De geschiedenis van het voormalige kloostercomplex Rolduc gaat terug tot 1104, toen Ailbertus van Anthoing een kapel stichtte bij ‘s-Hertogenrode, welke al snel overging tot een abdij van Augustijner koorheren. De abdij werd Kloosterrade genoemd, wat vanaf de achttiende eeuw vertaald werd als Rode-de-Duc en verkort tot Rolduc.
In de eeuwen na de oprichting volgden verschillende perioden van grote bloei voor de abdij, tot deze in 1796 door de Fransen werd opgeheven. Lange tijd stond de abdij leeg, tot in 1831 de priesteropleiding van het Bisdom Luik zich te Rolduc vestigde. Na de Belgische afscheiding kwam Rolduc in handen van de Roermondse apostolisch-vicaris, later bisschop, van Roermond. Tot 1946 was Rolduc een internaat voor jongens uit de gegoede burgerij. Daarna werd het een kleinseminarie voor het bisdom Roermond. De middelbare school bleef uiteindelijk tot 2011 in Rolduc gevestigd.
Op Rolduc zijn verschillende funeraire sporen te vinden. Zo werden in de crypte van de kloosterkerk Adelbert van Saffenburg, die de grond schonk in 1104, en zijn dochter Mathilde begraven. In het middenschip van de abdijkerk werd in 1226 Walram III, Hertog van Limburg, begraven. De sarcofaag in die crypte wordt gezien als de begraafplaats van Ailbertus van Anthoing, maar is dat niet. Ook de vele kloosterlingen zullen in het verleden een laatste rustplaats gevonden hebben in of bij de kerk. De exacte locatie is echter niet bekend, maar mogelijk in de Franse tuin. In de kloostertuin bevindt wel een klein kerkhof, ontstaan in de negentiende eeuw.
Het kerkhof ontstond in 1870 na het overlijden van Johan van Weede, nog geen 13 jaar oud. Johan werd op 22 juli 1857 geboren in Alkmaar uit een katholieke vader en een protestantse moeder. Zoals was overeengekomen bij hun huwelijk, kregen hun kinderen een katholieke opvoeding. Drie van hen stierven echter al op heel jonge leeftijd. Misschien dat Johan hierdoor al vroeg heel gelovig werd en besloot dat hij priester wilde worden. Een tuinhuisje werd zelfs omgevormd tot kapel en in 1869 werd de elfjarige Johan ingeschreven als leerling bij Rolduc. In februari 1870 werd Johan echter ernstig ziek, waarna het hele gezin met de dienstbodes van Alkmaar tijdelijk naar Aken verhuisde, zodat ze dicht bij Johan konden zijn. Daar stierf hij op 15 juli 1870, een week voor zijn dertiende verjaardag. Volgens zijn eigen wens zou Johan begraven worden in de tuin van het klooster, vlakbij zijn vrienden en medeleerlingen.
Op zondag 17 juli, nadat die ochtend het kerkhof was ingezegend, werd Johan bijgezet in de speciaal voor hem aangelegde grafkelder, in een metalen doodskist op vergulde leeuwenpoten. Op het graf lieten de ouders een kapel bouwen met een beeld van Maria en Johannes onder het kruis. Op het voetstuk van het kruis werd een portretje van Johan aangebracht, dat helaas is verdwenen. Ook schonken de ouders een kerkklok aan Rolduc ter herinnering aan Johan. De klok kreeg de naam Johannesklok en droeg een Latijnse inscriptie, die vertaald luidde: Diepbedroefde ouders hebben mij ten geschenke gegeven om wille van hun dierbaren zoon en Johannes is mijn naam. Ook het portret van Johan was in de klok gegoten. In de Tweede Wereldoorlog werden alle klokken van Rolduc door Duitse troepen geroofd, maar na de oorlog schonk de familie Vaesen van Weede een nieuwe Johannesklok aan Rolduc.
Het kleine kerkhof van Rolduc is nog steeds in gebruik. Hier hebben tal van leerlingen, priesters en andere betrokkenen bij Rolduc een laatste rustplaats gevonden.