(∗ Amsterdam, 24 maart 1802 - † Oosterbeek, 25 augustus 1868)
Op de oude begraafplaats van Oosterbeek ligt Jacob van Lennep begraven. Echter, wanneer het die zomer van 1868 niet zo warm was geweest, zou het lichaam van Jacob van Lennep na zijn overlijden op 25 augustus overgebracht zijn naar Amsterdam om te worden bijgezet in één van de familiegraven.
{seog:disable}Die warmte was voor de pensionhouder in Oosterbeek, waar Jacob en zijn echtgenote kamers hadden betrokken, de reden om de overledene op te baren in een loods in de tuin van het pension. Hij achtte het onwenselijk vanwege de vele gasten, ook al vanwege de warmte, het lichaam van de overledene in de sterfkamer te laten blijven. Diezelfde warmte was eveneens de reden de begrafenis al na twee dagen op aanwijzing van de burgemeester te laten plaatsvinden op de begraafplaats van Oosterbeek. Het werd een korte en kleine plechtigheid. Helemaal overeenkomstig de wens van de overledene, hij had het al eens op schrift gesteld:
“In geval ik kom te overlijden, is het mij volkomen onverschillig, waar ik begraven worde. Ik heb voor mijzelven nooit gehecht aan de stoffelijke overblijfselen van anderen, ook zelfs van mijn dierbaarste betrekkingen en hecht ook niet aan dat gedeelte van mijn ik, ’t welk mijzelf niet is, maar bestemd is, om stof en slijk te worden. Hoe sneller de begrafenis geschieden kan, hoe beter. Men viert, zoo men verkiest, mijn nagedachtenis; maar niet door optochten of aanspraken bij mijn rottend lijk.”
Een jaar na zijn overlijden werd op zijn graf in Oosterbeek het monumentale grafmonument door de familie onthuld. Het is de vraag of Van Lennep dit zou hebben gewaardeerd, gezien zijn schriftelijk vastgelegde wensen.
Gegoede familie
Groter en grootser dan dit monument is datgene wat hij op schrift heeft nagelaten. De ontwikkeling tot de schrijver die hij geworden is, vindt zeker zijn oorsprong in het feit dat hij geboren werd als zoon van ouders in wier leven literatuur een zeer belangrijke rol heeft gespeeld. Vader David Jacob van Lennep was classicus en moeder Cornelia Christina van Orsoy leerde de kleine Jacob al op driejarige leeftijd lezen en schrijven. Zijn moeder overleed op 22 oktober 1816 toen Jacob veertien jaar was.
Het was een familie in goeden doen. De Van Lenneps waren rijk geworden in de handel en door huwelijken verwant aan de Amsterdamse families Trip en Six. Uit de doop van Jacob op 11 april 1802 in de Waalse Hervormde Kerk (Eglise Wallonne) te Amsterdam mogen we afleiden dat de Van Lenneps lid waren van deze Franstalige reformatorische kerkgemeenschap, die in 1816 een afzonderlijk ressort zou worden van de Nederlandse Hervormde Kerk. Het lidmaatschap was niet ongebruikelijk voor de kringen, waarin naast het Nederlands ook het Frans gesproken en geschreven werd. In 1807 begonnen Jacobs schooljaren op de Franse school aan de Keizersgracht, gevolgd door de Latijnse school, waarvoor hij in 1815 werd ingeschreven. Op de Latijnse school volgde het Athenaeum Illustre, waarvoor hij in 1819 werd ingeschreven. Het was de voorloper van de Universiteit van Amsterdam. Hij volgde er de colleges wis- en natuurkunde, volken- en staatsrecht, Europese en vaderlandse geschiedenis en Romeins en hedendaags burgerlijk recht.
Een amoureus leven
In 1820 werd hij student rechten in Leiden, waar hij op 19 juni 1824 promoveerde. Er gebeurde veel in die Leidse periode. In 1821 werd Betje Tulle geboren, een dochter uit een amoureuze relatie. Over wie de moeder is geweest bestaan verschillende theorieën. Het meisje kreeg de achternaam van haar min. Ruim dertig jaar later heeft Van Lennep haar notarieel als dochter erkend. Werd die dochter geboren vóór zijn huwelijk met Henrietta Roëll, tijdens zijn huwelijk zou Van Lennep in de periode van zijn Kamerlidmaatschap (1853-1856) vier kinderen verwekken bij Zwaantje van Ockenburg, een bakkersvrouw uit Den Haag, met wie hij een buitenechtelijke relatie kreeg. Een korte amoureuze verhouding in 1834 zou daarvoor wel eens de oorzaak kunnen zijn geweest dat hij in 1839 gepasseerd werd voor het hoogleraarsambt. Uit het huwelijk van Jacob van Lennep met jkvr. Henrietta Sophia Wilhelmina Roëll, die overigens tien jaar ouder was, werden één dochter en vijf zonen geboren.
Een literair leven
In 1823 maakte Van Lennep de bekende voetreis door Nederland met Dirk van Hogendorp en in juni 1824 volgde zijn promotie. Tijdens zijn studie in Leiden kwam Van Lennep in aanraking met de jurist, dichter en veelzijdig geleerde Mr. Willem Bilderdijk. Deze gaf daar privaatlessen in de vaderlandse geschiedenis. Met diens verzet tegen de geest van de tijd en het bestrijden van de rationalistische denkbeelden van de Verlichting stond hij aan de wieg van het Nederlandse Reveil. Het Reveil als geestelijke opwekkingsbeweging wilde terugkeer naar het reformatorisch geloof. Nadruk werd gelegd op de ervaring van Gods genade, de belijdenis van de Godheid van Christus, de goddelijke ingeving van de Heilige Schrift en de kracht van de liefde, die zich uitte in het werk van barmhartigheid en zending. Persoonlijke bekering, religieuze ervaring en vroomheid vormden een essentiële basis. Leerlingen van Bilderdijk waren onder anderen Isaac da Costa, Willem de Clercq, Guillaume Groen van Prinsterer en Abraham Capadose. Van de hand van Isaac da Costa, met wie Van Lennep een tijd bevriend is geweest, verscheen in 1823 het pamflet Bezwaren tegen de Geest der Eeuw. Uiteindelijk heeft Van Lennep toch wat afstand genomen van de opvattingen van Bilderdijk en werd hij in 1832 lid van de Vrijmetselaarsloge Willem Frederik in Amsterdam. Een jaar voor zijn overlijden mocht hij nog worden verkozen en benoemd tot Gedeputeerd Grootmeester Nationaal van de Vrijmetselarij.
In 1829 werd Van Lennep benoemd tot rijksadvocaat en tijdens zijn leven heeft Van Lennep diverse nevenfuncties bekleed op politiek, maatschappelijk en wetenschappelijk terrein. In 1831 was hij reeds geridderd in de Orde van de Nederlandse Leeuw en in 1867 werd Van Lennep nog bevorderd tot Commandeur der Orde van de Nederlandse Leeuw. Zeker mag worden vermeld dat Van Lennep initiator was van een duinwaterleiding tussen Bloemendaal en Amsterdam, waaruit later de Amsterdamsche Duinwater Maatschappij zou ontstaan.
Vondel
Al bedreef Van Lennep literair verschillende genres, blijvende bekendheid zou hij verwerven met zijn historische romans zoals De lotgevallen van Ferdinand Huyck en De roos van Dekama. Het levenswerk van Jacob van Lennep was ongetwijfeld De werken van J. van Vondel, met verklaringen en aantekeningen door Mr. J. van Lennep. Het eerste deel kwam uit in 1855, het twaalfde en laatste deel in 1869. Uit vrees dat hij het niet zou kunnen voltooien zocht hij Nicolaas Beets aan als executeur-testamentair voor het project Vondel. Beets heeft het hem toegezegd en voelde zich vereerd. Het twaalfde en laatste deel verscheen nog geen jaar na Van Lenneps overlijden met daarin een herdenkingsstuk van Nicolaas Beets. Het wekt geen verwondering dat, toen er in 1860 bij de onthulling van het standbeeld voor de dichter Tollens in Rotterdam, gedacht werd over het oprichten van een nationaal gedenkteken voor de grote dichter Vondel in Amsterdam, men Van Lennep de juiste man vond om daartoe de leiding te nemen. In oktober 1867 is het monument tijdens een paar dagen durend feest onthuld. Bij Vondels graf in de Nieuwe Kerk hield uiteraard Van Lennep een korte rede.
Verzorgde Jacob van Lennep de uitgave van Vondels werken, ook anderen wisten hem te vinden, zoals Eduard Douwes Dekker, Multatuli, voor de uitgave van diens Max Havelaar. Van Lennep deed dat, maar het werd een gekuiste versie en dat leidde tot een proces, dat Multatuli overigens verloor en ook het einde betekende van hun vriendschap.
Het grafmonument
Het monument op het graf van Mr. Jacob van Lennep werd ontworpen door de Duits-Nederlandse beeldhouwer Johan Theodore Stracké. Een buste van Van Lennep met daaronder een zwaan siert het grafmonument. In de grafsymboliek wil de zwaan nobele zuiverheid en eeuwige trouw symboliseren. Daar is misschien wel wat op af te dingen wanneer we zijn leven overzien. Op de sokkel zien we op de linkerzijde symbolen van de vrijmetselarij, op de andere zijde afbeeldingen en symbolen die duiden op zijn literaire en maatschappelijke werkzaamheden, waarbij de naam Vondel en Bilderdijk nadrukkelijk zijn aangebracht op een banderol. De lier symboliseert één van de negen muzen namelijk Erato, muze van de lyriek en liefdespoëzie.
In 2001 werd het grafmonument aangewezen als rijksmonument, onder andere vanwege de architectuur- en kunsthistorische waarde als voorbeeld van een waardig doch bescheiden grafmonument voor een lid van de aristocratie in de tweede helft van de negentiende eeuw.
In de periode 2006 en 2007 werd het grafmonument gerestaureerd.
Bronnen:
- Marita Mathijsen, Jacob van Lennep, een bezielde schavuit (2018)
- Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren: Jacob van Lennep
- De Bibliotheek - Eregalerij: Jacob van Lennep (geraadpleegd 4-4-2020)
- Dr. M. Elisabeth Kluit, Het Protestantse Réveil in Nederland en daarbuiten 1815-1865 (1970)
- W. A. de Clercq, Willem de Clercq (1795-1844) (1999)
- Rijksmonumentenregister
- Stichting Begraafplaats Fangmanweg Oosterbeek: Nieuwsbrief 2 voorjaar 2007
Gelders Archief: [1513 - 3014]