Een van de oudste nog bestaande begraafplaatsen voor Nederlanders in Europa is zonder twijfel de Nederlandse begraafplaats in Lissabon, tegenwoordig - ironie van het lot - beter bekend als de British Cemetery. Gesticht in 1724 aan de rand van de toenmalige stad, ligt de van oorsprong protestantse begraafplaats nu bijna hartje centrum aan de noordzijde van het prachtige negentiende-eeuwse park Jardim de Estrela, tegenover de gelijknamige rococo basiliek. Eenmaal door de poort in de hoge muur waant men zich in een romantisch verleden, in een oase van rust, waar talloze planten en hoge bomen vechten om het bestaan tussen de scheefgezakte monumenten van honderden jaren her.
{seog:disable}Al in de zeventiende eeuw onderhielden Nederland en Engeland intensieve handelsbetrekkingen met het streng katholieke Portugal. Geïmporteerd werd onder andere hout en geëxporteerd werd zout, kostbare waar in die tijd. Protestantse begraafplaatsen waren verboden en de lichamen van ter plekke gestorven kooplieden werden naar lokaal gebruik, na middernacht, verzwaard met stenen in de Taag geworpen.
De buitenlandse kooplieden waren verenigd in Factorijen en hiervan waren de Engelse- en de Hollandse Factorij de meest belangrijke. Politieke betrekkingen door middel van ambassadeurs bestonden, maar feitelijk was vaak de directeur van de factorij ook de consul-generaal van zijn moederland en hij behartigde de belangen van zijn landgenoten ter plaatse. Na vele klachten over de behandeling van protestanten in Portugal greep Nederland de mogelijkheid aan om in het vredesverdrag van 1661 (de teruggave van het door Piet Hein veroverde deel van Brazilië aan Portugal) onder artikel 15 het recht te verwerven op “eene bequame en gelegene plaetse tot begraevinge van haer doden”.
Ook Engeland wist omstreeks dezelfde tijd dit recht te verwerven. Onderhandelingen over plaats en condities namen nogal wat tijd in beslag, maar uiteindelijk kon op 29 december 1724 door consul-generaal Abraham Hijsterman de acte worden ondertekend, waarbij de Hollandse natie in eeuwige erfpacht een stuk grond van 1690 vierkante meter werd afgestaan als begraafplaats. Dit stuk land grensde aan een stuk grond dat al op 1 mei 1717 op dezelfde voorwaarden aan de Britse natie was afgestaan. Van Hollandse zijde werd de jaarlijkse erfpacht in eerste instantie voldaan uit de conservatoire kas der Nederlanders, die bestond uit de opbrengsten van contributie op schepen. Deze kas werd opgeheven in 1850, waarna de betalingen in de Rijksbegroting werden opgenomen.
Al gauw bleek de beschikbare grond niet voldoende en op 22 juni 1734 werd door beide naties gezamenlijk nog eens 352 vierkante meter in eeuwigdurende erfpacht toegevoegd aan de twee reeds bestaande percelen. De drie percelen behoorden aan dezelfde eigenaar en evenals in de eerste acte werd ook nu gestipuleerd dat de gebruikers de grond niet mochten vervreemden en dat zij als één gemeenschappelijke begraafplaats zouden worden beheerd. In 1794 werd door de beide naties tezamen een in klassieke stijl opgetrokken rouwkapel gebouwd, met het opschrift: Surrexit impensis brittannorum et batavorum MDCCXCIV. Door de Napoleontische oorlogen, die in Portugal door de Engelse troepen onder Wellington voor de geallieerden werden gewonnen, ontstond dringende behoefte aan meer grond voor de vele omgekomen soldaten en daarom werd door de Engelsen alléén nog eens een extra perceel in erfpacht verworven. Van deze gelegenheid werd door de toen recent gevestigde joodse gemeenschap van Lissabon gebruik gemaakt om, direct ernaast gelegen, een eigen kleine dodenakker te vestigen.
Van Nederlandse zijde is voor het laatst in januari 1958 erfpacht betaald. Op 14 november 1958 is buiten Nederland om een acte getekend tussen vertegenwoordigers van de Britse ambassadeur Charles N. Stirling en de burggravin van Faial, waarbij deze laatste aangeeft eigenares te zijn van de grond en deze voor altijd verkoopt aan de Regering van het Verenigd Koninkrijk. Volgens mededeling van de Britse Ambassaderaad in 1972 was het onzeker of de burggravin nog wel eigendomsrecht bezat, maar feitelijk is de totale begraafplaats sindsdien geregistreerd op naam van het Verenigd Koninkrijk. Aan deze notariële overdracht is door of namens Nederland niet deelgenomen en de Nederlandse Ambassade in Lissabon was van tevoren ook niet van de onderhandelingen in kennis gesteld. Na de gedane zaak ontving onze Ambassade een kort briefje van de Britse Ambassade, waarin werd medegedeeld dat jaarlijkse erfpachtbetalingen in de toekomst niet meer behoefden te worden gedaan.
Door gebrek aan interesse van Nederlandse zijde raakte het Nederlandse belang vervolgens steeds verder op de achtergrond en deze oudste begraafplaats van Portugal is inmiddels uitsluitend bekend als de British Cemetery. In de tweede helft van de jaren tachtig van de vorige eeuw heb ik actief geprobeerd dit stukje Nederlands cultureel erfgoed weer in de belangstelling te krijgen. Door de medewerking van toenmalig ambassadeur C.A. van der Klaauw kreeg ik inzage in alle, ruim 800 archiefstukken over de begraafplaats, nu in het Nationaal Archief. Hoewel door de Napoleontische oorlogen vrijwel geen documenten meer aanwezig zijn uit de periode 1790-2015, kon toch een redelijk volledig beeld worden gereconstrueerd van de gebeurtenissen door de eeuwen heen. Zo werd ook door het Consulaat-Generaal te Lissabon in diverse gevallen nauwkeurig de omstandigheden genoteerd omtrent het overlijden van diverse personen, soms ook inclusief een lijst van de aangetroffen lijfgoederen. Lunches werden georganiseerd om bijdragen te verkrijgen, waarvan de Nederlandse graven konden worden schoongemaakt en opnieuw beletterd. Een enkele maal worden hier nog Nederlanders bijgezet, maar nu de meeste van onze landgenoten niet meer in Lissabon wonen, maar Cascais en Estoril prefereren, worden zij vaak daar ook begraven of gecremeerd, wat ook in Portugal steeds vaker voorkomt.
foto's: Hedwig Heeren