Het Joodse leven in het Veluwse dorp Dieren kwam relatief laat op gang. In 1878 kreeg de kleine gemeenschap een eigen synagoge in een lokaal van de dorpsschool. Erkenning als Joodse gemeente volgde in 1882. Tot dan vielen de Joden in Dieren onder de Joodse gemeente in Doesburg. Die stad kende een kleine gemeenschap die al in de zeventiende eeuw een eigen begraafplaats in gebruik had genomen.
Dieren was in de negentiende eeuw door de aanleg van spoorlijn en straatwegen vanuit verschillende richtingen gemakkelijk bereikbaar geworden. Toen daarbij ook nog eens in 1869 het Apeldoorns Kanaal gereedkwam, werd Dieren aantrekkelijk als vestigingsplaats voor overslag, tussenhandel en industrie. In 1895 vestigde fietsenfabriek Gazelle zich in Dieren, hetgeen veel werkgelegenheid met zich meebracht. Van begin negentiende eeuw tot eind van die eeuw groeide het dorp onstuimig en ook het aantal Joodse inwoners groeide dusdanig dat een eigen gemeente opgericht kon worden. In eerste instantie vonden veel Joden werk in een van de sigarenfabrieken in Dieren. Ook andere beroepen werden uitgeoefend of men voorzag zich van een inkomen via de handel.
In 1884 werd een synagoge ingewijd aan wat nu de Spoorstraat is, gelegen tussen het oude dorp en het station dat in 1865 was gebouwd buiten het dorp. De kleine Joodse gemeente bleef gestaag groeien en het was niet meer dan logisch dat men ook een eigen begraafplaats wilde. Tot dan werd gebruik gemaakt van de Joodse begraafplaats buiten de Meipoort in Doesburg die in 1854 in gebruik was genomen.
De begraafplaats
Omstreeks 1893 kocht de Joodse gemeente een perceel ten oosten van het dorp nabij de Carolinenberg. Het ging om een rechthoekig perceel van ongeveer 1.100 m2 dat werd ingericht als begraafplaats. De inrichting was zeer eenvoudig met rondom een haag, een middenpad en mogelijk een houten metaheerhuis.
In 1925 werd op de begraafplaats een stenen metaheerhuis gebouwd, mogelijk ter vervanging van een houten voorganger. Op niet alle graven is een grafsteen geplaatst. De begraafplaats telt momenteel ruim veertig grafmonumenten, terwijl er 62 graven liggen. Een groot aantal van de graven is voorzien van een nummerpaal, maar de jongste niet. Er zouden ook graven liggen van 28 kinderen, allen hier begraven vóór 1915. Dat zou goed kunnen kloppen, want geen van de stenen geeft aan dat er een kind is begraven. De begraafplaats is nog steeds in gebruik, getuige een aantal jongere grafstenen.
De oudere grafstenen zijn alle van Belgisch hardsteen, sommige met een rand met palen en kettingen, andere met een smeedijzeren hekwerk rondom het graf. De stèles variëren in vorm en stijl. Van heel eenvoudige stèles tot meer bewerkte stèles in een neoklassieke stijl. Over het algemeen verkeren de grafstenen in goede staat en bij de meeste is de tekst goed leesbaar. Sommige grafstenen vertonen sporen van herstel.
Opvallend zijn de grootste grafmonumenten op de begraafplaats. Die zijn voor de familie Katz. David Katz (1858-1935), afkomstig uit Doesburg, opende in Dieren een antiekhandel die later door zoons Nathan en Benjamin internationale bekendheid kreeg als kunsthandel met meerdere vestigingen. In 1941 werd de kunsthandel op naam gezet van niet-Joden en zo kon de familie na de oorlog de zaak weer voortzetten. Echter kon niet voorkomen worden dat gedurende de oorlog verschillende schilderijen uit de collectie in vreemde handen terecht kwamen. De kunsthandel hield uiteindelijk op te bestaan na het overlijden van Benjamin in 1962.
De begrafenis van David Katz trok in 1935 grote belangstelling toen de koets met diens lichaam van de Spoorstraat in Dieren naar de begraafplaats reed. Op de begraafplaats werd een uiterst eenvoudige plechtigheid gehouden waarbij Benjamin Katz iedereen dankte voor de bewezen eer aan zijn vader. De vrouw van David, Eva Franken, overleed in 1944. Zij en een aantal andere familieleden hadden zich vrij kunnen kopen door de overdracht van een groot aantal waardevolle schilderijen. Verschillende familieleden weken uit naar Spanje, maar oma Katz bleef in Dieren. Ze werd wel op een gegeven moment overgebracht naar Westerbork, maar daar werd ze weer vrijgelaten en mocht ze zich weer vestigen in Dieren. De grafstenen voor David Katz en diens vrouw Eva Franken behoren tot enkele van de fraaiste grafmonumenten op de begraafplaats.
In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog groeide de Joodse gemeente door Joden die het regime in Duitsland waren ontvlucht. Sommige van hen verbleven hier tijdelijk, andere bleven wat langer. Op de begraafplaats is een herinnering aan deze periode in de vorm van twee grafmonumenten met Duitse tekst. De eerste is voor ‘sanitätsrat’ (ziekenverpleger) Albert Zander (1939), geboren in Polen en hier op 70-jarige leeftijd overleden. De andere steen is voor zijn vrouw Margot Friedberg (1940), geboren in Berlijn en overleden in Almelo. Margot stierf in september 1940 en heeft de verschrikkingen in de latere oorlogsjaren niet hoeven mee te maken.
Na de Tweede Wereldoorlog
Tot november 1942 functioneerde de Joodse gemeente als vanouds. Daarna maakte de deportatie van nagenoeg alle Joden een eind aan de Joodse gemeenschap in Dieren. Na de oorlog zou die ook niet hersteld worden en de Joodse gemeente in Dieren werd in 1950 formeel bij die van Arnhem gevoegd. De synagoge kreeg een nieuwe bestemming en de gemeente Rheden ging de begraafplaats onderhouden. Vanaf de jaren zestig is er vanaf de Harderwijkerweg tot aan de bosrand, waar de begraafplaats ligt, een woonwijk gebouwd. Sindsdien ligt de begraafplaats ingesloten tussen woonhuizen, maar een gedeelte ten zuiden van de begraafplaats is ingericht als plantsoen. Het naastgelegen bos is nog intact. In 2007 kwam de synagoge in handen gekomen van een stichting en sinds 2010 vinden er weer erediensten plaats, nu van de Liberaal Joodse Gemeente Gelderland.
Vandaag de dag
Bezoekers kunnen niet zomaar de begraafplaats op. Bij het hek, dat dateert van na de oorlog, is een bordje aangebracht met een telefoonnummer. Wie de begraafplaats wil bezoeken kan bellen. Het hek sluit aan op de beukenhaag die de begraafplaats omgeeft. Achter de ingang staat een bakstenen metaheerhuis op rechthoekige grondslag onder een met bitumen beslagen tentdak. Zoals met bijna alle metaheerhuisjes het geval is, bevatten voor- en achtergevel brede dubbele deuren. Aan beide zijden sluit een enkel gietijzeren hekwerk aan op het gebouw en verder sluit hier ook de beukenhaag het voorgedeelte af van de rest van de begraafplaats. Op de begraafplaats loopt vanaf het huisje een pad dwars over de begraafplaats tot aan de rijen met graven. Tussen die graven lopen ook smalle paden zodat de kohaniem (priesters) tot aan de graven kunnen komen.
De gemeente maait regelmatig, maar laat het gras af en toe wat hoger opschieten. In het kader van Erfgoed Telt, een subsidieregeling van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen wordt in de komende tijd onderhoud gepleegd aan huisje en begraafplaats. Mogelijk dat dan ook bij de ingang een informatiebord wordt geplaatst waaruit duidelijk wordt welk stukje geschiedenis hier ligt.
Literatuur
- Michman, Jozeph, Hartog Beem en Dan Michman, Pinkas; Geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland, Amsterdam 1999
- Stichting MIP-Gelderland, Gemeentebeschrijving gemeente Rheden, Oosterbeek, 1991
Internet:
- De begraafplaats op de website van het Stenen Archief (geraadpleegd 27 april 2022)
- Diverse artikelen via Delpher
- Joods leven op MijnGelderland (geraadpleegd 27 april 2022)