Lang geleden lag hier land, leefden er zo nu en dan mensen en leek het alsof dat altijd zo zou zijn. Rond het begin van onze jaartelling kreeg de zee het hier echter voor het zeggen. Bijna twee millennia lang werd er gevist en voeren er schepen en leek het er ook op of dit altijd zo zou zijn. Totdat de mens ingreep en deze ondiepe zee eerst afdamde (Afsluitdijk 1932) en later voor een groot deel inpolderde.
{seog:disable}We praten over de voormalige Zuiderzee en de Oostelijke en Zuidelijke Flevopolder. De eerste viel droog in 1957 en de tweede in 1968. De Zuidelijke Flevopolder kreeg een omvang van 430 vierkante kilometer. Ruimte voor de landbouw en veeteelt, maar vooral voor nieuwe steden en dorpen. In de polder die op 29 mei 1968 droogviel, werd vooral gedacht aan een nieuwe stad die de bevolkingsgroei van Amsterdam moest opvangen. In 1971 kreeg deze stad, toen nog op de tekentafel, de naam Almere. De stad werd vernoemd naar het water dat hier ooit lag, nog voordat we spraken van de Zuiderzee of het IJsselmeer. De plannen voor de groeistad Almere werden daarna aldoor aangepast, met name om meer ruimte te bieden aan woningbouw.
Almere Haven is het oudste gedeelte van Almere. De eerste woningen werden hier opgeleverd in november 1976. Het waren in de eerste jaren vooral Amsterdammers die in Almere gingen wonen. Bij al die nieuwigheid denk je niet meteen aan begraafplaatsen, maar net als in de andere polders werd daar in de plannen ook aan gedacht. Waar geleefd wordt, wordt ook gestorven. Niet lang na de komst van de eerste bewoners, kon men in Almere Haven ook beschikken over een begraafplaats.
Plannen en de aanleg
In 1974 legde de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP), die verantwoordelijk was voor de inrichting van het nieuwe land, een programma van eisen neer voor het ontwerp van een begraafplaats in Almere Haven. In dat ontwerp diende rekening gehouden te worden met een bevolking van 20.000 – 25.000 mensen. Er zou naar de maatstaven van die tijd behoefte zijn aan zo’n 1.500 graven inclusief een reservering van ruimte voor nog eens 2.000 graven. Voor beschutting tegen weer en wind moest de begraafplaats omzoomd worden met groen (struiken en bomen). Er diende ook rekening gehouden te worden met een gebouw ter grootte van zo’n 300 m2. Verder moest de Wet op de lijkbezorging in acht worden genomen en de begraafplaats moest bereikbaar zijn voor voetgangers, fietsers en auto’s. Een situering zo dicht mogelijk bij de kern van Almere Haven werd ook als voorwaarde gesteld.
Het ontwerp werd in maart 1975 opgedragen aan ingenieur Christian M. Zalm die werkzaam was bij de afdeling beplantingen van de RIJP. In juli van dat jaar kon het ontwerp al besproken worden. Daarna werden meer detailtekeningen gemaakt en in het voorjaar van 1976 volgde het beplantingsplan van de Hoofdafdeling Cultuurtechniek en Recreatie. Er werd behoorlijk druk gezet op de totstandkoming van de begraafplaats voordat de eerste bewoners zouden arriveren. Op 26 april 1976 verleende de Dienst der Zuiderzeewerken de vergunning om de begraafplaats bij Almere Haven aan te leggen. In het besluit werd aangegeven dat het terrein tot een hoogte van 1 meter boven NAP mocht worden opgehoogd met zand. Die ophoging en de verdere uitvoering van de aanleg werd vanaf juli 1976 tot februari 1977 verzorgd door een aannemer voor de som van bijna 400.000 gulden.
In 1977 besloot de landdrost (bestuursambtenaar), mede op advies van de pastor-kerkelijke opbouwwerker, om geen afzonderlijke rooms-katholiek gedeelte aan te wijzen op de begraafplaats. Eind 1977 kon de eerste begrafenis plaatsvinden. Afgesproken was dat het beheer de eerste jaren bij het RIJP zou liggen en dat deze daarna overgedragen kon worden aan derden.
Het ontwerp
Over zijn ontwerp schreef ingenieur Christian Zalm in 1975 een stuk waardoor er meer duidelijk is over zijn keuzes. In zijn inleiding gaf Zalm aan dat hij goed gekeken had naar traditionele Nederlandse begraafplaatsen. Hij onderscheidde daarbij twee relevante kenmerken voor de sfeer die ze uitstralen: soberheid en ontoegankelijkheid. Die soberheid werd volgens Zalm niet weggepoetst door het toevoegen van bloemenperkjes. Volgens hem versterkte dat juist de sobere sfeer! Volgens Zalm was begraven niet leuk voor de Nederlanders. Voor Almere Haven zag hij niets anders dan een geografisch gegeven locatie, gelegen aan een hoge dijk. Op het moment dat Zalm zijn ontwerp moest maken, was er ook nog geen sprake van bewoning. Hij noemde de plek typerend voor Almere Haven, gelegen tussen de toekomstige stad en het water, achter de hoge dijk. Het rondom liggende gebied was bestemd als parkgebied.
Dit alles hield naar Zalm’s mening in dat hij in zijn ontwerp rekening moest houden met de volgende randvoorwaarden:
- Het in te richten terrein moest zoveel mogelijk openbaar en toegankelijk zijn;
- De ligging ten opzichte van de bebouwing van de woonwijken, van het centrum en de openbaar te betreden dijk moesten deze toegankelijkheid min of meer afdwingen;
- Het in te richten terrein moest een ruimtelijk kader vormen waarin zich gedurende de ontwikkeling van Almere Haven spontane en op een bepaald moment wenselijke activiteiten konden ontplooien, waarbinnen vooral en steeds meer, begraven zou worden;
- De specifieke plek-kenmerken moesten de vorm van het kader beïnvloeden en richten;
- Het moest een begraafplaats worden en moest als zodanig in de vorm en in het gebruik herkenbaar zijn.
Het plan dat Zalm maakte was ook afhankelijk van de ontwateringstechnische eisen voor het terrein. De ondergrond op zich was weinig geschikt en diende opgehoogd te worden met doorlatend zand. Daardoor was het volgens Zalm logisch om te werken met hoogteverschillen. Die hoogteverschillen zouden dan gebruikt kunnen worden om de dominerende aanwezigheid van de dijk te beïnvloeden zodat het dijkstuk gelegen langs de begraafplaats een visuele relatie zou onderhouden met de begraafplaats.
Zalm ging in zijn stuk ook in op het feit dat er ‘mooie en lelijke’ grafmonumenten verschijnen op begraafplaatsen. Volgens hem moest vooral dat laatste in de hand gehouden worden. Zalm dacht dat probleem te kunnen ondervangen door de grafvelden niet al te groot te maken. Door een beperkt aantal graven zou zelfs een uiteenlopende collectie grafstenen overzichtelijk blijven. De vormenrijkdom zou volgens Zalm nu zelfs differentiërend werken. Qua beplanting koos Zalm in zijn plan voor geschoren hagen van tweeënhalve meter hoog rondom zodat deze de ruimte een ingetogen karakter zouden geven. Alleen solitaire bomen zouden de door de haag begrensde ruimten doorbreken. De ordening van de grafvelden liet een restruimte over waar volgens Zalm de spanning van afdroop. Langgerekte ruimten die verwijden en vernauwen met her en der doorzichten naar de grafvelden. Bomen zouden boven de haag uitsteken en suggereren dat er wel iets achter moest zitten. Buiten de grafvelden koos Zalm slechts voor bomen langs het doorlopende fiets-of voetpad. De ontsluiting van de grafvelden vond plaats via een rondgaande ontsluitingsweg die ook toegankelijk was voor rouwauto’s als dat nodig was. Het doorgaande fiets- of voetpad kwam op maaiveldniveau te liggen terwijl de grafvelden alle hoger lagen. Zalm zocht in zijn ontwerp naar een confrontatie van de voorbijgangers en de nabestaanden die betrokken zijn bij een begrafenis. Overigens gaf hij ook nog aan dat er variabelen in zijn ontwerp zitten, indien de ontwikkeling die plaatsvond niet wenselijk werd geacht.
De locatie van de aula werd door Zalm beschreven op de meest logische plek, daar waar de aantakking plaatsvond op de stadsautoweg (nu Oosterdreef). Hiermee streefde Zalm er ook naar om de auto niet te diep te laten doordringen op de begraafplaats vanaf de weg.
Naast de opmerkingen over de hagen stelde Zalm over de beplanting dat hij uitging van inheemse soorten. Hij streefde naar een divers beeld qua bladverliezende loofhouthagen. Die veranderen het hele jaar door van beeld volgens hem. Hij noemde soorten als meidoorn, sleedoorn, veldiep, linde en eik waarbij hij bij die laatste zich voorstelde dat die ook geknipt zouden worden. Door specifieke gemengde hagen te maken en ook op de juiste wijze te knippen streefde hij naar dichte en solide hagen. De buitenzijde diende van boven naar binnen geknipt te worden waardoor volgens Zalm de ingetogenheid van de ruimte zou worden versterkt.
Zalm zal ook gewoon een praktische keuze hebben gemaakt, al lezen we dat niet in zijn stuk. De beplanting van het ontwerp zal ook zo gekozen vanwege de kalkrijke kleigrond. Daarin slaan naaldbomen minder goed aan en ze zijn bovendien gevoeliger voor ziekten.
Ontvangst van het ontwerp
De reacties op het ontwerp waren positief, maar vanuit de landdrost kwamen wel enkele kritiekpunten. Zo zouden geschoren hagen duur in onderhoud zijn en geen parkachtig karakter geven aan het geheel. Verder zou elk grafveld apart afgesloten moeten worden met een afsluitbaar hekwerk van tenminste twee meter hoogte. Ten aanzien van de grafmonumenten zouden dezelfde richtlijnen moeten gelden als in Lelystad.
In 1988 lichte Zalm in een artikel in het tijdschrift Groen zijn ontwerp nog eens toe. In het artikel, geschreven door het toenmalige hoofd Groenvoorzieningen Nieuwe Werken van de gemeente Almere, gaf Zalm toe dat hij best een traditioneel getinte visie had, zeker als het ging om de plaats van een begraafplaats. Die zou volgens hem het liefst middenin de stad moeten liggen. Toch vond hij dat een begraafplaats losgekoppeld moest zijn van de kerk. De soberheid die paste bij vele Nederlandse begraafplaatsen heeft hij ook nagestreefd. De keuze voor de beplanting werd eveneens besproken. Hier geeft hij aan dat naaldbomen gezien de bodemsamenstelling niet geschikt waren, vandaar het gemengde bladverliezende loofassortiment. Kritische noten blijven achterwege. In andere beschouwingen wordt ook lovend gesproken over het ontwerp, vooral door de wisselwerking tussen doorgaande paden en de grafvelden waardoor de begraafplaats meer deel uitmaakt van de gemeenschap dan traditionele begraafplaatsen.
De eerste begrafenissen
De begraafplaats was op tijd klaar voor de eerste begrafenis. Die vond plaats op 31 oktober 1977. Het graf, voor een 65-jarige man, kreeg op grafkamer 1, het nummer 1. Dat was gelijk ook de enige begrafenis in 1977. Pas in september 1978 werd het grafteken geplaatst. Eind juli 1978 vond de tweede begrafenis plaats. Dat jaar volgden er nog twee en in 1979 waren het er acht. In 1980 werden er negen begraven en in 1981 vier. Er werden huurgraven en algemene graven uitgegeven.
Veel van de overledenen in de beginjaren van Almere Haven werden overigens nog gewoon in Amsterdam begraven. Daar kwamen de eerste bewoners meestal vandaan en die band was niet zomaar verbroken.
Van die vroegste grafmonumenten is nog slechts een klein aantal aanwezig. De oudste is die voor Hendrikus Schijf die op 7 december 1978 als derde persoon hier begraven werd. De graven van de twee daaropvolgende begravenen zijn er ook nog, maar het is op grafkamer 1 meteen duidelijk dat er al veel geruimd is. Mogelijk zouden een aantal van de oudere grafmonumenten voor de toekomst behouden kunnen blijven.
Aula
Eind 1975 werd voor het eerst gesproken van een uitvaartcentrum bij de begraafplaats. Dit centrum moest een aula bevatten met koffiekamer en allerhande andere ruimten. De bouwkosten van zo’n centrum werden in eerste instantie geraamd op bijna 1,4 miljoen gulden. De locatie voor het uitvaartcentrum werd gekozen daar waar Zalm die gepland had, aan het begin van de begraafplaats. Hier was langs de Oosterdreef al ruimte vrijgehouden. Het ontwerp van de aula was van de hand van een architect van Publieke Werken, de heer T.K. Tigchelaar.
Eind 1976 gaf het bestuur van de RIJP aan de directeur Publieke werken de boodschap dat de plannen te groots en te duur waren. In januari 1977 diende er een nieuw ontwerp te liggen en het streven was om het gebouw in het najaar 1977 in gebruik te nemen. In januari 1977 gaf de directeur aan dat in het nieuwe ontwerp ongeveer 100 m2 oppervlak minder was opgenomen en dat daarmee de kosten op 1,25 miljoen gulden geschat werden. Nog was het bestuur niet tevreden en in juli volgde nogmaals een bijstelling van de plannen. In totaal was nu 150 m2 oppervlak bespaard en de uitvoering versoberd. De kosten bedroegen nu 1 miljoen gulden. Ondertussen werd druk gewerkt aan de voorbereidingen voor de bouw. Daaruit blijkt dat rekening gehouden werd met 140 sterfgevallen per jaar op een termijn van 10-12 jaar. Ook werd al aangegeven dat de exploitatie van de aula zo spoedig mogelijk in handen van derden gegeven zou moeten worden tegen een kostendekkende huurprijs. Omdat de aula niet op tijd klaar zou zijn voor de eerste begrafenis werd tijdelijk nog gebruik gemaakt van opbaarruimte in de gemeente Muiden.
Na nog een wijziging aan de fundering die zwaarder moest worden vanwege de bouw van een sluis in de buurt, kon in 1978 gestart worden met de bouw. In mei 1979 werd de aula in gebruik genomen en in juli 1979 werd de aula overgedragen aan de Begrafenis/Crematievereniging “IJsselmeergebied” (later overgenomen door Yarden). De vereniging was niet helemaal tevreden over de afwerking van het geheel. Zo ontbraken voldoende parkeerplaatsen en ook goede toegangspaden naar het gebouw waren nog niet beschikbaar.
Vandaag de dag
Wie vandaag de dag de begraafplaats bezoekt, kan niet om de aula heen. Die staat er witgeschilderd, deels met groen omgeven, fraai bij. Dat het ontwerp wat gedateerd overkomt, is niet zo vreemd als je bedenkt dat het gebouw bijna veertig jaar oud is. Op het ontwerp van de begraafplaats werd over het algemeen lovend gereageerd. Het zou volgens sommigen naar Deens of zelfs Zweeds voorbeeld zijn opgezet.
Wandelend over de begraafplaats valt onmiddellijk op dat je in de openbare ruimte wandelt en dat de verschillende grafkamers feitelijk een samenstel van begraafplaatsen vormen. Wie het ringvormige pad volgt, ziet met eigen ogen dat Zalm heeft gekozen voor een oud en beproefd Nederlands concept. Vanaf het pad loop je altijd omhoog naar een terpachtige grafkamer. De terpen langs de dijk liggen hoger dan die aan de binnenzijde van het ringvormig pad. Afgezien van de terpen is het ontwerp voor Nederland uniek te noemen. Op een drie hectare groot terrein werd in feite een groengebied geschapen waar gewandeld, gerecreëerd en begraven kan worden. Je loopt zo van de begraafplaats de dijk op om even te genieten van het uitzicht. Meer een begraafpark, dan een begraafplaats. De locatie straalt rust uit, maar even verderop ligt het winkelhart van Almere Haven. De begraafplaats maakt echt deel uit van de stedelijke omgeving. De toegankelijkheid van het gebied was een vooropgezet idee van Zalm. Het fietspad dat dwars door de begraafplaats loopt, verbindt het winkelcentrum met de oostelijke woonwijken. Door het fietspad wordt de begraafplaats weliswaar in twee helften gedeeld, maar dat ervaar je niet als zodanig. Alle elf oorspronkelijke niervormige graf- en urnenkamers zijn omgeven met gemengde hagen van een meter of twee hoog. Er zitten inderdaad de soorten in die Zalm in zijn plan noemde, maar opvallend genoeg ook hulst! Dat is juist een groenblijvende plant en het zouden juist allemaal loofverliezende soorten moeten zijn. Maar de hagen zijn bijna een halve meter dik en zelfs in de winter zullen ze nauwelijks doorzicht geven. De grafkamers zijn alle afgesloten met een eenvoudig houten hek. Kamer drie is ingericht als een aparte “kinderkamer”. Hier worden jonggestorvenen begraven.
Er lijken meer bomen op de grafkamers te staan dan in het oorspronkelijke plan, maar het zijn inderdaad alle inheemse soorten, variërend van abelen, lindes, esdoorns tot essen. Her en der staan ook walnoten en kastanjes.
Grafmonumenten
De eisen die op de begraafplaats gesteld werden aan grafmonumenten waren in het begin dezelfde als in Lelystad. De maximale hoogte was 1.20 meter bij een breedte van 40 centimeter. Naast natuursteen was ook ‘edelhout’ of smeedwerk toegestaan. De kleur van de natuursteen diende licht tot donkergrijs te zijn. Marmersoorten waren niet toegestaan. Er was speciaal een modellenboek gemaakt met tekeningen van de toegestane modellen en afmetingen. Voor kindergraven waren ook aparte modellen gemaakt. Later zijn de regels wat meer vrijgelaten, wat ertoe geleid heeft dat er nauwelijks nog uniformiteit in de rijen grafmonumenten zit. De aanblik van de grafmonumenten wisselt door de tijd heen. Waren er bijvoorbeeld in 2007 nog wel grafmonumenten te vinden van weinig duurzame materialen of zelfs overwoekerde grafmonumenten, dat is anno 2016 weer heel anders. Her en der is goed te zien dat er alweer grafmonumenten geruimd zijn.
Uiteraard zijn hier geen oude, zeldzame monumenten te vinden, maar het is wel interessant om te zien hoe de eerste grafmonumenten op grafkamer 1 afsteken bij wat er vandaag de dag allemaal geplaatst wordt. Er zijn nauwelijks uniforme grafmonumenten te vinden, maar dat er in veertig jaar heel wat veranderd is in de wereld van het begraven, wordt op deze begraafplaats wel overduidelijk.
In 1997 opende in Almere Stad de tweede begraafplaats. Sinds 1999 is de exploitatie van de twee begraafplaatsen van Almere overgedragen aan "Flevo Uitvaartfaciliteiten", een samenwerkingsverband van Yarden en de PC Hooftgroep. Het bedrijf exploiteert ook het crematorium in Almere.
Uitbreiding begraafplaats
In het najaar van 2004 presenteerde de gemeente Almere het uitbreidingsontwerp van de begraafplaats. In 2007 zou de capaciteit van de begraafplaats volledig benut zijn. Het college van burgemeester en wethouders gaf daarom opdracht aan Christian Zalm om een ontwerp te maken voor deze uitbreiding. Het concept van de uitbreiding was gelijk aan dat van de huidige begraafplaats, maar in een meer eigentijdse vormgeving zodat de uitbreiding meer in de huidige tijd geplaatst zou worden.
Volgens Zalm die ter plekke drie nieuwe terpen plande, zouden de terpen op enige afstand gelijkenis moeten vertonen met de naastgelegen dijk. Verder zouden weinig aanpassingen aan het vertrouwde concept gedaan worden. Wel nieuw in het ontwerp was de zogenaamde Poortvallei tussen de eerste twee terpen, waar een plek ingericht en benut kon worden als gedenk- en expositieruimte. Daarnaast was in de luwte van twee andere terpen een Islamitische begraafplaats bedacht. In totaal zou er op de nieuwe terpen ruimte zijn voor circa 1.300 graven, voldoende voor de komende tientallen jaren. De Islamitische begraafplaats zou een capaciteit van 64 graven moeten krijgen.
Na gedetailleerde bodemonderzoeken bleek echter dat er – vanwege de slappe bodem - veel meer zand nodig zou zijn dan waarmee oorspronkelijk rekening was gehouden. In juni 2006 bleek de overschrijding van het oorspronkelijke budget zo hoog dat de gemeente slechts voor één terp koos. Na overweging van diverse alternatieven (onder andere gedeeltelijke uitvoering ontwerp, besluitvorming uitstellen) stelde het college de raad voor om de begraafplaats uit te breiden als een terp in dezelfde stijl als de huidige begraafplaats. Verder werd voorgesteld om voor de Islamitische begraafplaats een locatie in te richten op de begraafplaats in Almere Stad. Wanneer na vijftien tot twintig jaar zou blijken dat er behoefte zou zijn aan meer capaciteit dan zouden de andere terpen ook kunnen worden aangelegd. Begin 2007 zijn de werkzaamheden voor de uitbreiding gestart. Die ligt er inmiddels en wat het eerste opvalt is dat de hoekige vormen niet lijken te passen bij het originele plan. Er waren al de nodige bezwaren tegen het ontwerp uit de lokale bevolking gekomen maar die hebben geen effect gehad.
De nieuwe terp ligt los van de andere terpen en heeft inderdaad rechthoekige vormen die doen denken aan een bastion. De verdere inrichting en opzet weerspreekt feitelijk het originele ontwerp. De grafkamer is omgeven met een lage, brede beukenhaag en in de haag zijn watercipressen geplant die elders op de begraafplaats in het geheel niet voorkomen. Her en der zijn haagjes van taxus met een bankje geplaatst. Er wordt nu volop begraven, maar gezien het grote verschil met de oude grafkamers lijkt deze plek minder populair. De tijd zal het uitwijzen.
Almere Haven, Oosterdreef 15
Toegangsdagen en -tijden: Alle dagen open, vrij toegankelijk.
Literatuur:
- Wijlen, A. van; Begraven worden in Almere, in: Groen, nr. 2, 1988
- Feijter, Henk de; Funeraire cultuur. Flevoland & Lelystad, Rotterdam 2006
Gemeentearchief Almere:
- ZIJP, Algemene begraafplaats Almere Haven, Register van begravenen 01-01-1977 tot en met 31-12-1981
- Zalm, Christian M.; Werkdocument 1975-524 Bbb, De Begraafplaats Almere Haven, Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad
- CGA-1.3598 Begraafplaats in Almere Haven: aanleg, beheer, ontwatering, terreinafwerking (01-01-1974-31-12-1979)
- CGA-1.4113 Aanleg en inrichting begraafplaats te Almere Haven. Correspondentie met RIJP over de aanleg, inrichting en aankoop van materialen (01-01-1975 - 31-12-1978)
- CGA-1.1020 Nadere regels ingevolge de begraafplaatsenverordening en de gedenktekenverordening ten behoeve van de algemene begraafplaats in Almere Haven (01-01-1977 – 31-12-1977)
INTERNET:
- Belangenvereniging Houdt Haven Groen (website is voorjaar 2017 offline gehaald).
- Begraafplaatsen en Crematorium Almere