Na de oorlog werden door het Bijzonder Gerechtshof te Leeuwarden verschillende mensen ter dood veroordeeld voor misdaden begaan tijdens de oorlogsjaren. Voor zover bekend zijn diegenen die ook daadwerkelijk zijn gefusilleerd allen terecht gesteld op het terrein van de voormalige kazerne aan de Hereweg in Groningen. Waar bij de meesten van hen de laatste rustplaats al jaren door een zweem van geheimzinnigheid wordt omgeven, was van in ieder geval één van hen, Oomke Bouman, een aanwijsbaar graf met grafmonument bekend.
Robert Lehnhof
In het Scholtenshuis in Groningen zetelde de Sicherheitsdienst (SD). Tijdens de oorlogsjaren stond het Scholtenshuis symbool voor de Duitse terreur. Meest gevreesd was Robert Lehnhof. Hij had bijnamen als 'De schrik van Groningen' en 'De beul van Groningen'. Lehnhof stond bekend als sadist. In de eerste oorlogsjaren zette hij zich met hart en ziel in voor de vervolging van joden. Toen vrijwel alle joden in Groningen gedeporteerd waren, begon Lehnhof zijn aandacht te vestigen op het verzet. Nieuwe gevangenen werden onder zijn leiding en soms ook door hemzelf wekenlang gemarteld. Zijn specialiteit was de zogenaamde V1, waarbij hij met een gummiknuppel een geboeide gevangene in de maagstreek stootte. Sommigen kwamen bij de martelingen om het leven of pleegden zelfmoord door uit het raam te springen. Anderen raakten invalide voor het leven. Bij het naderen van de Canadezen vluchtte Lehnhof op 15 april 1945 samen met tientallen anderen naar Schiermonnikoog. Daar werd hij bijna twee maanden later gearresteerd.
Op 16 en 17 mei 1949 werd de strafzaak tegen Lehnhof behandeld door de tweede kamer Groningen van het Bijzonder Gerechtshof te Leeuwarden. Het proces zou onder grote belangstelling van de pers en de bevolking plaatsvinden. Gedurende twee dagen werden vele getuigen gehoord. Lehnhof probeerde zijn wreedheden in de schoenen te schuiven van zijn chef Haase. Maar meerdere getuigen en ook SD'ers verklaarden echter dat Lehnhof bewust zijn meerdere buiten acties gehouden had, zodat hij zelf op de achtergrond de touwtjes in handen kon houden.
Lehnhof bleek ondermeer opdracht te hebben gegeven tot de moordpartijen in Bakkeveen en Anloo. Gedurende zijn verblijf in de cel van mei 1945 tot juli 1950 beklaagde Lehnhof zich continu over de omstandigheden van zijn gevangenschap. Zo mocht hij het eerste jaar niet corresponderen met zijn vrouw en klaagde hij regelmatig over het eten en zijn stinkende cel. De advocaat-fiscaal eiste de doodstraf, die door het Gerechtshof op 30 mei 1949 tegen Lehnhof werd uitgesproken. Op 21 maart 1950 werd dit vonnis bekrachtigd door de Bijzondere Raad van Cassatie. Op 25 juli wees Koningin Juliana zijn gratieverzoek af en twee dagen later werd Lehnhof om kwart over vier in de ochtend gefusilleerd op de schietbaan van de voormalige kazerne, gelegen naast de RK-begraafplaats aan de Hereweg. Vlak voor zijn dood zei hij: 'Mach es schnell, Jedenfalls tut es weniger Weh als Beim Zahnartzt'. Direct na zijn executie werd hij ongekist begraven op de naastgelegen begraafplaats. Volgens verklaringen zou Lehnhof later herbegraven zijn in Duitsland. Dit lijkt niet op waarheid te berusten. Er doen veel (sterke) verhalen de ronde over het graf van Lehnhof, waardoor het lastig is hier historische gegevens uit te destilleren.
Abraham Kaper en Pieter Schaap
Lehnhof werd bij ondervragingen ter zijde gestaan door twee Amsterdamse politieagenten, Schaap en Kaper. Pieter Schaap was rechercheur van de Staatspolitie. Abraham Kaper was onderinspecteur van de Staatsrecherche. Beiden waren lid van de NSB. Tot Dolle Dinsdag, de dag waarop veel Duitsgezinden en NSB-ers op de vlucht sloegen voor de naderende geallieerden, waren beiden werkzaam in Amsterdam. Daarna vertrokken ze naar Groningen, waar ze voor de SD gingen werken. Schaap en Kaper zijn direct betrokken geweest bij de laffe moordpartij in Anloo.
Abraham Kaper was in Amsterdam met name actief in de jacht op joden. In Groningen hield hij zich, samen met Lehnhof, bezig met de jacht op verzetsleden. Kaper was een voormalig godsdienstonderwijzer en gebruikte bij zijn martel- en folterpraktijken veel bijbelcitaten. Bij zijn proces bekende Kaper schuld, maar probeerde zich te verschuilen achter zijn superieuren. In een brief gaf hij toe de doodstraf verdiend te hebben. Pas op 10 april 1945, op weg naar de executies in Bakkeveen en twee dagen na de slachting bij Anloo, zou hij volgens eigen zeggen tot inzicht zijn gekomen.
Op 11 oktober 1948 werd de doodstraf tegen Kaper geëist. Het beroep op cassatie werd op 31 maart 1949 verworpen. De koningin weigerde het gratieverzoek te ondertekenen en Abraham Kaper werd op 29 juni 1949 om vier uur 's ochtends gefusilleerd. Hij werd begraven op de 2e Noodbegraafplaats van begraafplaats Selwerderhof in Groningen. Zijn graf is in eigendom bij de Staat der Nederlanden en is nooit geruimd.
Pieter Schaap was lid van het Rechtsfront, een beroepsorganisatie van de politie die met de NSB sympathiseerde. In Amsterdam stond Schaap bekend als 'De beul van het Adama Scheltemaplein'. In Groningen was Schaap betrokken bij vele executies en martelingen. Daarbij schuwde hij fysiek geweld niet, nog minder dan anderen bij de SD. Bij zijn proces werd Schaap ten laste gelegd te hebben deelgenomen aan tal van executies, waaronder de massa-executies in Anloo, Exloo en Bakkeveen. Voor deze laatste moordpartij, waar onder andere kunstenaar Hendrik Werkman om het leven kwam, was Schaap voor het grootste deel verantwoordelijk. Schaap werd ter dood veroordeeld en evenals Kaper op 29 juni 1949 om vier uur in de ochtend gefusilleerd. Hij ligt naast Kaper begraven op de 2e Noodbegraafplaats van Selwerderhof in Groningen. Zijn graf is eveneens in eigendom bij de Staat der Nederlanden en is nooit geruimd.
Evert Drost
Al in 1933 werd Evert Drost lid van de NSB. Hij was achtereenvolgend blokleider, kringleider en kringhoofd. In de meidagen van 1940 werd hij als prominent NSB-er geïnterneerd. Sinds 1928 was Drost politieagent bij de gemeentepolitie in Zeist, waar hij tijdens de oorlogsjaren bekend zou komen te staan als 'De Schrik van Zeist'. Op 1 maart 1943 werd hij bevorderd tot opperwachtmeester en amper een maand later tot hoofdopperwachtmeester, later tot onderluitenant/adjudant. Zijn bevorderingen dwong hij af bij de korpschef en de burgemeester die zich niet tegenover, de als bloeddorstig bekend staande, Dorst durfden te verzetten. Vanaf 1943 werkte Dorst voor de Gestapo. Eerst werd hij gedetacheerd in Amsterdam, maar vanaf augustus was hij werkzaam bij de SD in Groningen, waar hij de naam Kramer aannam. Hij was betrokken bij tal van arrestaties. Vele arrestanten zijn later omgekomen in Duitsland. Zelf schuwde Drost het gebruik van geweld niet. Ook beroofde hij regelmatig diegenen die hij overviel en arresteerde. In april 1945 was Drost betrokken bij de massa-executie in Makkum.
Op 28 oktober 1948 werd Evert Drost ter dood veroordeeld door het Bijzonder Gerechtshof te Leeuwarden. Op 28 juli 1949 werd Drost gefusilleerd op de schietbaan van de voormalige kazerne aan de Hereweg in Groningen. Evenals Schaap en Kaper werd Drost begraven op de 2e Noodbegraafplaats van Selwerderhof in Groningen. Zijn graf is in eigendom bij de Staat der Nederlanden en niet geruimd.
Naast Drost, Kaper en Schaap liggen ook Sander van Droffelaar (graf 706) en Pieter Wichers (graf711) begraven op de 23 noodbegraafplaats. Jan Lamberts lag begraven in graf 705, maar hij is herbegraven op de Zuiderbegraafplaats in Assen.
Otto (Oomke) Bouman
Van Oomke Bouman was als een van de weinige een graf met grafbedekking bekend (anno 2008). Bouman werd in de oorlog lid van de Nationaal-Socialistische Nederlandsche Arbeiderspartij (NSNAP). In september 1944 werd hij Landwachter en hielp in die rol de Groningse SD, waarbij hij zich zeer gewelddadig gedroeg, evenals tal van andere SD-medewerkers. Hij heeft zelf meerdere mensen gedood en was ook verantwoordelijk voor één van de bruutste wijzen van verhoren in het Scholtenshuis, waarbij slachtoffers geheel naakt herhaaldelijk in ijskoud water werden ondergedompeld.
Samen met onder andere Robert Lehnhof vluchtte Bouman half april naar Schiermonnikoog. Op Schiermonnikoog hield Bouman een dagboek bij. Daaruit spreekt vooral de angst voor datgene wat zou gaan komen. Op 2 mei bereikte het eiland het bericht dat Adolf Hitler dood was. "De Führer is dood! Ik heb gehuild, want nu is alles voor ons voorbij.[...] Arm Duitsland en arme menschen, die toch alleen maar voor hun idee hebben gestreden." Eind mei probeerde Oomke Bouman nog te vluchten, maar hij werd al snel opgepakt.
Bij zijn proces en veroordeling werd het Bouman bijzonder zwaar aangerekend dat hij eigenmachtig zonder bevel van hogerhand mensen heeft doodgeschoten. Bouman werd ter dood veroordeeld, waarna zijn cassatieberoep werd verworpen. De koningin ondertekende zijn gratieverzoek niet, waarna Oomke Bouman op 12 februari 1949 werd gefusilleerd.
Bouman werd begraven in een graf op de noodbegraafplaats (graf 710, maar werd in 1950 herbegraven in een familiegraf op Selwerderhof. In tegenstelling tot Schaap, Kaper en Drost kreeg Oomke Bouman dus een eigen graf. Onbekend is waarom Bouman wel in een familiegraf ligt en de anderen niet. Wellicht hebben de andere nabestaanden geen toestemming gevraagd of gekregen. Bouman ligt begraven op Selwerderhof in Groningen (1-6-381), echter is de grafbedekking na het verlopen van de grafrechten verwijderd in het najaar van 2015.
Bron
- Begraafregister Selwerderhof, Groningen
Literatuur
- Nico de Both, Het Scholtenshuis 1940-1945; Assen, 2008
- René ten Dam, Anloo , 8 april 1945; Dodenakkers.nl, 2007
- Jack Kooistra, Strijders, Onderdrukkers en Bevrijders - Fryslân in de oorlog; Leeuwarden, 2005
- Pierre Rhoen, Zij zochten Adullam in Zeist - Overzicht van de joodse inwoners van de gemeente Zeist, 1940 - 1945; (Zeist/Rotterdam, 2001)