Poëzie voor de gestorvenen
Een driemaster siert de , die vanwege restauratie enige tijd op het kerkhof heeft gelegen en nu weer op een sokkel staat. De grijze kleur is inmiddels weer groen geworden tengevolge van weer en wind. Van waarde is deze stèle op het kerkhof van het Groninger dorp Beerta zeker. Het mooie schrift, de afbeelding en het grafdicht bepalen die waarde. Uniek is ze ook als gedenksteen van een zeevarende tussen de zerken van welgestelde boeren en burgers in dit grotendeels agrarisch gebied.
De stèle werd geplaatst ter gedachtenis aan de eerzame Jan Pieters Stuurman, die zijn beroep als achternaam zal hebben aangenomen. In Beerta kende men de namen Jan(s) Pieters en Pieter Jans. In de overlijdensacte van Jan Pieters Stuurman lezen we bij de vader NN, evenals bij de moeder. Was de achternaam het gevolg van het decreet van keizer Napoleon van 1811, waarin werd bepaald, dat men een achternaam diende te dragen?
Naar de afbeelding te oordelen zal hij stuurman ter koopvaardij zijn geweest. De afbeelding van de driemaster lijkt immers veel op de driemasters, die als koopvaarders dienst deden in de 17e en 18e eeuw. Zijn beroep heeft hem zeker geen windeieren gelegd. Het grafdicht spreekt van goed fortuin en in de acte van overlijden wordt als beroep rentenier vermeld. Daar is wel het een en ander aan vooraf gegaan. Als zeeman heeft hij moeten trotseren wat menig zeeman heeft meegemaakt, wanneer het schip speelbal was geworden van de elementen. Nadat hij op veel plaatsen als varensman is geweest, heeft hij uiteindelijk rust gevonden in zijn vaderland. Geboren op 3 december 1734 "in de Beerta", overleed hij er op 19 januari 1815. Op het kerkhof van de voormalig hervormde kerk te Beerta werd hij begraven. In fraai schrift luidt het grafdicht:
En West gevaren,
In 't midden van
De woeste baren.
En heb een goed
Fortuin gemaakt,
Zo ook veel zuur
En zoet gesmaakt.
Nu rust ik in
Mijn Vaderland,
Bevrijd van klip,
En rots en strand.
Dit artikel verscheen eerder in de nieuwsbrief van oktober 2007.