* Oudshoorn 10 mei 1887 - † Kalenberg 10 augustus 1966
Jakobus Cornelis (Jacques) Bloem werd geboren als burgemeesterszoon. Al vroeg toonde hij grote belangstelling voor poezie. Onder druk van zijn vader begon hij in 1909 een studie rechten in Utrecht. Uiteindelijk promoveerde hij pas in 1916. Tot 1946 zou hij verschillende banen hebben, daarna richtte hij zich uitsluitend tot de poezie.
{seog:disable}Hoewel Bloem ook essays en kritieken schreef in verschillende literaire tijdschriften oogstte hij zijn grootste roem als dichter. Tijdens zijn leven ontving Bloem in 1949 de Constatijn Huygensprijs, in 1952 de P.C. Hooftprijs en in 1965 de Prijs der Nederlandse Letteren.
De laatste jaren van zijn leven bracht Bloem door in Kalenberg, waar hij werd verzorgd door zijn vroegere echtgenote Clara Eggink. Eggink was ook jarenlang jarenlang de spil van de literaire vriendenkring met onder meer J.C. Bloem, Adriaan Roland Holst, Menno ter Braak en Martinus Nijhoff. Eggink was eerder getrouwd met Jan Campert die in 1943 in concentratiekamp Neuengamme om het leven kwam.
Bloem overleed na een vierde hersenbloeding en werd begraven op de door hem zelf uitgekozen Algemene Begraafplaats in Paaslo. Op zijn grafsteen siert de slotregel van het gedicht 'Herinnering': Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij.
Clara Eggink overleed in 1991 in het Rosa Spierhuis in Laren waar ze na een beroerte was opgenomen.
Literatuur
- 'Waar ligt Poot?', Heesen, Jansen, Schilders; Baarn, 1997
- 'Letterkundig Kontakt', Orneé, Wijngaards; Zutphen, 1971