Heike Berends Wiersema, overleden in 1896 en Trijntje Ubbens, overleden in 1916
Op het kerkhof van de aan de heilige Nicolaas gewijde kerk van Oldenzijl treffen we een aantal zerken en een enkele stèle die voorzien zijn van grafpoëzie. Het dorp kent een eeuwenoude geschiedenis. Reeds in de elfde eeuw vestigden zich op de plek van het huidige dorp de eerste boeren op zogenaamde huiswierden. In de eerste helft van de dertiende eeuw verrees op de kerkwierde de romaanse Nicolaaskerk, een hoogtepunt van romaanse bouwkunst.
Aan de zuidzijde van het kerkgebouw staan we stil bij de zerken van Trijntje Ubbens en haar echtgenoot Heike Berends Wiersema. Beide zerken zijn voorzien van grafpoëzie.
Op de zerk van Heike Wiersema, op 41-jarige leeftijd overleden op 4 maart 1896, liet de echtgenote als grafdicht plaatsen:
Kort was ’t leven, groot de smarte
Van het moegestreden harte,
Dat hier rust in ’s aardrijks schoot
Met een drietal lieve kleenen
Zag hij zich nu weer vereenen
Langs de weg van graf en dood.
Maar de rots, die Christus heet,
Was zijn steun in al zijn leed.
Op de zerk van Trijntje Wiersema-Ubbens, die op 7 oktober 1916 overleed, ruim 60 jaar oud, lezen we:
Twintig jaren was ze alleen
Sinds haar lieve man ging heen.
Nu rust haar stof naast het zijne
En dat van haar lieve kleinen.
Thans verheven boven stof
Zingen zij des Heeren lof.
En door Christus bij hun God
Smaken zij daar ’t zaligst lot.
Met hun huwelijk in 1880 betrokken Heike, boerenzoon, en Trijntje, dochter van een houthandelaar, de boerderij de Korenaar te Oldenzijl. Uit hun huwelijk werden drie kinderen geboren. Jeike, de eerstgeborene, overleed op 21 mei 1887, slechts 2 jaar oud. Twee van de daaropvolgende kinderen overleden al een half jaar na hun geboorte. Luurdina, geboren op 11 februari 1887, overleed op 4 september van dat jaar. Berend, geboren op 20 maart 1894, overleed op 10 oktober 1894. In beide grafdichten proeven we het diepe verdriet van het echtpaar. Mogelijk zou hierin ook de oorzaak kunnen liggen van het jonge overlijden van vader Heike.
De grafdichten maken tegelijk duidelijk dat we in het echtpaar Wiersema-Ubbens te maken hebben met diepgelovige mensen.
Boerderij
Aan de voorgevel van de kop-hals-romp boerderij de Korenaar, was in 1818 een gevelsteen met gedicht geplaatst met de initialen van vroegere eigenaars:
Het landt te Bouwen
is ons lust
ons hart en Zinnen zijn
bewust
te wonen bij het woelendt
vee
Gelijk als Vader Jakob dee
Bij de beschrijving van de boerderij in de archieven komen we iets bijzonders tegen. Te lezen in het boek Boerderijen op het Hogeland:
Vanaf de tweede helft van 1854 tot aan de tweede helft van 1869 is er een registratie van het recht tot het houden van een zwanendrift. Rechthebbende was Berend Sierts Wiersema [MM: de vader van Heike]. Iedere zwaan was gemerkt door een teken: “drie kerven aan de bek en een spleet in de linkervoet, twee kerven in de rechterzijde en een in de linkerzijde van de bek en een split in de linkervoet”.
Het recht van zwanendrift was een oud regaal (koninklijk voorrecht) uit het Heilig Roomse Rijk. In 1158 vastgelegd door keizer Frederik Barbarossa. De zwaan werd gezien als adellijk dier en gaf een bepaalde status aan de bewoners van een door een gracht omsloten borg, kasteel of boerenhofstee. Menig zwaan belandde uiteindelijk in gebraden vorm bij een aangerichte feestdis of werd aangeboden als relatiegeschenk. In de loop van de geschiedenis kan men de zwanendrift zich zien ontwikkelen tot een soort pluimveehouderij met de daarbij behorende handel. Regelmatig kwam de zwanendrift aan de orde bij het behandelen van de Jachtwet, maar eerst per 1 juli 2016 werd de zwanendrift verboden.