* Amsterdam 2 maart 1820 - † Nieder-Ingelheim (Dui.) 19 februari 1887
Multatuli was het pseudoniem van Eduard Douwes Dekker. Hij werd geboren op 2 maart 1820 te Amsterdam. Zijn geboortehuis in de Korsjespoortsteeg herbergt nu het Multatuli Museum. Op achttienjarige leeftijd vertrok Douwes Dekker naar Nederlands-Indië waar hij als ambtenaar carrière maakte. Na omzwervingen langs veel standplaatsen in de hele archipel, belandde hij in 1856 in het district Lebak op Java. Hij stuitte daar op ernstige misstanden en toen zijn superieuren hem verboden in te grijpen, besloot hij ontslag te nemen uit 's lands dienst. Hij ging terug naar Europa en schreef daar in 1859 de roman Max Havelaar of de koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappij. Met dit boek werd Douwes Dekker in een klap beroemd als Multatuli, het pseudoniem waaronder hij het boek in 1860 publiceerde. In de jaren daarna bleef hij schrijven en ontwikkelde hij zich tot een soort van nationaal geweten.
Maatschappelijke en sociale misstanden konden onvoorwaardelijk op Multatuli's sympathie en betrokkenheid rekenen. De Ideën, een reeks bundelingen van korte en langere teksten, vormden daarbij feitelijk zijn hoofdwerk, omdat hij er artikelsgewijs inging op de situatie in Nederland in die dagen en zijn visie daarop gaf. Nadat Multatuli in 1878 definitief een punt had gezet achter zijn schrijverscarrière, trok hij zich definitief terug in Duitsland waar hij al enige jaren woonde. Verbitterd en lijdend aan astma sleet hij daar zijn laatste jaren. Zijn laatste woonplaats was het kleine stadje Nieder-Ingelheim in het Rijnland, in de buurt van Wiesbaden en Mainz. Daar stierf hij op 19 februari 1887.
Vele vrienden en bewonderaars bezochten Multatuli en zijn vrouw in Duitsland, anderen volgden Multatuli's laatste jaren vanuit Nederland door middel van briefwisselingen met hemzelf en zijn vrouw Mimi Hamminck Schepel. Van haar stamt de brief aan het bevriende echtpaar De Haas, waarin zijn laatste uren beschreven worden.
"... hy dacht er niet aan te sterven. Maar donderdag kreeg hy een aanval van asthma - waaraan geen eind kwam! eerst vrydag zei hy: dit is geen bui hieraan ga ik weg! De laatste nacht was vreesselyk. Morphine had de vorige nacht niet geholpen. Nu nam hy chloral. De dokter zei later saturdagmorgen dat de dosis te zwak was geweest. Hy had weinig gerust en was heel zwak, maar zyn pols was nog vry goed, en hy liep naar zyn kamer. Hy lag op de sofa daar en sprak van heengaan. Toen de dokter kwam hield hy toch vol dat Dek nog wat beter kon worden. Hy zou hem sterkere chloral geven en na wat rust zou hy zich beter voelen. Ik smeekte den dokter hem liever wat anders te geven om 't lyden kort te maken. Ik weet niet, of- enfin hy nam het om te slaapen. Hy sliep van half 3 tot 5 en hield toen eensklaps op te ademen. Het was uit!" (brief van 20 februari 1887)
Multatuli overleed op zaterdag. Op maandag 21 februari werd hij gekist, op 22 februari reisde men per trein naar Gotha. Daar werd het lijk op 23 februari 1887 verbrand en werd de as vervolgens in de urn gestopt. Eerst stond die tientallen jaren bij Mimi op de schouw, totdat zij in 1930 overleed, 43 jaar later pas. Haar as en die van Multatuli kwamen vervolgens terecht in het Multatuli Museum dat in 1910 was opgericht.
Over Multatuli's [zijn] voorkeur voor het cremeren boven het begraven, schreef hij [Multatuli] in een noot bij Idee 925: "Ik noemde in dit nummer 't woord 'christelyke begrafenis'. De sedert opgekomen beweging voor 't lykenverbranden, heb ik met vreugd begroet. Jammer dat de voorstanders van die verbetering met zoveel moeilykheden te kampen hebben. Maar vreemd is 't niet. Sedert eeuwen vonden de vromen in de akeligheden en spokeryen hunner kerkhoven, de trouwste bondgenoten voor hun bygeloof. Maar des te gebiedender eist het plichtbesef van welmenenden en ontwikkelden, dat ze den vyand dat wapen uit de hand slaan, en dus op 't invoeren - of althans op 't fakultatief veroorloven - van crematie blyven aandringen. De zaak is van hygiënischen aard, o zeker! Maar ze is dit niet minder voor 't denkvermogen van de levenden, dan voor hun lichamen. Dat er uit kerkhoven verpestende dampen opstygen, is ook als beeldspraak de volle waarheid."
In 1948 nam de Vereniging voor Facultatieve Lijkverbranding het initiatief om een monument op te richten voor de eerst gecremeerde Nederlander uit de geschiedenis. Zij nam daarvoor contact op met het Multatuli Genootschap, dat na de Tweede Wereldoorlog was opgericht en eigenaar was van het Multatuli Museum. Vereniging en Genootschap werden het spoedig eens en zo had op 6 maart 1948 een kleine plechtigheid plaats op begraafplaats Driehuis, waar de Vereniging het monument voor Multatuli had geplaatst. De as van Multatuli en Mimi waren uit hun urnen gehaald en in een asbus gestopt. Die bussen werden bij de plechtigheid in de voet van het monument geplaatst door prof. dr Garmt Stuiveling, de voorzitter van het Multatuli Genootschap. De urnen bleven in het bezit van het Multatuli Museum.
Monument op Westerveld
Nadat er tientallen jaren later enige twijfel was gerezen of de as zich nog wel echt in het monument bevond, werd het monument in mei 1990 geopend. De asbussen van Multatuli en Mimi bleken echter nog steeds op hun plaats te staan, hoewel ze zwaar geoxideerd waren en vervangen moesten worden. Dat gebeurde, waarna eind mei de bussen opnieuw konden worden geplaatst. Sindsdien is het monument afgesloten.