in: Biografisch Woordenboek van Nederland
- P. Halbersma, 'De T-Ford van Douwe Egberts is terug in Nederland' in: Friesch Dagblad 9 juli 2012
- Joop Visser e.a. “Cornelis Johannes de Jong “ Nederlandse ondernemers 1850- 1950 Groningen/Drenthe/ Friesland/Overijssel Walburg Pers 2011