Aan de nagedachtenis
van onzen beminden vader
Melle Melles Pott
0verleden 29 Aug. 1865
in den ouderdom
van 94 jaren
en ruim 6 maanden
Dit plekjen
is ons groot van waarde.
Hier rust het stoflijk
deel in de aarde,
Van onzen edlen
vader Pott.
Maar ’t graf kan geen
vertroosting geven.
Wij voeden,
om zijn Christ’lijk leven,
De hoop
dat hij thans leeft bij God.
Zijne kinderen
Een fraai uitgevoerde stèle, voorzien van een grafdicht, staat op het graf van Melle Melles Pott. Wel is de bovenkant van de stèle beschadigd en zal er een afdekking zijn geweest. Het grafdicht doet vertederend aan.
Maken de kinderen de lezer duidelijk, waarom dit plekjen van grote waarde is, ze doen de lezer ook weten, dat het graf geen vertroosting kan bieden. Van waarde is de plek, omdat hier het stoffelijk deel van hun vader in de aarde rust. Troost vinden zij in de hoop, dat hij nu leeft bij God. Die hoop wordt gevoed, door wat zij in hun vader ervaren hebben in zijn levenswandel, zijn Christ’lijk leven. Gezien de eerste regels van het grafdicht, zal het graf regelmatig bezocht zijn door het nageslacht, dat een enorme waardering moet hebben gehad voor de edlen vader Pott.
Melle is in 1771 geboren in Amsterdam, als zoon van schipper Melle Melles Pott en Betje Thomas, een schippersdochter. Ze waren blijkbaar onderweg met hun kofschip, dat als thuishaven Oude Pekela had. Het spreekt voor zich, dat Melle in de voetsporen trad van zijn vader. Getrouwd met Lammechien Harms Spelde, een schippersdochter, treffen we in geboorteakten van de eerste kinderen, als beroep van Melle, zeeman en schipper aan. Na de geboorte van hun zoon Willem en diens overlijden drie dagen later op 2 februari 1819, werd er op 3 augustus 1820 wederom een zoon geboren, die, gebruikelijk in die tijd, eveneens de naam Willem kreeg. Dan zien we in de geboorteakte, als beroep van Melle staan: landgebruiker. Was dit, omdat het in de scheepvaart wat minder ging of had het overlijden van zoon Willem in 1819 geleid tot de beslissing aan wal te blijven en daar een bestaan op te bouwen?
Melle Melles Pott werd landgebruiker. De landgebruiker werd ook wel beklemde meier genoemd. In de provincie Groningen kent men de unieke situatie van het beklemrecht. Een vorm van erfpacht. De landgebruiker, eigenaar van de opstal, de bebouwing op dat land, betaalde huur aan de eigenaar van de grond, die de huur niet zomaar kon opzeggen. Je moest het als meier daar wel heel bont voor maken, bijvoorbeeld grove verwaarlozing. Het beklemrecht was een vorm van huurbescherming voor de landgebruiker, die veel had geïnvesteerd in de boerderij op de grond, die hij huurde. Als meier (huurder) beklemde hij de grond. Vandaar de naam beklemde meier, al zou je eerder moeten spreken van beklemmende meier. Het betreft een eeuwigdurend, ondeelbaar zakelijk recht.