Te midden van ijs en patat consumerende toeristen ligt aan de oever van het Hollands Diep, slechts enkele meters buiten Willemstad, een sober monument voor Belgische oorlogsslachtoffers. Hier rusten meer dan 130 Belgische soldaten die op dramatische wijze het leven verloren in de laatste meidagen van 1940.
Wat er aan vooraf ging
Tegelijkertijd met de aanval van de Duitse legers op 10 mei 1940 op Nederland, begon ook de aanval op België. Al op 14 mei zag het Nederlandse leger zich genoodzaakt te capituleren. De koninklijke familie en het kabinet waren toen het land al ontvlucht. In België verliep de inval moeilijker en liet de capitulatie langer op zich wachten. Intussen vluchtten honderdduizenden Belgen naar Frankrijk of via Duinkerken naar Engeland. De Belgische regering drong bij de koning aan op een vertrek van de koninklijke familie naar het buitenland, maar Koning Leopold III weigerde, omdat het hem beter leek in het land te blijven en te proberen een neutrale politiek te voeren. Hij tekende op 28 mei de onvoorwaardelijke overgave van het Belgische leger en zou trachten een regeling te treffen met nazi-Duitsland waarbij hij het land zou blijven leiden en met het Belgische leger de orde zou handhaven. Zijn houding tegenover de Duitse bezetter zou na de oorlog leiden tot de zogenaamde 'koningskwestie', waardoor hij in 1951 afstand deed van de troon ten gunste van zijn zoon Boudewijn.
Het zou anders lopen, want na de capitulatie werden de Belgische soldaten krijgsgevangen genomen. Een groot deel werd naar Duitsland gebracht. Zo vertrokken in de laatste dagen van mei ook grote groepen soldaten, die krijgsgevangen waren gemaakt in de omgeving van Gent, naar het Zeeuws-Vlaamse dorp Axel om daar op konvooi te worden gesteld naar kampen in Duitsland. In Axel werden de mannen ingeladen in een viertal rijnaken om over het water naar Duitsland getransporteerd te worden.
De reis
De mannen waren nog vermoeid van de strijd en hadden zich enkele dagen niet kunnen wassen en scheren. Aan boord van de rijnaken kregen ze een brood per twee man en moesten ze staand in het diepe ruim plaats nemen. Vettig kolenstof kleefde aan de wanden en de lucht was er al snel warm en bedorven. Drinkwater was er nauwelijks. De tweede rijnaak van het konvooi was de "De Rhenus 127", dat aan een kabel de derde rijnaak sleepte. In dat derde schip bevonden zich ruim duizend krijgsgevangen Belgen. De dekplanken van het schip waren te slecht, waardoor vrijwel alle soldaten gedwongen waren benedendeks te blijven. Dit in tegenstelling tot "De Rhenus 127", waar honderden soldaten op het dek zaten. Dit heeft, met het oog op de komende gebeurtenissen, een groter drama voorkomen.
De ramp
Tegen de avond van de 30ste mei voeren de schepen het Hollands Diep op. Even na zeven uur klonk plotseling een knal. Een magnetische zeemijn, in de eerste oorlogsdagen afgeworpen door Duitse vliegtuigen in het Hollands Diep, had "De Rhenus 127" aan de kiel gespleten. Honderden vermoeide Belgen, veelal gekleed in dichtsluitende soldatenjassen en loodzware schoenen, waren in het water geraakt. Tientallen verdronken voor de ogen van hun kameraden die nauwelijks in staat waren om hulp te bieden. Al snel kwamen Duitse mariniers die het Hollands Diep bewaakten en ook bewoners van Willemstad met hun boten ter plaatse. Maar het grootse leed was in de eerste ogenblikken van de ramp al geschied. Tientallen soldaten waren beklemd geraakt in de compartimenten waaronder de mijn was ontploft en stierven een verschrikkelijke verdrinkingsdood. In de minuten daarna probeerden anderen het vege lijf te redden, maar het verwrongen ruim bemoeilijkte dit aanzienlijk. Bovendien raakten velen besmeurd met stookolie dat uit het getroffen schip wegvloeide. Door de snelle tussenkomst van de inwoners van Willemstad is echter een nog grotere ramp voorkomen. Met ladders, deuren en karren werden de drenkelingen naar de hoofdstraat van Willemstad gebracht, alwaar ze op stro te ruste werden gelegd. Zwaargewonden werden binnenshuis verzorgd. Rond middernacht arriveerden de eerste ziekenwagens om gewonden naar omliggende ziekenhuizen te vervoeren. Tot diep in de nacht werden drenkelingen uit het koude water gehaald. De volgende dag werden diegenen die geen letsel hadden overgehouden aan de ramp ingescheept in de andere rijnaken en vertrokken richting Duitsland.
Het massagraf
Op zaterdag 1 juni werden de eerste drie slachtoffers begraven op het kerkhof achter de Hervormde kerk van Willemstad. Na een requiemmis in het kleine rooms-katholieke kerkje, waarbij Duitse militairen een ere-escorte vormden, werden de slachtoffers begraven. Duitse soldaten vuurden hierbij een eresalvo af. In de dagen erna bleven slachtoffers aanspoelen, ook in verderop gelegen dorpen als Oolgentsplaat, Den Bommel en Numansdorp. Dagelijks trokken, onder begeleiding van politie, vissers er op uit om te voorkomen dat lichamen afdreven naar open zee en om de lichamen te bergen.
Al snel raakte het massagraf op het algemene deel van het Nederlands Hervormde kerkhof vol, maar bovendien was het met het oog op de volksgezondheid niet meer verantwoord om de lichamen door de stad te vervoeren. Na overleg verbood het gemeentebestuur het verder begraven van slachtoffers op het kerkhof en gelastte het een tweede massagraf aan te leggen buiten de Waterpoort langs de oever van het Hollands Diep, gelegen naast de aanlegsteiger.
Eind augustus 1940 werd uiteindelijk het wrak van "De Rhenus 127" geborgen. Het voor- en achterschip waren in twee delen uiteengeslagen als gevolg van de ontploffing. In de ravage die werd aangetroffen in de machinekamer werden nog enkele zwaar verminkte lichamen gevonden, die werden begraven in het tweede massagraf.
Na de oorlog werd onderzocht of het mogelijk was de stoffelijke overschotten over te brengen naar België, maar dit stuitte op grote praktische bezwaren. Ook bleek het in stand houden van twee afzonderlijke massagraven te bezwaarlijk, ook met het oog op te plaatsen monumenten en te houden herdenkingen. Daarom besloot men om diegenen die met elkaar stierven ook met elkaar te begraven in het massagraf aan het Hollands Diep.
Dit oorspronkelijke kerkhof buiten de Waterpoort was echter te klein en moest dus opnieuw worden aangelegd. Op 14 april 1950 werd het ingewijd en op 29 mei van dat jaar, Tweede Pinksterdag, werd een monument van Frans kalksteen onthuld ter nagedachtenis aan de 134 slachtoffers die er begraven liggen. Hun namen staan vermeld op het monument.
Uiteindelijk kwamen 167 Belgische militairen om bij de scheepsramp en raakten 276 personen licht of zwaar gewond. De meeste van de dodelijke slachtoffers liggen begraven in dit erehof in Willemstad. Jaarlijks is er op Tweede Pinksterdag een herdenking. Het erehof is in beheer bij de Nederlandse Oorlogsgravenstichting. Het wordt onderhouden door de gemeente.
Na de onthulling van het monument zijn later twee gedenkplaten voor het monument geplaatst met daarop nog eens 24 namen en 'een onbekende'. Zij zijn elders in Nederland gesneuveld en hier bijgezet.
Literatuur
- K. Dane, Willemstad - Historisch overzicht van stad en polder, 1950
Websites
- Verzet.org: Het Geheim Leger leidt het militaire verzet in België (versie 30 april 2006)
- Heemkundekring Willemstad: De geschiedenis van Willemstad (versie 30 april 2006)
- Nationale website Oorlogsmonumenten en herdenking (versie 30 april 2006)
- Namenlijst slachtoffers (versie 21 januari 2017)