In de gemeente Nijmegen bevinden zich 22 begraafplaatsen, waarvan vier gemeentelijk. De begraafplaatsen weerspiegelen het funeraire landschap van Nederland in de afgelopen twee eeuwen. Er zijn begraafplaatsen met een hervormde signatuur, een grote oorlogsbegraafplaats (Jonkerbos) en ook een grote joodse begraafplaats. Er is zelfs een gemeentelijke begraafplaats die steeds meer een islamitische signatuur krijgt. Maar wat het meest zichtbaar is in Nijmegen zijn de begraafplaatsen met een katholieke signatuur. Vijf begraafplaatsen behoren tot een klooster, maar er werden ook begraafplaatsen aangelegd door de verschillende Nijmeegse parochies. Eén katholieke begraafplaats valt echter het meest op en dat is de begraafplaats aan de Daalseweg.
Katholiek begraven in de negentiende eeuw
{seog:disable}In Nijmegen werd begin negentiende eeuw vooral begraven in en bij de Stevenskerk. Verder lag er nabij Mariënburg een joodse begraafplaats die dateerde uit 1683. Voor de armen van de stad waren er twee kerkhoven. Wie in het westen van de stad woonde, vond zijn laatste rustplaats aan de westzijde van de middeleeuwse Stevenskerk op de stadsbegraafplaats. Wie in het oostelijke deel van de stad woonde, vond zijn laatste rustplaats op het Regulierenkerkhof aan de Molenstraat. Dat kerkhof was oorspronkelijk gelegen bij een klooster dat in 1591 door Prins Maurits werd opgeheven. Er kwam een huis voor oude mannen en vrouwen, vanaf 1681 formeel het Oud Burgeren Gasthuis genaamd. Rijke inwoners van Nijmegen lieten zich bij voorkeur in de kerken begraven. Al sinds de reformatie was er geen katholieke begraafplaats meer in de stad te vinden.
In 1810 werd de stad Nijmegen gedwongen te stoppen met begraven binnen de stadsmuren en in de kerken. Dit was het gevolg van de inlijving van het Koninkrijk Holland in het Franse keizerrijk waar strengere regels golden ten opzichte van begraven. Een nieuw terrein voor het begraven was snel gevonden, want de vestinggronden rond de stad waren in 1808 door Lodewijk Napoleon aan de stad geschonken. Direct ten zuiden van de stad, tussen de toenmalige Hertsteegpoort en de Molenpoort, werd op de vestingwallen een begraafplaats aangelegd. Omdat er geen ophogingen of wat dan ook nodig waren, kon de begraafplaats al op 20 mei 1811 in gebruik worden genomen. Niet lang daarna kregen protestanten, katholieken en joden ieder een eigen deel toegewezen. In 1814, de Fransen waren inmiddels uit Nederland verdwenen, werd de vestinggrond weer eigendom van het rijk. De gemeente mocht evenwel de begraafplaats in beheer houden. Direct na het vertrek van de Fransen hadden de joden van Nijmegen het begraven van hun doden weer voortgezet op hun begraafplaats. Ook de rijke protestantse inwoners gebruikten niet meer de nieuwe begraafplaats, maar begroeven hun doden vanouds in de kerken. De katholieken bleven hun deel van de nieuwe begraafplaats wel gebruiken totdat in 1829 de hervormden ook weer aanspraak gingen maken op de begraafplaats. In dat jaar werd het verboden nog langer binnen de bebouwde kom te begraven.
Telkenmale bleek dat er op de algemene begraafplaats ruimtegebrek was, vooral op het katholieke deel. Kleine uitbreidingen moesten telkens soelaas bieden. In 1876 kocht de gemeente nog eens een stuk van ruim 2.000 m2 om het katholieke gedeelte te vergroten. Een van de wegen die naar de begraafplaats leidde, de Stenenkruisstraat zou naamgever worden van de begraafplaats. Niet veel later vroegen de kerkbesturen van de vier parochies van Nijmegen toestemming om een eigen begraafplaats te mogen aanleggen.
Een eigen begraafplaats
In juli 1884 ontstond op de algemene begraafplaats een probleem met een begraving. De begrafenis in gewijde aarde had volgens de geestelijken niet toegelaten mogen worden. Op grond hiervan werd door de rooms-katholieke kerkbesturen bij de gemeente verzocht het katholieke deel in eigendom te verkrijgen zodat dergelijke problemen zich niet meer voor zouden doen. Indien gewenst zou de gemeente elders een nieuwe algemene begraafplaats voor katholieken kunnen stichten. Kennelijk gaf de gemeente niet thuis en daarop vroegen de kerkbesturen van de vier parochies toestemming om een eigen begraafplaats te mogen aanleggen. Op grond van de Begrafeniswet van 1869 hadden kerkbesturen recht op de aanleg van een eigen begraafplaats. De toestemming werd dan ook vlot verleend en in het vroege voorjaar van 1885 waren de kerkbesturen van de parochies al gestart met de aanleg. De locatie die gekozen was, lag langs de Daalseweg. Destijds lag de begraafplaats ver buiten de bebouwde kom. Eind juni 1885 werd de begraafplaats gewijd en kon gestart worden met de eerste begravingen. Het katholieke gedeelte op de algemene begraafplaats werd nadien nog gebruikt, zoals voor drenkelingen waarvan vastgesteld was dat ze het katholieke geloof hadden. De aanleg van de nieuwe begraafplaats was in handen van de Nijmeegse gemeentearchitect Jan Jacob Weve (1852-1942). Zijn ontwerp was eenvoudig en relatief sober. Twee kruisende hoofdpaden vormden een Latijns kruis en kleinere paden ontsloten bijna veertig grafvakken. De grootste grafvakken lagen aan de buitenzijde terwijl de kleinere langs de hoofdpaden waren gesitueerd. De hoofdpaden werden bovendien beplant met rode beuken wat veel aantrekkelijker was dan de oude begraafplaats die nauwelijks enig groen kende. Langs de buitenzijde werden manshoge muren opgetrokken waarin Weve kruiswegstaties ontwierp. Centraal kwam een groot kruis te staan en links daarvan werd een priestergraf ingericht. De harde elementen zoals de muur en het hekwerk, gelegen aan een voorplein, werden gekenmerkt door een neogotische vormgeving.
In 1893 werd een kleine uitbreiding gedaan en in 1904 nog eens. Toen werd rechts van de ingang van de begraafplaats een aula met tuinmanswoning gebouwd. Het ontwerp voor dit gebouw was wederom van Weve. Het gebouw in een neogotische baksteenstijl viel op door de getrapte voorgevel en het hoge zadeldak van het hoofdvolume. In de loop van de volgende decennia werd de begraafplaats druk gebruikt. Jaarlijks vonden honderden overledenen hier hun laatste rustplaats. In 1908 bijvoorbeeld waren dat er 535. De meeste daarvan vonden hun rustplaats op de grotere grafvakken waar algemeen begraven werd. De kleinere vakken waren voor particuliere graven en ook deze vulden zich langzaam op met grafmonumenten die in sommige gevallen meerdere graven besloegen.
Overigens was in 1905 de oude begraafplaats aan de Stenenkruisstraat definitief gesloten en konden graven van daar overgebracht worden naar andere begraafplaatsen. In 1925 hield ook dat op en werd het oude katholieke gedeelte opgeruimd net als het algemene protestantse deel. Alleen de eigen protestantse graven bleven liggen omdat deze eeuwigdurend waren uitgegeven.
Ondertussen breidde de stad zich uit totdat rond de jaren dertig de begraafplaats langs de Daalseweg ingesloten raakte door bebouwing. Uitbreiding ter plekke was niet meer mogelijk, maar tegelijkertijd werd de aanleg van kleinere parochiebegraafplaatsen in een aantal gevallen geweigerd. Dat betekende dat de begraafdruk op de Daalseweg onverminderd hoog bleef.
In 1940 kwam voor het eerst de sluiting ter sprake. Inmiddels hadden hier tussen de 25.000 tot 30.000 overledenen hun laatste rustplaats gevonden. In de Tweede Wereldoorlog bleef de begraafplaats in gebruik. In februari 1944 werden op de begraafplaats ruim 300 slachtoffers begraven van het bombardement dat Nijmegen trof op 22 februari 1944 en in totaal aan 800 burgers het leven kostte. In sommige gevallen werden slachtoffers bij elkaar in een verzamelgraf begraven. Kort na de bevrijding, op 26 september 1944, richtte een bom zware schade aan. Eerder al had de plaatsing van luchtafweergeschut op de begraafplaats gezorgd voor een kaalslag onder de grafmonumenten en de bomen. Ook uit de periode na de bevrijding werden hier slachtoffers begraven van de talloze beschietingen die Nijmegen als frontstad te verduren kreeg.
Na de oorlog werden op de begraafplaats verschillende monumenten opgericht ter nagedachtenis van de slachtoffers van de oorlog. Zo werd in 1950 een monument opgericht op het graf van de verzetsstrijder Jan van Hoof, die naar verluidt de Waalburg in Nijmegen gered heeft voor vernieling door de Duitsers (overigens werd het lichaam van Jan van Hoof in 1971 overgebracht naar begraafplaats Vredehof). Na de oorlog kwam de sluiting wederom aan de orde. Een zoektocht samen met de gemeente leidde tot een nieuwe locatie voor een begraafplaats langs de Winkelsteegsche Weg nabij Hatert. Deze locatie bleek zeer geschikt en in 1948 kon de katholieke begraafplaats Jonkerbos in gebruik worden genomen. Daarop werden op de oude begraafplaats geen nieuwe graven meer uitgegeven en kon uitsluitend nog gebruik worden gemaakt van eigen graven die voor onbepaalde tijd waren uitgegeven. Het lag in de bedoeling de begraafplaats op termijn geheel te sluiten.
Teloorgang
De naderende sluiting van de begraafplaats was een direct gevolg van het feit dat er geen nieuwe graven meer uitgegeven konden worden. Het terrein kreeg minder aandacht nu er een nieuwe begraafplaats was aangelegd. Sommige delen van de iets meer dan drie hectare grote begraafplaats werden min of meer aan hun lot overgelaten. Er bleek sprake van veel kapotte grafstenen door verval, maar ook door de schade die in de oorlog was aangericht. Toen het kerkbestuur hier wat aan wilde doen, plaatste het eind 1955 een zakelijke advertentie in de kranten. Daarin maakt het bestuur bekend de regels uit artikel 20 van haar reglement te gaan toepassen: alle voorwerpen die niet in een behoorlijke staat van onderhoud verkeerden zouden worden ‘weggeruimd’. Daarop kwamen verontwaardigde reacties die het bestuur deed besluiten te reageren. In haar reactie gaf het bestuur aan alleen het aanzien van de begraafplaats te willen verbeteren en dat veel graven vervallen waren doordat er weinig interesse meer was bij nabestaanden en rechthebbenden. Restauratie van grafmonumenten werd aangemoedigd. Ondertussen vonden nog steeds sporadisch begrafenissen plaats, zoals in maart 1957 van de oud-wethouder W.F.W. van der Wagt die een belangrijke stempel op de stad had weten te drukken door de bouw van duizenden woningen mogelijk te maken. Het begraven in bestaande familiegraven gingen nog door tot ver in de jaren zeventig.
Terwijl families hun dierbaren nog begroeven op de begraafplaats, was het bestuur bezig met de liquidatie van de begraafplaats. Dat kwam in 1965 goed naar voren toen enkele grafvakken aan de zuidzijde van de begraafplaats werden geruimd. De grond had het bestuur verkocht aan de naastgelegen schoenenfabriek Wellen en Co. Deze fabriek was in de jaren dertig achter de begraafplaats gebouwd en floreerde na de oorlog. Dat er op dit algemene gedeelte ook graven lagen van slachtoffers van het grote bombardement, stonden toen weinigen bij stil. Volgens het bestuur werden enkele belangrijke graven wel naar elders overgebracht, maar de resten van de meeste graven belanden op een hoop grond in de nieuwbouwwijk Hatert.
Het onderhoud van de begraafplaats liep steeds verder terug en toen in 1972 ook de aula met opzichterswoning werd afgebroken, werd de begraafplaats een vrijplaats. Nachtelijk bezoek en onverschillige dieven veroorzaakten overlast voor de buurt. Dit alles leidde tot grove gevallen van vandalisme en zelfs grafschennis. De begraafplaats leek letterlijk ten dode opgeschreven toen de gemeenteraad van Nijmegen in 1984 een bestemmingsplan aannam, waardoor er op een deel van de begraafplaats woningbouw mogelijk werd. Een gedeelte zou behouden blijven terwijl een ander deel de bestemming 'park' zou krijgen. De nieuwe bestemming voor de begraafplaats werd ingegeven door projectontwikkelaars die de eigenaar, de Dekenale Stichting Begraafplaatsen, een fors bedrag hadden geboden. Verkoop van de begraafplaats leek voor de Dekenale Stichting dan ook een uitkomst.
Tegengas
Ondertussen was bij inwoners van Nijmegen het besef ontstaan dat de begraafplaats te waardevol was om zomaar te laten verdwijnen. De plannen van het kerkbestuur in 1972 om de begraafplaats op te heffen en gedeeltelijk te ruimen, leidden dan ook tot heftige reacties. In augustus 1972 plaatste het bestuur verschillende oproepen met de boodschap dat zij de begraafplaats wenste te liquideren.
De aanleiding voor de plannen waren gelegen in het feit dat er sprake was van ernstige grafschennis op de begraafplaats. Studenten hielden er ’s nachts bijeenkomsten en sommige bezoekers hielden zich vooral bezig met het verzamelen van koperen letters. De politie had al eens een echtpaar betrapt bij die letterroof. De stichting Katholieke Begraafplaats Jonkerbos die toen de begraafplaats beheerde, wilde een grootschalige oproep doen om nabestaanden te vinden voor toestemming tot ontruiming en overbrenging van de graven. De Nijmeegse arts Robert Bahlman was een van de eersten die protesteerden tegen de plannen.
Terwijl veel nabestaanden en rechthebbenden niets meer van zich lieten horen en hun graven lieten vervallen, kwamen andere nabestaanden in actie. Onder aanvoering van Bahlman werd de “Stichting ter Behartiging der Belangen van Nabestaanden van Overledenen, ter aarde besteld op de begraafplaats voor Roomsch Katholieken te Nijmegen, Daalseweg” opgericht. Daarnaast kwam er ook nog een ander initiatief van de grond, de werkgroep ‘t (te) behouden kerkhof. De werkgroep drong bij B&W van Nijmegen aan op afsluiting of politietoezicht voor de begraafplaats. Ook bood de werkgroep aan om samen met het kerkbestuur de begraafplaats te gaan onderhouden. De werkgroep wilde van de begraafplaats een plantsoen maken. Een van de belangrijkste leden van die werkgroep was zondermeer Christ Doorakkers. De stichting van nabestaanden spande een kort geding aan tegen de kerkelijke Stichting, dat ze wonnen. Het onderhoud werd daarna weer verbeterd, maar na enkele jaren werd dat toch weer minder, waarschijnlijk omdat er te weinig inkomsten tegenover stonden.
Overigens werd Bahlman na diens overlijden in 1977 begraven op de Daalseweg in het eigen familiegraf. Zijn werk in de stichting werd voortgezet door zijn vrouw.
Het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan in 1984 door de gemeente was een zware tegenvaller voor de mensen die voor het behoud waren. Met lede ogen hadden ze moeten zien dat de begraafplaats in de jaren tachtig niet ontkwam aan nog meer vernielingen. Zo werden in maart 1985 tientallen grafmonumenten op de begraafplaats moedwillig vernield. Om op de begraafplaats te komen was een twee meter hoog hek omgeduwd. De daders bleken een groepje van zes jonge jongens te zijn die voor een beloofde zak patat de boel kort en klein hadden geslagen. Ook in 1991 was het raak toen drie nachtelijke bezoekers meer dan tien grafmonumenten vernielden.
Het definitieve einde?
De inmiddels opgerichte Dekenale Stichting R.K. Begraafplaatsen Nijmegen kondigde in februari 1985 aan een deel van de begraafplaats te willen sluiten. Daarbij zou het centrale deel gehandhaafd blijven en werden nabestaanden die graven van buiten dit deel wensten over te brengen, opgeroepen zich te melden. In de kranten waarin de advertentie van de dekenale stichting werd geplaatst, stond daaronder een advertentie van de stichting ter behartiging der belangen die ook nabestaanden en anderen oproep zich te melden. Daarin trokken de beide stichtingen dus gezamenlijk op en lange tijd steunde de belangenstichting de plannen van de eigenaar.
Ondertussen was de werkgroep 't (te) behouden kerkhof allerlei activiteiten gaan ontwikkelen op de begraafplaats, waaronder schoonmaakacties en daarbuiten met een eigen mededelingenblad. Bij het schoonmaken diende de werkgroep wel weg te blijven van het centrale deel, zo was hen destijds opgedragen. Het doel van de werkgroep was echter helder: behoud van de gehele begraafplaats. De dekenale stichting wenste juist het gedeelte buiten de centrale vakken te verkopen ten behoeve van woningbouw. De werkgroep deed er alles aan om de begraafplaats in de belangstelling te zetten. Zo werd contact opgenomen met de toenmalige Rijksdienst voor de Monumentenzorg om daar de cultuurhistorische waarden onder de aandacht te brengen en om zo samen met de gemeente de begraafplaats onder rijksbescherming te brengen. De aandacht werkte positief, want nabestaanden en buurtbewoners gingen de begraafplaats weer meer bezoeken. Meer en meer graven werden onderhouden en de schoonmaakactie zorgde ervoor dat de plek beter toegankelijk werd. Door de inzet van de werkgroep ging uiteindelijk in 1992 de Stichting Behartiging Belangen Nabestaanden zich ook uitspreken voor het behoud van de gehele begraafplaats. Al die tijd bleef de dekenale stichting aangeven dat zij geen middelen had voor het onderhoud en daarom delen wilde afstoten. Begin 1993 werden de vergevorderde plannen van de dekenale stichting en een projectontwikkelaar plotseling aan de kant geschoven. Nu besloot ook de gemeente Nijmegen zich achter het behoud van de begraafplaats te scharen. Wel diende gezocht te worden naar oplossingen om de geplande woningen elders te kunnen bouwen. De verhoudingen tussen werkgroep en dekenale stichting waren toen evenwel op een dieptepunt beland. Maar de begraafplaats was gered en dat leverde ook landelijk veel aandacht op voor de begraafplaats. De herdenkingen van de slachtoffers van het bombardement op 22 februari trokken jaarlijks ook steeds meer aandacht.
Kentering in het denken
In 1994 werd definitief besloten dat de begraafplaats behouden zou blijven. Er werd een nieuwe stichting opgericht waarin de werkgroep en de belangenstichting samen verder gingen. Deze stichting zette het werk voort onder de naam Stichting In Paradisum. In samenwerking met de Dekenale stichting en de gemeente werd beleid opgesteld voor het behoud en beheer. Onderdeel daarvan was ook het opnieuw uitgeven van graven op de begraafplaats. Hoewel er nog lange tijd in eigen graven begraven was, was dit een stap in het herstel van het volledige beheer van de begraafplaats.
Een mijlpaal in het gevecht voor het behoud en bevestiging van wat de werkgroep wilde aantonen, was de aanwijzing van de begraafplaats als rijksmonument in 2002. De aanleg van de begraafplaats, dus alle paden en de opzet van de begraafplaats zijn nu beschermd, het toegangshek met hekwerk en muur, de kruiswegstaties en vijf grafmonumenten: die van de families Van Heukelum, Veerkamp, Smulders, Randag en Van Rosendael.
Het monument voor de familie Randag is een in Nederland uniek grafmonument. Het werd na 1928 vervaardigd voor Wilhelmus Franciscus Randag, directeur van Anton Jurgens margarinefabrieken. Het grafmonument is opgetrokken in de stijl van de Art Deco en bestaat uit een hoge sarcofaag. De sarcofaag is geplaatst op een sokkel van ruw behakt roze graniet. De tombe loopt naar boven breder uit en draagt een uitkragende afdekking die aan de voorzijde ondersteund lijkt te worden door twee biddende vrouwfiguren. Tussen de figuren is een metalen tekstplaat aangebracht met het opschrift: "FAMILIEGRAF/ W. RANDAG/ 1868 + 1928/ F. RANDAG/ 1904 + 1931/ J.M. RANDAG-/ DAZERT/ 1872 + 1933/ W.F. RANDAG/ 1905 + 1951". Boven de plaat is een Christusmonogram in de steen gehakt. Onder de zich verbredende afdekking is een rand opgenomen met daarop aan beide zijden en de achterkant een tekst in het Latijn. Achterop staat "O CRUX AVE SPES UNICA", wat staat voor “Gegroet o kruis, onze enige hoop”. Op de linkerzijde staat: "BEATI MORTUI QUI IN DOMINO MORIUNTUR", wat staat voor “Zalig zijn de doden die in de Heere sterven” en aan de rechterzijde: "EGO SUM RESURRECTIO ET VITA" wat zoveel betekent als “Ik ben de opstanding en het leven”. Het monument getuigt van een religieuze kijk op het leven zoals dat destijds gebruikelijk was in dergelijke kringen. De vormgeving van het grafmonument is echter atypisch.
Het grafmonument van de familie Van Rosendael dat ook beschermd is, vertoont een voor die tijd meer typerende stijl in een neogotische setting. Het grafmonument is vermoedelijk rond 1900 vervaardigd door de steenhouwerij Euwens, waarover later meer. De opdrachtgever was de familie Van Rosendael die in de Broerstraat en op de Kannenmarkt winkels had in onder meer huishoudelijke artikelen. Het grafmonument bestaat uit twee delen. Op het hoofdeind is een neogotische open grafkapel op een sokkel geplaatst en op het graf ligt een geprofileerde tombe van zwart graniet op een hardstenen sokkel. In de kapel is een marmeren beeld van een treurende engel opgenomen, die in zijn rechterhand een bloemenkrans vasthoudt en met zijn linkerarm leunt op een rotsblok met het opschrift: "LIEFDE/ BLYFT". Het van klimop voorziene kruis heeft een Christusmonogram in reliëf, geflankeerd door de Griekse letters alfa en omega. Voor het rotsblok staat een olielamp op een rotsbodem, die met een palmtak is getooid. Allerlei funeraire motieven die verwijzen naar een hoop op het eeuwige leven. Op de voorzijde van de tombe is in gotische letters het opschrift: "Familiegraf/ Carel/ Van Rosendael" opgenomen.
Langzamerhand raakte de stichting ook betrokken bij het beheer en behoud van andere Nijmeegse begraafplaatsen, zoals de oude gemeentelijke begraafplaats aan de Stenenkruisstraat en die aan de Dorpsstraat in Neerbosch. Al het werk van Christ Doorakkers werd in 2006 beloond in de vorm van een koninklijke onderscheiding. Hij werd toen benoemd tot Lid in de Orde van Oranje-Nassau. Toen Doorakkers in 2014 overleed is hij begraven op ‘zijn’ begraafplaats.
In 2019 vierde Stichting In Paradisum haar 25-jarig jubileum met een symposium. De samenwerking tussen de eigenaar Stichting Begraafplaatsen Nijmegen en de gemeente Nijmegen werd op een bijeenkomst nog eens benadrukt door burgemeester Hubert Bruls. De overige sprekers besteden aandacht aan de rol van de samenwerking, beleid en beheer van de begraafplaats waarmee duidelijk werd dat de Daalseweg weer een volwaardige begraafplaats is.
Wie liggen er begraven?
Op de Daalseweg zijn de graven behouden van talloze 'belangrijke' families, zoals we al zagen bij de vijf beschermde grafmonumenten. Maar ook de graven van families als Vroom en Dreesmann, Terwindt en Dobbelmann zijn op de begraafplaats te vinden. Degenen die een stempel op deze begraafplaats gedrukt hebben, vonden er vaak ook een laatste rustplaats, getuige de rustplaatsen van Bahlman en Doorakkers.
Een naam die veelvuldig voorkomt op de grafmonumenten is die van de natuursteenhouwer Euwens. Twee generaties uit die familie van steenhouwers liggen hier begraven. Het gaat om Hendrikus Antonius Euwens (1840 – 1910) en diens zoon Herman Paulus Euwens (1870 - 1935). Vader nam in 1867 de steenhouwerij van J. van den Elft over en werd een van de bekendste steenhouwers van Nijmegen. Rond 1890 was de steenhouwerij van Euwens gevestigd aan de Oude Varkensmarkt en rond die tijd trad ook de nieuwe generatie Euwens aan. De clientèle van Euwens kwam uit alle lagen van de bevolking, maar zijn grootste grafmonumenten maakten hem bekend, zoals dat voor de families Rosendael, Bahlmann, Terwindt en Veerkamp. Bij Euwens werden ook ontwerpen van andere architecten en beeldhouwers uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld het monument voor Terwindt dat ontworpen is door stadsarchitect Weve. Euwens was er vroeg bij als het gaat om graniet. Dat liet de steenhouwer bewerken in Duitsland alvorens het hier toe te passen. Het grafmonument op de rustplaats van twee generaties Euwens bestaat uit een opstand tussen smalle palen met daarvoor een tombe op sokkel. De tombe is in de vorm van een kruis uitgebeeld met aan de voorzijde de letters RIP wat staat voor Requiescat In Pace oftewel Rust in Vrede.
Bekend in de negentiende en twintigste eeuw was ook de familie Dobbelmann. Velen kunnen bij die naam aan niets anders denken dan zeep, maar de familie bracht ook enkele belangrijke politici voort die begraven liggen op de Daalseweg. In 1912 werd Franciscus (Frans) Theodorus Johannes Hubertus Dobbelmann (1830-1912) hier begraven. Hij was een ondernemer en politicus en telg uit een familie van Nijmeegse zeepfabrikanten. Zijn vader had in 1854 een zeepfabriek gekocht waarin destijds de eerste stoommachine van Nijmegen te vinden was. Johan Pieter Dobbelmann had de fabriek met name gekocht voor zijn zonen Frans en Louis. De laatste zocht zijn fortuin echter elders en Frans richtte zich op de productie. Via de Nijmeegse gemeenteraad en Provinciale Staten werd hij lid van de Tweede Kamer, waar hij zich ontpopte tot een voorstander van protectionisme om de Nederlandse industrie en landbouw te beschermen. In de Kamer hadden vooral handel, belastingen en nijverheid zijn belangstelling. Zijn zoon Pierre (1862-1934) kwam in 1886 in de zaak en werd niet veel later directeur. Onder diens leiding groeide en bloeide de zeepindustrie, mede dankzij zijn goede oog voor reclame. Net als zijn vader en grootvader maakte Pierre een politieke carrière door die hem tot de Eerste Kamer bracht. In 1929 trad hij terug als directeur en werd hij opgevolgd door de volgende generatie. Bij de begrafenis van Pierre liep heel Nijmegen uit, de kerk zat vol en op de begraafplaats was naast de burgemeester, enkele wethouders en raadsleden, Eerste Kamerleden en professoren van de katholieke Universiteit ook het voltallige personeel van zeepfabrieken “Het Anker” aanwezig. In 1968 kwam er een eind aan het familiebedrijf, maar de naam Dobbelman werd nog lange tijd gebruikt door de opvolgers. Op het graf van de familie Dobbelmann staat op het hoofeind een hoog marmeren kruis op een granieten sokkel. Centraal in het kruis is het Christusmonogram aangebracht met links en recht de Alfa en Omega, het begin en het einde. Aan de voorzijde van de sokkel is een tekstplaat opgenomen maar meer tekst is te lezen op de zerk die op het graf zelf ligt.
De architect die destijds verantwoordelijk was voor het ontwerp van de aanleg van de begraafplaats, ingenieur Jan Jacob Weve (1852-1942) is ook begraven op de begraafplaats. Weve was van 1881 tot 1920 stadsarchitect van Nijmegen en ontwierp in die hoedanigheid verschillende scholen, woonhuizen en openbare gebouwen. Weve restaureerde bovendien een aantal belangrijke gebouwen in Nijmegen. Hij interesseerde zich ook voor archeologie en leidde enkele opgravingen in en nabij de stad waarover hij publiceerde. Op diens graf prijkt een eenvoudige zwarte granieten zerk met een opvallend kruis.
Een andere bekende persoon is Cornelis (Kees) Adrianus Peters Ivens (1871-1941), fotograaf en vader van cineast Joris Ivens. De vader van Kees was fotograaf en hij zette diens beroep voort. Maar Ivens was een echte ondernemer die ook fotografiebenodigdheden ging verkopen. In Nijmegen kwam de eerste vestiging van de winkelketen CAPI. Naast zijn werk was Ivens ook actief in de gemeentepolitiek, waar hij zich inzette voor de aanleg van het Maas-Waalkanaal (gerealiseerd 1927) en de bouw van een verkeersbrug over de Waal (gerealiseerd in 1936). Het grafmonument op diens graf is best bijzonder. Op het hoofdeind staat een uit twee blokken opgebouwd hardstenen kruis. Het kruis is zo gestileerd dat het als het ware beweging suggereert. Op het graf zelf ligt een rond gezette zerk met daarop het wapen van Nijmegen. Hoewel de tekst leesbaar is, is de zerk behoorlijk bemost geraakt. Het past daarmee goed in het geheel. Mossen en korstmossen hoeven niet altijd zo rigoureus verwijderd te worden.
Dat maakt de begraafplaats zo interessant. Van het kleinste mos tot de grootste boom: op de begraafplaats groeien bijzondere planten en komen dieren voor die elders nauwelijks aangetroffen worden zoals de steenmarter. Voor de wijk is het een groene long tussen alle bebouwing. En dat is zonder de begraafplaats te betreden vanaf de weg al te zien.
De toekomst
Er wordt weer gewoon begraven op de Daalseweg. Dat betekent dat het beeld van de grafvakken wederom aan verandering onderhevig is. Maar ook zonder dat er begraven wordt, is de begraafplaats een plek die nooit hetzelfde is. Het groen op de begraafplaats heeft immers ook niet het eeuwige leven. In het vroege voorjaar werd de begraafplaats een stuk meer zichtbaar toen een rij oude coniferen langs het hek werd verwijderd. Daarmee kreeg Nijmegen voor het eerst in jaren weer direct zicht op de begraafplaats wat veel reacties opleverde. Andere veranderingen op de begraafplaatsen vinden plaats door onderhoud en herstel aan grafmonumenten. Ook andere gebeurtenissen kunnen zo hun impact hebben. Zo werd in 2020 het centraal geplaatste kruisbeeld bij een actie met een hoogwerken van zijn sokkel gestoten. Het gietijzeren kruis brak daarbij en verdween daardoor een tijdje van de begraafplaats. In maart 2022 werd het weer teruggeplaatst, geheel hersteld. Daarmee vormt het kruisbeeld weer het focuspunt op de begraafplaats.
In 2023 is de gemeente Nijmegen in samenwerking met Bureau Funeralia gestart met een grootschalig onderzoek naar de historie van de begraafplaats met het doel te komen tot een plan van aanpak voor de toekomst, in samenwerking met de Stichting Begraafplaatsen Nijmegen. Onderdeel van het plan is herstel van een aantal onderdelen, zoals de muur en meer aandacht voor het groen op de begraafplaats.
Internet
- Begraafplaats Daalseweg op Huis van de Nijmeegse geschiedenis (geraadpleegd 22 augustus 2021)
- Stichting In Paradisum (geraadpleegd 22 augustus 2021)
- De Begraafplaats Daalseweg op Stichting Noviomagus.nl (geraadpleegd 22 augustus 2021)
- Diverse krantenartikelen via Delpher (geraadpleegd 22 augustus 2021)
Literatuur
- Jetten, M. en A.F.C.M. Wolf; Begraven binnen en buiten de wallen. Van kerk en kerkhof tot begraafplaats in Nijmegen, Gemeente Nijmegen, Dienst Volkshuisvesting, afdeling Bouwkunde, 1992
- Pey, Ineke; H.A. Euwens (1840-1910), stamvader van een steenhouwersfamilie, in: Nijmeegs katern, nieuwsbrief voor de geschiedenis van stad en streek Numaga, jaargang 14, februari 2000
Met dank aan Ilse Nagelkerke