Oorlog
Op de begraafplaats aan de Herfstlaan in Heemstede ligt het graf van Willem Cornelis Okhuijzen, een militair die in 1914 omkwam bij een ramp met een zeemijn bij Westkapelle. Wat was de achtergrond van deze gebeurtenis en wat waren de banden van Okhuijzen met Heemstede?
Het boek “Van Alabama naar Margraten; herinneringen van Jefferson Wiggins”, is het verhaal van een van de zwarte soldaten die eind 1944 de blanke gesneuvelden begroeven. Gesneuvelden die in legertrucks naar Margraten werden gebracht.
Het boek is gebaseerd op de ervaringen van de jonge, zwarte Amerikaanse soldaat in een strikt naar ras gescheiden leger. In dit artikel ligt het accent op de herinneringen die Wiggins had aan zijn tijd op de Amerikaanse oorlogsbegraafplaats – in aanleg - in Margraten. Hij hielp er bij het begraven van ruim 20.000 gesneuvelde Amerikanen.
Colonnes trucks, volgeladen met lijken.
Volgeladen met lijken reden colonnes (General Motors Company) GMC- trucks af en aan naar Margraten, een boerendorp met destijds 1200 inwoners. Ze reden met een vaart van 90 km per uur door de dorpen, want anders zou de stank daar te lang blijven hangen.
Meteen na de bevrijding van Zuid-Limburg, september 1944, besloot het Amerikaanse leger daar een oorlogsbegraafplaats aan te leggen. Captain Joseph Shomon van de 611de Graves Registration Company (GRC), kreeg de opdracht om zo snel mogelijk een geschikt terrein te zoeken voor een Amerikaanse begraafplaats. Generaal William Hood Simpson had aan de soldaten van het Negende Leger beloofd dat ze niet in vijandelijke grond begraven zouden worden. Shomon koos voor de akkers in Margraten, vanwege de gunstige ligging aan de Rijksweg die dwars door Zuid-Limburg liep. Een gebied van ruim 26 hectare werd gereed gemaakt om gesneuvelden van verschillende slagvelden en noodbegraafplaatsen te begraven. Wat Shomon niet wist, was dat er in de daaropvolgende maanden ruim 20.000 gesneuvelden naar Margraten zouden worden gebracht. Stoffelijke resten van Amerikaanse soldaten, Duitse soldaten en soldaten van andere nationaliteiten, die eerder waren begraven op noodbegraafplaatsen.
De GRC trok met de Amerikaanse gevechtstroepen op zodra een confrontatie met vijandige troepen voorbereid werd. Tijdens de gevechten zochten ze alvast een plek uit voor noodbegraafplaatsen. Dat was uit respect, om hygiënische redenen, maar ook omdat het demotiverend zou zijn voor de resterende troepen om lijken langs de weg te zien liggen.
Aankomst in Margraten
De noodbegraafplaatsen bij de voormalige slagvelden werden geruimd zodra ze bereikbaar waren. De stoffelijke resten werden in 2,5 tons GMC’s en 1-tons aanhangers naar Margraten gebracht. De GMC’s werden meestal bestuurd door zwarte soldaten.
Inwoners van Margraten zagen de vrachtwagens arriveren. Ze zagen hoe de gesneuvelden waren opgestapeld als boomstammen. Stoffelijke resten van soldaten die waren omgekomen bij de slag om de Siegfriedlinie, operatie Grenade, operatie Plunder, het Duitse Aken, in het Hürtgenwald en later bij de Slag om de Ardennen.
De aanvoer van lijken ging door tot 30 maart 1946. Toen werd het laatste opgegraven stoffelijk overschot uit de gevechtsgebieden naar Margraten gebracht. De begraafplaats was, op die in het nabijgelegen Henri-Chapelle (B) na, destijds de grootste Amerikaanse oorlogsbegraafplaats van Europa.
Zwarte grafdelvers – blanke gesneuvelden
Naast genietroepen die de akkers begaanbaar maakten, had het negende leger een grote kwartiermakers dienst naar Margraten gestuurd voor het graafwerk, de 3136e Quarter Master Service Compagnie (QMSC). De 611de Grave Registration Company (GRC) werd ingezet voor de identificatie en administratie. Voor het graafwerk en allerlei ondersteunende diensten werden zwarte soldaten ingezet.
Door de onverwacht grote aanvoer van lijken, werd al snel duidelijk dat extra inzet van grafdelvers nodig was. In november 1944 werd de 960ste QMSC vanuit België naar Margraten gestuurd om te helpen met het graafwerk. Jefferson Wiggins -19 jaar oud- was een van de 260 extra grafdelvers. Bij aankomst zag hij honderden lijken op de akkers liggen. Zijn captain vertelde hem dat er verderop nog zo’n 5000 lijken wachtten om begraven te worden.
“Pas een keer eerder had ik een dode gezien, toen mijn oudere zus stierf. In 1937. Ik herinnerde me die begrafenis met huilende en rouwende mensen. Ineens stond ik in een vreemd land dat Holland heette tussen honderden dode soldaten. Ik dacht dat ik flauw viel. Ik wens zo’n ervaring niemand toe”.
Zwarte militairen begroeven hun blanke kameraden - mensen met wie ze voor vertrek naar Europa niet eens samen in een ruimte mochten zitten. Zij bewezen de gesneuvelden de laatste eer. Er was wel een priester op de begraafplaats, maar omdat het zoveel graven waren kon hij niet steeds in de buurt zijn.
Matrashoezen
Jeff wachtte op de komst van lijkkisten, maar een van de blanke officieren wees hem op een grote stapel matrashoezen. Daar moesten ze het mee doen. Bij gebrek aan kisten waren stapels daarvan per schip naar de diverse oorlogsgebieden vervoerd.
Als de trucks aankwamen werden de stoffelijke resten door de zwarte soldaten op een stripping line gelegd en werden ze bedekt met teerdoek. Een voor een werden de eigendommen van de soldaten in een canvas zakje gestopt. Nadat de stoffelijke resten in een matrashoes waren gedaan, werd die aan de bovenkant dichtgemaakt met een kettinkje. Daar werd zakje met bezittingen aan vastgemaakt samen met een kartonnen plaatje met rang en legernummer. De ‘dogtags’, de ijzeren plaatjes met naam en legernummer die de soldaten droegen, bestonden uit twee delen. Een ervan werd in de mond van het lijk gestopt. Daarna werden de lijken op een brancard gelegd en naar de gedolven graven gebracht. Zodra een rij graven was gevuld, werden ze door een bulldozer in een keer met zand afgevuld. De grafdelvers werkten de graven af en plaatsten er een houten kruis bij. Het andere deel van de dogtag werd daarop gespijkerd. Voor een groot deel van de gesneuvelden was dit de tweede keer dat ze tijdelijk werden begraven.
Jeff: “Alles wat we daar deden gebeurde strikt volgens de regels. De graven moesten exact “6 feet deep, 6 feet in length and 2,5 feet in width” zijn.
Na wekenlang, dag in dag uit, lijken begraven te hebben kreeg de 960ste QMSC een nieuwe opdracht. Op 18 december 1944 verlieten ze Margraten. De slag om de Ardennen was nog in volle gang. Herinrichting begraafplaats In 1946 startte een grote remigratie operatie. Het Amerikaanse ministerie van Defensie zocht uit of nabestaanden hun familielid thuis wilden begraven of dat zij Margraten kozen als laatste rustplaats. In 1947 was de inventarisatie gereed. Bijna 10.000 Amerikaanse gesneuvelden zouden naar huis terugkeren. Gesneuvelden van andere nationaliteiten werden elders herbegraven. De ruim 3000 Duitsers werden opgegraven door Duitse krijgsgevangenen die hen op de Duitse oorlogsbegraafplaats in IJsselstein herbegroeven.
Dat was het begin van de definitieve inrichting van de begraafplaats naar het ontwerp dat sindsdien niet meer gewijzigd is. De stoffelijke resten van alle Amerikanen werden zorgvuldig schoongemaakt, geïdentificeerd, gebalsemd en in met wit satijn bekleedde kisten gelegd. 10.000 van hen keerden in 1947 per schip terug naar de Verenigde staten. De resterende 8301 gesneuvelden kregen in Margraten hun definitieve rustplaats, met het definitieve - wit marmeren- kruis.
Het beheer van de oorlogsbegraafplaats werd datzelfde jaar door het Amerikaanse ministerie van defensie overgedragen aan de American Battle Monuments Commission, de ABMC die wereldwijd de Amerikaanse oorlogsbegraafplaatsen beheert.
Gesneuvelden van een gesegregeerd leger zijn op de ABMC begraafplaatsen door elkaar heen begraven, ongeacht rang of ras. Al voor de Eerste Wereldoorlog werd bij de oprichting van de ABMC bepaald ‘dat in de dood iedereen gelijk is’. Pas in 2015, 70 jaar na de aanleg van de begraafplaats in Margraten, werd een lijst gemaakt van de Afro-Amerikanen die er zijn begraven. De lijst bevat (voorlopig) 155 namen. Op de oorspronkelijke begrafeniscertificaten stond een ras code. Voor zwarte Amerikanen was dat ‘race code 2’.
De rassenscheiding in het Amerikaanse leger werd in 1948 officieel opgeheven.
Zonder geweer geen held.
Voor zwarte Amerikaanse soldaten was er weinig gelegenheid om herinneringen aan hun tijd in Europa levend te houden. Voor hen waren er geen veteranenorganisaties. De media vertelden hun verhalen niet door. Zonder geweer geen held. Hun rol in service units, werd door historici nauwelijks onderzocht of vastgelegd. In de beeldvorming over de Tweede Wereldoorlog komen nauwelijks zwarte Amerikanen voor. Het boek bevat een aantal voorbeelden daarvan.
Akkers van Margraten
In 2008 interviewde een onderzoeksteam de laatst levende ooggetuigen over de begraafplaats voor het oral history project ‘Akkers van Margraten’. Het project was onderdeel van een groot landelijk project ‘Erfgoed van de oorlog’.
De geïnterviewden vertelden over de ‘zwarte jongens’ die destijds in Margraten werkten. Dat had veel indruk gemaakt. Voor het eerst in hun leven zagen ze zwarte mensen. Slechts een van deze zwarte jongens kon worden getraceerd en geïnterviewd, Jefferson Wiggins. Aanvankelijk aarzelde en was hij sceptisch over deelname, maar ook om herinneringen naar boven te halen aan die tijd die hij 65 jaar lang had weggestopt. Hij zag in - na een aantal telefoongesprekken - dat hij de enige van zijn unit van 260 man was, die nog kon vertellen wat ze in Margraten aan gruwelijks beleefden. De herinneringen brachten hem opnieuw nachtmerries. En ze brachten ons nieuwe inzichten over het destijds strikt naar ras gescheiden Amerikaanse leger.
Wiggins stierf op 9 januari 2013, maar tot het laatst was hij betrokken bij de redactie van het boek. Zijn weduwe, Janice Wiggins, was met kleinkinderen aanwezig bij de boekpresentatie.
900.000 Zwarte Amerikaanse bevrijders.
Degenen die de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog onderzochten en beschreven, hebben een belangrijk aspect van de verrichtingen van het Amerikaanse leger op zijn minst onvoldoende aan bod laten komen. Daar komt de laatste jaren gelukkig verandering in.
Werd de vraag wel gesteld hoe frontsoldaten konden functioneren zonder hulp van ondersteuningstroepen? Waarom is in ons land nauwelijks bekend dat er 900.000 zwarte soldaten hielpen bij de bevrijding van Europa? Al droegen ze - op enkele uitzonderingen na – geen geweren, zij waren het die zorgden voor aanvoer van munitie, voor voedseltransporten, benzinetransporten en veel andere noodzakelijke diensten. Zelfs de grote logistieke militaire operaties, zijn beschreven vanuit het perspectief van de blanke leidinggevenden.
De burgerrechten beweging
Na terugkeer was het merendeel van de afro-Amerikanen niet in staat de herinneringen aan ‘Europe’ levend te houden. Ze hadden geen toegang tot de media, hadden geen veteranenorganisaties en thuis, in hun eigen, arme regio’s was er weinig aandacht voor wat ze – ver weg in Europa- hadden meegemaakt. Ze werden bij terugkeer - in tegenstelling tot blanke veteranen - niet als helden verwelkomd.
Het meest paradoxale deel van de herinneringen van Wiggins gaat over zijn terugkeer naar de Verenigde Staten in 1945. Door ontmoetingen met blanke burgers en militairen in Europa was voor hem eens te meer bevestigd dat “The mind is the standard”. Kleur doet er niet toe. En toch kon hij in de V.S. weer achterin de bus plaatsnemen. Duitse krijgsgevangenen hadden betere faciliteiten dan de zwarte bevolking. Zij mochten wel winkels binnen waar bordjes op de deur hingen “For whites only”.
Het toegenomen zelfbewustzijn van al die teruggekeerde zwarte soldaten echter gaf een enorme impuls aan de burgerrechtenbeweging in de V.S.. De vrijheid die ze in Europa hadden ervaren, eisten ze nu ook voor zichzelf op. Uiteindelijk leidde dat tot afschaffing van de rassenscheiding in het Amerikaanse leger op 26 juli 1948.
In 1950 werd reserve officier eerste luitenant Jefferson Wiggins opgeroepen om naar Korea te gaan. Hij was hij een van de weinige zwarte officieren en gaf leiding aan blanke soldaten. Op 2 juli 1964 maakte de Civil Rights Act – althans officieel - een einde aan de rassenscheiding in de Verenigde Staten.
Boek
De rode draad in het boek “Van Alabama naar Margraten”wordt gevormd door de herinneringen van Jefferson Wiggins. De herinneringen aan zijn tijd in Margraten zijn geplaatst in een uitgebreid en toegankelijk historisch kader en geïllustreerd met een 60-tal foto’s.
Bestellen
Van Alabama naar Margraten; herinneringen van grafdelver Jefferson Wiggins.
Verkoopprijs € 19,95. ISBN 978-90-9028522-1
Het boek is ook online te bestellen via www.vanalabamanaarmargraten.nl.
Dit artikel werd eerder geplaatst in het aprilnummer van De begraafplaats (2015)
In 2014 is het honderd jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Voor veel Nederlanders van na de Tweede Wereldoorlog was die eerste oorlog een feitje dat duurde van 1914 tot 1918. Er werd bij geschiedenislessen niet lang bij stilgestaan, hooguit om te melden dat Nederland neutraal bleef. Op die wijze leek het alsof er in Nederland niets was gebeurd in die jaren.
De gemeentelijke begraafplaats aan de Tongerseweg in Maastricht bevat een grote hoeveelheid graven van Nederlandse en geallieerde soldaten. Veelal uit de Tweede Wereldoorlog, maar er is ook een monument voor vijf Belgen uit de Eerste Wereldoorlog. Het monument ligt in de rand van vak U, grafnummers 067 en 068.
Het hardstenen grafmonument bestaat uit een hoge achterwand met daarvoor een omranding met op de hoeken vazen. De achterwand is de blikvanger in deze. Centraal is een schrijvende vrouwfiguur opgenomen die de woorden “LUX PERPETUA LUCEAT EIS” schrijft. Dit laat zich vertalen tot “Het eeuwige licht moge hen beschijnen”. De woorden worden geschreven op een groot kruis dat tussen naar voren stekende en onderaan breder uitlopende pijlers is gevat. De pijlers bevatten een decoratie van afhangende kransbladeren. Waar de pijlers naar voren komen, zijn gelauwerde helmen opgenomen met daarachter zwaarden. Onder het kruis is in het Frans en het Nederlands de volgende tekst opgenomen:
1914 IN MEMORIAM 1918
AUX AAN DE
SOLDATS BELGES BELGISCHE SOLDATEN
DÉCÉDÉS OVERLEDEN
A MAESTRICHT TE MAASTRICHT
De Belgische soldaten in kwestie waren Augustin Née, Hubert Maurissen, J. Joesofovitsch, N. Nivelle en korporaal Henri Cardinaels. Allen overleden in de zomer van 1918 aan de Spaanse griep. Al direct na het uitbreken van de oorlog vluchtten veel burgers en militairen naar het neutrale Nederland. Alleen al in de eerste week kwamen er zo’n 7.000 vluchtelingen naar de stad. Dit aantal verdubbelde in de dagen daarna. Ruim 9.000 van hen keerden in het najaar terug, behalve de militairen. De vaak gewond geraakte militairen waren bij het beleg van Luik in de knel gekomen en sommigen restte niets anders dan te vluchtten naar Nederland. Ze werden hier geïnterneerd en moesten jarenlang in kampen doorbrengen. Een deel van de geïnterneerde soldaten werd ingezet in de kolenindustrie. De hier genoemde soldaten troffen het trieste lot dat ze slachtoffer werden van de epidemische griep.
Literatuur
- Leeuwen, Marius van en Alfred Staarman; Tastbare herinneringen 1914-1918. Uitgave ter gelegenheid van het 25 jarig bestaan van de Western Front Association Nederland, 2008
- Minis, Servé en Jim Evelein (foto’s); Als de stemmen zwijgen spreken de stenen. Gids voor de Algemene Begraafplaats van Maastricht (1812-2012), Maastricht 2012