Overeenkomstig haar wens werd Anna Maria Moens begraven op de, toen nog, bosrijke Paasberg. Ze wilde niet in een kerk begraven worden en had daarom al in 1818 een stuk grond gekocht om er later begraven te worden.
De lijkkoets werd door zes paarden getrokken. Enkele van Moens' leerlingen zamelden geld in en in 1833 richtten zij op de Paasberg een grafmonument voor haar op. Per abuis met de vermelding van 1777 in plaats van 1775 als haar geboortejaar. Op de andere zijde van de zuil staat: ‘Hier rust ene edele vrouw,/ de roem van haar geslacht,/ [...] zij wees aan ’t jeugdig hart,/ het spoor naar beter leven,/ en kweekte meen’ge bloem,/ voor ’t hemels vaderland’.
De kostschool was geen lang leven beschoren na de dood van Moens. In 1868 moest het sluiten. Het terrein met het grafmonument werd overgedragen aan de gemeente, op voorwaarde dat deze garant zou staan voor het onderhoud. Tegenwoordig is het grafmonument een Rijksmonument. En siert het al sedert het begin van de twintigste eeuw menig prentbriefkaart.