Beeldbepalend op het kerkhof rond de zestiende-eeuwse kerk van Tjamsweer is de grafkelder van de adellijke familie Alberda van Ekenstein. Deze tak van het geslacht Alberda noemde zich naar hun buitenverblijf Ekenstein te Tjamsweer. Op het kerkhof bevindt zich een grote verscheidenheid aan grafmonumenten. Sommige zijn er voorzien van grafdichten, zoals dat van Jan Aeilts Bosma.
‘k Had op mijn oude dagen,
Somstijds veel stof tot klagen,
Vanwege smart en pijn,
Die haast ondraaglijk zijn.
Maar ‘k ben er van ontbonden,
Ik heb mijn graf gevonden.
Jan Aeilts Bosma, geboren op 6 februari 1800, was landbouwer in Hellum (gemeente Slochteren) en getrouwd met Antje Jans Koning. Zij overleed op 40-jarige leeftijd op 31 oktober 1836. Op 19 april 1839 hertrouwde Bosma in Appingedam met Harmina Jans Bos, weduwe van Gerhard Jacobus Tichelaar. Harmina was na het overlijden van haar eerste man meierse* geworden van de boerderij “Keerweer” op Garreweer onder Tjamsweer met ruim 40 ha landbouwgrond. Eigendomhouders van deze landerijen waren in die tijd de erven van de Tjamsweerster predikant Nicolaas Johannes Kruizinga. Kruizinga stond van 1785 tot zijn overlijden in 1830 als predikant te Tjamsweer en was in 1809 in bezit gekomen van genoemde landerijen. Allerminst wenselijke situaties in de verhouding tussen predikant en gemeenteleden. De geschiedenis der kerk bevat legio voorbeelden hoe mensen “afhaakten” op grond van het pachten van landerijen in bezit van kerk of predikant.
Na het overlijden van Harmina Jans Bos op 14 maart 1863 werd de boerderij “Keerweer” in datzelfde jaar toebedeeld aan Jan Aeilts Bosma, haar weduwnaar. De boerderij in Hellum was hem in 1829 al toebedeeld. Hij werd daarmee beklemde meier* van twee boerderijen. Op 4 januari 1882 overleed hij. Het grafdicht spreekt van een haast ondragelijke smart en pijn in “zijn oude dagen”. Hij moet erg geleden hebben, zodat de dood als een verlossing moet zijn gevoeld: ‘k ben er van ontbonden. Ik heb mijn graf gevonden. Mogelijk duiden smart en pijn zowel op lichamelijk lijden als op geestelijk lijden. Hij verloor immers tweemaal een echtgenote, van wie de namen op de zerk zijn aangebracht, en ook met kindersterfte was hij niet onbekend. Was het met de dood uit voor Bosma? We weten het niet.
Grafdichten op het Tjamsweerster kerkhof laten ook een ander geluid horen, zoals op de zerken van de ongetrouwde broers Westerhof, ook landbouwers op Garreweer. Op de zerk van Hendrik Westerhof lezen we:
Het graf zal u ten rustbed strekken,
Haast Christen breekt dien morgen aan,
Dat Jezus zelf ook u zal wekken,
En gij voor eeuwig op zult staan.
Hendrik was geboren op 17 december 1873 en overleed op 12 september 1921. Op de zerk van Wolter Westerhof werd als grafdicht aangebracht:
Het lichaam rust in ’t graf,
Bevrijd van moeite en zorgen,
En sluimert in het stof,
Tot aan de jongste morgen.
Wolter was geboren op 17 december 1876 en overleed op 24 februari 1926.
* Een beklemde meier was eigenaar van huis, schuur en beplanting, de landerijen daarentegen waren niet van hem. Hij huurde, pachtte die met de bevoegdheid die landerijen te mogen bebouwen. Het is het zogenaamde beklemrecht, dat “vast en altoosdurend”, onveranderlijk en onopzegbaar is. Het recht eindigt niet met de dood van de meier, maar gaat over op de erfgenamen. Het beklemrecht kan bij de verkoop van de boerderij ook worden overgedragen. Wel is er in die gevallen een bedrag verschuldigd aan de eigenaar van de landerijen. Vaak is dat een extra jaarsom, geschenk geheten. Men moest het al heel bont maken om het beklemrecht te verliezen, bijvoorbeeld door ernstige verwaarlozing van één en ander. Beklemming kwam eigenlijk alleen voor in de provincie Groningen.