* Dordrecht 7 juni 1907 - † Laren 30 april 1995
Otto Boudewijn de Kat, geboren in Dordrecht, groeide op in een gegoede familie. Vader Otto Boudewijn de Kat, heer van Blijswijk (1875-1922), was in het bankwezen werkzaam, moeder Jacoba Maria Henriëtte Johanna van Leeuwen Boomkamp (1876-1967) kwam uit een welgestelde familie. Lang heeft Otto niet in Dordrecht gewoond, reeds in 1908 verhuisde de familie naar Haarlem.
In 1920 begon hij een opleiding bouwkunde, versierende kunsten en kunstambachten in Haarlem, in 1927 gevolgd door een tweejarige avondopleiding aan de Rijksacademie in Amsterdam. Het jaar 1928 bracht hem naar Parijs waar hij zich geheel aan de schilderkunst wijdde. Bij terugkomst meldde hij zich als lid van de vooruitstrevende kunstenaarsvereniging De Onafhankelijken en werd leerling van Henri Boot (1930).
Zijn huwelijk met de dichteres Johanna Maria Janetta (Hans) van Zijl werd op 24 april 1930 gesloten. Door zijn vrouw kwam hij in literaire kringen en raakte bevriend met de schrijvers Anton van Duinkerken en Albert Helman wiens portret hij in 1929 had geschilderd. De Kat werd in het literaire wereldje echter niet serieus genomen. De vriendschap met Helman sloeg om in een haatverhouding. Van 1936 tot 1940 bezocht hij de School der Schone Kunsten in Brussel waarna naar Overveen werd verhuisd waar hij 20 jaar woonde. Na de oorlog richtte De Kat samen met Kees Verwey de Hollandse Aquarellisten Kring op. In 1955 werd hij benoemd tot hoogleraar van de Rijksacademie in Amsterdam. Een functie die hij tot 1972 uitoefende. Ook werd hij voorzitter van de Amsterdamse kunstvereniging Arti et Amicitiae. In de periode 1951 - 1955 schreef hij vele kunstkritische recensies voor Het Vrije Volk en het Haarlems Dagblad.
Geheel onverwacht stierf z'n echtgenote Hans op 3 december 1963. Zelfmoord werd gesuggereerd, maar artsen vonden daar geen concrete aanwijzingen voor. In 1964 huwde hij de Deense Dora Dahl-Madsen en vestigde zich in Amsterdam. Hij bezat rond 1981 een huisje in Grand Pressigny (Frankrijk) waar hij een aantal zomers doorbracht. In 1987 verwisselde hij dit huisje voor een boerderijtje in Twisk. Fysieke omstandigheden noopten hem in Laren te gaan wonen (Haenwijck 1); eind 1994 ging hij naar het Rosa Spierhuis ter plaatse waar hij door een steeds afnemende gezondheid, 4 maanden later, op 30 april 1995 overleed. Hij werd begraven op de Algemene Begraafplaats in Laren (grafnummer O 49).
Op zijn vele reizen schilderde hij z'n impressies. In zijn werk zijn de invloeden van de 19e en 20ste eeuwse kunststromingen herkenbaar. Hij zocht inspiratie bij de Franse impressionisten, post-impressionisten en kubisten zoals Bonnard, Vuillard en de Nederlanders Verwey en Boot. Zijn omvangrijk oeuvre van landschappen, stadsgezichten, portretten, stillevens en interieurs wordt gekenmerkt door abstraheren (waarbij het onderwerp altijd herkenbaar blijft) en door het gebruik van zachte kleuren. Zijn werk straalt harmonie en stemming uit.
Literatuur
- Dick van Broekhuizen e.a.: Otto B. de Kat-Leven en werk (2002)