De stad Zevenaar behoort pas sinds 1816 bij Nederland. Lange tijd vormde de stad een enclave van het hertogdom Kleef dat vanaf 1701 geleid werd door de Pruisen. In de periode daarvoor was Johan Maurits van Nassau-Siegen (1604-1679) stadhouder van Kleef en heerste er religieuze tolerantie, wat er toe leidde dat in de zeventiende eeuw onder meer de eerste joden zich in Zevenaar vestigden.
Naar verluidt kenden de joden in Zevenaar al in 1631 een eigen begraafplaats. In 1640 is sprake van een “Jodenkerckhof buiten die Bleyse Poort". Dat zal de Bleekse poort zijn geweest, aan de westzijde van de stad. De joodse inwoners betaalden voor de pacht van deze begraafplaats jaarlijks twee daalders. Rond 1830 is op de kadastrale kaart die van Zevenaar werd gemaakt, niets te vinden van een begraafplaats. Wel bezat de “directeur van de Israelitische gemeente”, Marcus David Rosenberg, sinds 1809 woonachtig te Zevenaar, een tuin buiten de poort. Dit zou best de begraafplaats kunnen zijn, maar die werd dan niet meer als zodanig gebruikt. De joodse gemeente bestond in die tijd uit niet meer dan 10 mensen en was niet georganiseerd. Dat was ook de reden waarom de joden in Zevenaar in het begin van de negentiende eeuw in Didam bijeenkwamen voor hun gebed. Dat zou duren tot in 1833 in Zevenaar de gemeente groot genoeg was voor een eigen synagoge. Toen de gemeente Zevenaar in 1855 een nieuwe begraafplaats liet aanleggen langs de weg naar Didam, werd daar ook een klein stukje voor de joodse gemeenschap aangelegd.
De oude begraafplaats
Het joodse gedeelte werd niet meteen in gebruik genomen, maar toen zich in 1861 een overlijden aandiende binnen de joodse gemeente volgde de eerste begraving. Dat betrof Sara Simon Levy. Daarna volgden tot 1889 nog zeker dertien begravingen, althans er resteren in ieder geval 14 stèles op het kleine perceel. In 1891 nam de joodse gemeente een eigen begraafplaats in gebruik aan de Arnhemseweg, ten westen van de stad. De oude joodse begraafplaats bleef intact, maar de algemene begraafplaats werd na 1945 niet meer gebruikt en de gehele begraafplaats raakte ernstig in verval. In de jaren zestig werden grote delen van de begraafplaats geruimd en werd rondom een nieuwe woonwijk gepland. Daarbij werden enkele straten over de oude begraafplaats aangelegd. Een deel is sindsdien bebouwd. In 1972 besloot de gemeente dat het joodse gedeelte gehandhaafd bleef en dat het overige gedeelte openbaar groen zou worden. Het bewaarde gedeelte van de algemene begraafplaats betreft naast de joodse begraafplaats een klein deel met protestantse graven waarop nog enkele grafmonumenten lagen of stonden.
In 1945 werd de synagoge in Zevenaar getroffen bij geallieerde bombardementen. Na de oorlog kwam een handvol ondergedoken joden terug, maar er waren niet genoeg mensen om de joodse gemeente in stand te houden. In 1947 werd de joodse gemeente bij die van Arnhem gevoegd. Het onderhoud van de begraafplaatsen kwam in handen van de gemeente.
Vandaag de dag ligt de begraafplaats langs een straat midden in een woonwijk die hier in de jaren vijftig is aangelegd. Een eenvoudig houten spijlenhekje geeft toegang tot de begraafplaats die verder geheel omgeven is door een bijna manshoge beukenhaag. Er staan in totaal 14 stèles, waarvan twaalf uitgevoerd in Belgisch hardsteen en twee in gietijzer. Over verdere graven is niets bekend. De oudste stèle verwijst naar de begrafenis uit 1861 van Sara Simon Levy. Op de meeste stèles is de tekst in het Hebreeuws gesteld en slechts in één geval bevat de steen ook een Nederlandse tekst, zoals voor de koopman Nathan Rosenboom die in 1889 overleed. Hij werd hier als laatste begraven.
De stèles staan in twee rijen tegenover elkaar, waarvan niet duidelijk is of dit de oorspronkelijke locatie van de grafstenen is. De stèles zijn eenvoudig uitgevoerd en kennen een ronde beëindiging of verschillende inkepingen waardoor de bovenzijde drie of vijf rondingen bevat. Stèles met ingekapte letters zijn niet gezwart, die met verheven letters wel. Eén stele is beschadigd. De top is afgebroken en ligt achter het monument.
De nieuwe begraafplaats
In de tweede helft van de negentiende eeuw bereikte de joodse gemeente van Zevenaar haar grootste omvang. In 1869 telde de gemeente 113 leden en aangenomen werd dat de kleine begraafplaats onvoldoende zou zijn. Belangrijker nog was om een begraafplaats in eigen bezit te hebben. Daarom werd besloten om een perceel grond te kopen voor de aanleg van een eigen joodse begraafplaats. Deze werd in 1891 aangelegd buiten de bebouwde kom, langs de Arnhemseweg, ten westen van de stad. Ophoging van het terrein was waarschijnlijk niet nodig. Een van de eersten die hier begraven werd, was Louis Kohen, overleden op 18 november 1891.
Vanaf de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw ontwikkelde zich aan de oostzijde van Zevenaar een nieuwe woonwijk en raakte de begraafplaats ingeklemd tussen de bebouwing. Vandaag de dag ligt het langwerpige perceel achter een onopvallend functioneel en modern metalen hekwerk. Het hekwerk is opgehangen tussen een bakstenen muur die nog niet zo heel lang geleden opgetrokken is. De begraafplaats telt 47 grafmonumenten, waarvan de meeste stèles uitgevoerd zijn in Belgisch hardsteen. Een aantal jongere stenen is uitgevoerd in graniet. De laatste begraving vond hier plaats in 1982.
De meeste stèles staan in een lange rij aan de noordzijde van de begraafplaats en een kortere rij staat daarvoor. Aan de andere zijde staat nog een aantal stèles. Het grootste gedeelte van de begraafplaats bestaat uit gras. De jonge granieten grafmonumenten hebben een deksteen op het graf, terwijl andere, wat oudere hardstenen stèles, een hardstenen rand rondom het graf hebben. In een enkel geval zijn twee of drie graven door zo’n rand met elkaar verbonden. Dat laatste is het geval bij de grafmonumenten voor Jacob Levie Gans (1855-1933), diens vrouw Helena Baermann (1858-1943) en hun zoon Rudolf (1899-1934). Gans was export-slager en daarnaast was hij ruim 50 jaar de penningmeester van de joodse gemeente. De handel in (varkens)vlees had ongetwijfeld te maken met Duitsland. Rudolf was veekoopman en zal ongetwijfeld samengewerkt hebben met zijn vader en ooms, maar hij kwam om bij een ongeluk. De broer van Jacob, Meijer Levie (1848-1940), was ook slager en hij adverteerde regelmatig met zijn Varkens Exportslachterij. Ook de twee grafmonumenten van Meijer en diens vrouw Sophia zijn door zo’n rand met palen en kettingen aan elkaar verbonden.
De nabijheid van Duitsland wordt een enkele keer zichtbaar door de geboorteplaats, zoals bijvoorbeeld Bocholt. In het voormalige hertogdom zijn in Bocholt, Emmerich en Kleef ook nog joodse begraafplaatsen te vinden.
De begraafplaats in Zevenaar is recent aangepakt waarbij de aan de noordzijde staande bakstenenmuur vervangen is. De oude muur was lange tijd door begroeiing overwoekerd en verkeerde in slechte staat. De muur is gesloopt en vervangen door een modern gazen hekwerk waartegen laurier en klimop is geplaatst.
Literatuur:
- Michman, Jozeph, Hartog Beem en Dan Michman, Pinkas – Geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland, Amsterdam 1999
Internet:
- Project Het Stenen Archief
- Joodse gemeenten in Zevenaar
- Joodse gemeenschap in Zevenaar