* Tilburg 25 december 1898 - † Laren 27 mei 1994
Cornelis Theodorus Fredericus Maria Swagemakers was in alle opzichten een kerstkind. Een aimabel mens, integer en begiftigd met een groot talent voor schilderen. Zijn moeder, Maria Johanna Carolina van Roessel overleed reeds op 42-jarige leeftijd (1873-1916). Vader Daniël Augustinus Maria Swagemakers was wollenstoffenfabrikant (1873-1933).
Theo, de oudste van 5 kinderen, was voorbestemd zijn vader als directeur op te volgen. Zonder veel succes bezocht hij 3 jaar het gymnasium in Tilburg waarna zijn vader hem naar een handelscursus in Bergen op Zoom stuurde.Later behaalde hij ook alle diploma's die voor het textielbedrijf nodig waren, weverij, spinnerij, apparatuur. In de fabriek leerde hij veel over kleur en kleurgebruik. En dat kwam hem te pas want zijn hart ging uit naar het schilderen. Op momenten dat zijn vader niet aanwezig was nam hij schilderlessen bij Jan Petrus van Delft.
Hij bleef tot zijn 25e in vader's fabriek werkzaam. Ondanks dat zijn vader niets in het schilderen zag verstrekte hij hem een toelage en en gaf zijn toestemming dat Theo ging studeren aan de Académie des Beaux Arts in Brussel (1923-1926). Zijn belangrijkste leermeester was Baron Isidoor Opsomer die een vriend voor het leven werd. De vriendschap met Constant Permeke is van grote invloed op zijn vroege werk geweest. Op de Académie Colorossi in Parijs (1926-1929) waar hij o.a. Charles Eyck, Kees van Dongen en Ossip Zadkine tot zijn vriendenkring mocht rekenen, voltooide hij zijn opleiding. De kennismaking met het expressionisme maakte een diepe indruk op hem. Later schilderde hij post-impressionistisch.
In maart 1929 was zijn eerste officiële expositie. Bij Galerie Jacob in Parijs waren 15 schilderijen te zien waaronder Bretonse visschers, dat door de Franse staat werd aangekocht, en het portret van prins Obolensky, een van de moordenaars van de monnik Raspoetin. Het portret werd alom geprezen, ook in Nederland. Als gevolg hiervan kreeg hij uit zijn vaderland 20 portretopdrachten. Na nog enige jaren in Parijs te hebben geschilderd keerde hij in 1932 naar Nederland terug en vestigde zich in Amsterdam. Hij werd een van de meest gevraagde portretschilders van ons land. Veel bekende Nederlanders waaronder leden van het Koninklijk Huis, prelaten, industriëlen, acteurs en actrices poseerden voor hem.
Anton van Duinkerken, Ellen Vogel, Cees Laseur zijn maar enkele voorbeelden maar ook vrienden en vriendinnen zoals zijn toekomstige vrouw Elly Haaksma, de dochter van een resident uit Nederlands Oost Indië. Op 24 april 1933 traden ze in het huwelijk. Hun zoon Victor werd op 29 april 1936 geboren. De ziekte van hun zoon, hij was manisch-depressief, legde een zware druk op het gezin. Gekweld door zorgen over haar zoon werd Elly in 1986 in het Provinciaal Ziekenhuis in Santpoort opgenomen. Vic overleed aan zijn ziekte op 18 november 1988, 52 jaar oud.
De gemeente Breda gaf in 1952 opdracht de vier prinsessen te schilderen. Na gereedkoming werd het portret prinses Wilhelmina aangeboden die het in paleis Noordeinde onderbracht. In opdracht van verschillende gemeenten portretteerde hij 5 keer koningin Juliana, voor het eerst in 1954. In 1962 kreeg hij opdracht voor een staatsieportret van prinses Beatrix. Reünisten van het Koninklijk Instituut voor de Marine verzochten hem in 1979 van prins Bernhard een portret te schilderen. Swagemakers had niet alleen succes met zijn portretten. Hij schilderde ook zeegezichten, landschappen maar vooral stillevens. In 1958 ontving hij de Thérèse van Duyl-Schwarzeprijs voor de portretten van zijn vrouw Elly en zijn zoon Vic. Een jaar later werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. In de vijftiger en zestiger jaren was hij o.a. lid van de Raad voor de Kunst, had zitting in vele jury's en besturen en was lid van de Commissie voor Sociale Kunstopdrachten in de gemeente Amsterdam. Ter gelegenheid van zijn 85e verjaardag werd in het Singer-museum in Laren van 17 december 1983 tot 15 januari 1984 een tentoonstelling aan zijn werk gewijd. Bij de opening werd hem het Ereteken van Verdiensten van de stad Amsterdam uitgereikt. Dit vanwege zijn bijdragen aan het kunstbeleid in die stad.
Een jaar na de ziekenhuisopname van zijn vrouw verhuisde Swagemakers naar het Rosa Spierhuis in Laren (1987) waar hij werd verzorgd door Hedi Grün, sinds jaren een huisvriendin van de familie. Op 27 mei 1994 overleed hij door ouderdomsverschijnselen.
Hij liet een respectabel aantal van ongeveer 2500 werken na waarvan ruim 1200 portretten. Zijn werk is o.a. aangekocht door het Stedelijk Museum in Amsterdam, het Rijksmuseum Kröller-Müller in Otterlo, het Van Abbemuseum in Eindhoven maar vooral door het (Rijks) Instituut Collectie Nederland. Op 1 juni 1994 werd in de Basiliek Sint Jan-Goede Herder in Laren een uitvaartdienst gehouden waarna de begrafenis om 13 uur plaatsvond op de begraafplaats Zorgvlied in Amsterdam (graf N-II-1044, deelbord 5). Op het graf is een door beeldhouwer Eric Claus uitgevoerd stilleven geplaatst. Twee peren en een citroen op een zwart marmeren kolom oprijzend in een achterover hellende bronzen lijst.
Na nog enige tijd in het Zorgcentrum Bernardus in Amsterdam te zijn opgenomen overleed zijn vrouw Elly op 22 februari 1999 en werd op 1 maart d.a.v. in het familiegraf bij haar man ter ruste gelegd.
Met dank aan Louis Moons, directeur en oprichter van het voormalige Theo Swagemakers Museum in Haarlem voor het beschikbaar stellen van documentatie en beeldmateriaal
Literatuur
- Bonne ten Kate: 100 jaar Theo Swagemakers. Zoeken naar de waarheid (1999)
- Frans Duister: Theo Swagemakers, 1898-1994. Schilder tussen proza en poëzie (2003)