In de zeventiende eeuw vormde het gebied langs de Hudson de kolonie Nieuw Nederland. Het land werd vanuit Nederland bevolkt en daarvan zijn nog sporen te vinden. Hoofdstad was Nieuw-Amsterdam op het eiland Manhattan in de monding van de rivier, die later de stad New York werd.
{seog:disable}Hier is het Nederlandse erfgoed echter, op een enkel Dutch colonial huis na, vrijwel verdwenen, maar langs de Hudson is meer bewaard. In dit artikel maken wij een funeraire tocht langs de rivier en gaan na wat daar aan grafcultuur nog is te vinden. Zonder helemaal volledig te zijn, zijn zoveel mogelijk gegevens over het Nederlandse funeraire erfgoed bijeengebracht en in hun context beschreven.
Nederlands erfgoed in de Hudson Valley
De eerste kolonisten vestigden zich in 1621 op de zuidpunt van Manhattan. De West-Indische Compagnie kreeg, net als de succesvolle Oost-Indische Compagnie in Azië, het octrooi op de handel. Nederzettingen kwamen hier echter maar moeizaam van de grond en al gauw werd het monopolie opgeheven en werd het nieuwkomers toegestaan om grond te kopen. Verschillende ondernemers zagen wel brood in zo'n eigen stukje Amerika, waarop zij als patroon heer en meester waren. Een van de bekendste is Rensselaerswijk bij Albany. Dit patroonschap was gesticht door Kiliaen van Rensselaer, die echter niet zelf naar Amerika zeilde. Arbeidskrachten in Nieuw Nederland werden meest geworven in Nederland, vaak met een zesjaars contract. De Hudson Valley was vruchtbaar land, er was hout in overvloed en zijriviertjes zorgden voor waterkracht. Niet iedereen keerde, als zijn contract was afgelopen, terug naar Nederland; sommigen bleven en bouwden hier een nieuw bestaan op.
Het meest in het oog springende erfgoed in dit gebied zijn de boerenschuren, de Dutch barns, die een andere bouwwijze hebben dan hun Engelse tegenhangers. Dat geldt ook voor de huizen, waarvan sommige nu een museum zijn. In de Hudson Valley was alle ruimte en soms zijn, voor wie ze weet te vinden, de eerste éénkameroptrekjes nog bewaard, waar in later tijd nieuwe delen tegenaan werden gebouwd. Voordeel van zoveel ruimte was ook, dat doden op het eigen terrein konden worden begraven. Ook dit soort privé-begraafplaatsen zijn er nog. Voor anderen werden net als in Nederland dodenakkers ingericht bij de kerk. Die werden met de toename van de bevolking in de negentiende eeuw vervangen door rural cemeteries buiten de stad. Begraven op eigen terrein werd toen steeds minder gedaan. De nieuwe begraafplaatsen ogen vaak als één groot veld, zonder compartimenten, waar hooguit hier en daar een weg doorheen loopt. Met slingerende paden, hoogteverschillen en fraaie bomen, kwamen inwoners er graag verpozing zoeken. Op zomerse dagen was het een geliefde plek voor een picknick of om te genieten van de natuur. Buiten een Amerikaans vlaggetje voor wie zijn vaderland heeft gediend - van de Revolutie tot politici van nu - vind je weinig parafernalia op de graven. Tijdens de Vrijheidsoorlog, de Revolutie (1775-1783) is in dit gebied zwaar gevochten en vielen er vele doden. Bijna overal vallen de op deze manier gemarkeerde graven direct in het oog.
In 1664 droeg directeur-generaal Peter Stuyvesant de kolonie over aan de Engelsen en werd Engels de officiële taal. Dat zien we terug op de graven. Zo er nog grafmonumenten zijn met Nederlandse opschriften, zijn die niet meer leesbaar. Engels voelden de voormalige Nederlanders zich echter niet, Amerikaans wel. Velen speelden in de Vrijheidsoorlog een belangrijke rol. Onze eigen strijd tegen Spanje van ruim een eeuw daarvoor was nog diep in het collectieve geheugen gegrift. Ook daarna nog, toen de Verenigde Staten onafhankelijk waren geworden, waren New Yorkers van Nederlandse afkomst nog duidelijk te herkennen. Zij waren zo herkenbaar dat Washington Irving hen aan het begin van de negentiende eeuw in populaire geschriften publiekelijk op de hak kon nemen (Knickerbocker Papers, Rip van Winkle).
Van Sleepy Hollow naar Coxsackie
In New York City ligt bij de Episcopal Church (op de hoek van 2nd Avenue en 10th Street in de East Village, Manhattan) het graf van Peter Stuyvesant, maar dat is helaas niet duidelijk herkenbaar meer. [1] Even ten noorden van de stad ligt stroomopwaarts langs de Hudson het plaatsje Sleepy Hollow. Het kerkhof bij de Old Dutch Church werd door de auteur Washington Irving onsterfelijk gemaakt in zijn Legend of Sleepy Hollow, een verhaal gebaseerd op een lokale sage waarbij op mysterieuze wijze mensen worden onthoofd, dat later ook is verfilmd. Irving zelf werd in 1859 op Sleepy Hollow Cemetery ter aarde besteld, dat naast dit kerkhof ligt. De Old Dutch Church is in 1697 gesticht door Frederick Philipse, die in 1650 als timmerman in dienst van Stuyvesant naar New York kwam. Hij werd rijk door landaankopen, het bouwen van industriemolens en het verzorgen van vervoer over de Hudson. Zijn landgoed Philipsburg is tegenwoordig een soort openluchtmuseum.
Verder naar het noorden passeren we het in 1686 mede door Myndert Harmense van den Bogaert gestichte stadje Poughkeepsie (met een Indiaanse naam). Het kerkhof bij de Reformed Dutch Church is hier echter al meer dan een eeuw verdwenen. De grond voor de eerste kerk was in 1716 geschonken door Jacobus van der Bogert to bild and maentaen a proper Mieteng hous to worship ... God … in the Neder Dutch lingo. [2] Toen in 1760 aan de andere kant van de straat een grotere kerk verrees, werd de oude locatie bij de begraafplaats getrokken. Tot 1783 werd hier in het Nederlands en in het Engels gepreekt. Maar in 1794 verkeerde de kerk in geldnood en werd de grond van het kerkhof te gelde gemaakt. In Hyde Park is nog wel, tegen het terrein aan van het enorme buitenhuis dat de familie Vanderbilt hier later bouwde, de familiebegraafplaats die Jacob Stoutenburgh in 1768 stichtte. Om er te komen moesten zij over het terrein van de Vanderbilts. Toen die dat in 1937 niet meer toestonden, werd de ingang verplaatst. In het dubbele toegangshek is tweemaal een S verwerkt, het familiewapen zit bovenop. De graven van Jacob en zijn vrouw zijn er nog. De eerste Van der Bilt kwam in 1650 vanuit De Bilt in Utrecht naar Nieuw Nederland; in de negentiende eeuw werkten zij zich op tot puissant rijke spoorweg- en scheepsmagnaten. Hun mausoleum op het Moravian Cemetery in New Dorp op Staten Island, zuidelijk van Manhattan, is een replica van een romaanse kapel in Arles in Frankrijk.
In Hyde park ligt op zijn eigen landgoed ook de 32ste president van de Verenigde Staten begraven, Franklin Delano Roosevelt. Zijn voorouders zijn vermoedelijk in de zeventiende eeuw uit Tholen in Zeeland naar Amerika gekomen. Hij was de eerste president die meer dan twee ambtstermijnen vervulde, van 1933 tot 1945. Nog voor Amerika deelnam aan de Tweede Wereldoorlog, propageerde hij four freedoms: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, vrijwaring van gebrek en vrijwaring van vrees. Als wereldleider besprak hij met Churchill en Stalin in februari 1945 in Jalta hoe de oorlog kon worden beëindigd. Enkele maanden later blies hij de laatste adem uit. Het landgoed met zijn graf is nu een museum.
Een ver familielid, Theodore Roosevelt, was de 26ste president. Hij ligt op een tweede eiland bij Manhattan, op Youngs Memorial Cemetery in Oyster Bay op Long Island. 'Teddy' Roosevelt (naar wie de teddybeer is genoemd omdat hij ooit weigerde een berenjong te doden) was de eerste die in 1902 een beroep deed op het Internationale Strafhof in Den Haag. In 1906 won hij de Nobelprijs voor de vrede. Na twee termijnen gaf hij in maart 1913 het stokje over aan een opvolger. Hoewel niet ernstig ziek, moet het verdriet om de dood van zijn jongste zoon, een oorlogsvlieger die in juli 1914 boven Frankrijk was neergeschoten, zijn herstel in de weg hebben gestaan. In het besneeuwde kerkje van Oyster Bay kreeg hij op 8 januari 1919 een eenvoudige afscheidsdienst. Als hommage aan zijn presidentschap telt de trap naar zijn graf 26 treden. Behalve de steen met zijn naam ligt daar ook een bronzen plaquette met een van zijn uitspraken: Keep your eyes on the stars and keep your feet on the ground.
Noordelijker van Hyde Park ligt het in 1677 door een dozijn Hugenoten en Nederlanders (the Duzine) gestichte New Palz. Het werd genoemd naar het graafschap de Palz in Duitsland waar Hugenoten, die sinds 1585 in Frankrijk werden vervolgd, aanvankelijk een veilig heenkomen vonden. Hier is het oude kerkhof wel bewaard. Het ligt in Hugenotstreet, een straatje met oude huizen en de Reformed Church. Tien van de twaalf stichters liggen er begraven. In deze straat markeert een bord een Afro-Americain Burrial Ground dat op een privéterrein lag. De locaties van de begraafplaatsen van slaven zijn vaak onbekend, omdat zij geen gedenktekens op hun graf hadden. Als zo'n plek wordt ontdekt, wordt er tegenwoordig vaak alsnog een bord of gedenkteken geplaatst. Daarop staat meestal een Afrikaans gankofa-teken, symbool van hun herkomst en het slavernijverleden. Op het kerkhof staat zo'n teken op het graf van een Afro-Amerikaanse vrouw die hier werd herbegraven. [3] Ook hier stichtte een groep burgers in de tweede helft van de negentiende eeuw het New Palz Rural Cemetery, waarop na de Burgeroorlog een veld voor Afro-Amerikanen kwam, maar de scheiding werd in de loop der jaren losgelaten.
De kerk van Poughkeepsie is gesticht door de predikant van de Old Dutch Church in Kingston, dat in de Nederlandse tijd Wiltwijck heette. Wiltwijck werd in 1653 gesticht door kolonisten uit Rensselaerswyck. Het dorp werd ter bescherming tegen de Indianen in 1658 omringd met een palissade. In dit Stockade District staan nog huizen die meer dan 250 jaar oud zijn. De First Reformed Protestant Dutch Church, kortweg de Old Dutch Church, werd een jaar later gebouwd. Hier werd ten tijde van de Revolutie nog in het Nederlands gepreekt. De oudste steen op het kerkhof dateert uit 1710 en er staan hier nog enkele grafmonumenten met Nederlandse opschriften. [4] Dit gebied speelde in de Revolutie een beslissende rol, toen de opmars van Britse troepen naar New York City in 1777 in de Battle of Saratoga werd gestuit. Kingston was toen enige maanden de hoofdstad van de staat New York, de Senaat vergaderde in het huis van Abraham van Gaasbeek. De Britten staken Kingston echter kort daarop in brand en de Senaat vluchtte naar het nabij gelegen Hurly, waar zij bijeenkwamen in het nog bestaande Van Deusen House uit 1723. Dit plaatsje is in 1661 gesticht door een dozijn Nederlandse en Hugenoten families uit Wiltwijck en heette aanvankelijk Nieuw Dorp.
In Catskill staat het Van Vechtenhuis, gebouwd door Dirck Teunisse van Vechten, die in 1638 als jongetje van vijf met zijn ouders uit Vechten in Utrecht naar New York kwam. Ook hier was een privébegraafplaats. Even ten noorden hiervan lag een Indianenbegraafplaats, waar grote rode ceders stonden (in 1836 verwerkt tot bielzen voor de spoorweg). Noordelijker is in Coxsackie het complex van het Bronck House te bezoeken. Ook daar is een familiebegraafplaats en een slavenbegraafplaats. Het oudste deel werd in 1663 gebouwd door Pieter Bronck, een familielid van de Bronck naar wie de New Yorkse wijk the Bronx is genoemd.
Van Kinderhook naar Schenectady
Ook in Kinderhook zijn nog huizen uit de koloniale tijd te vinden. Kinderhook is vooral bekend als woonplaats van de achtste president van de Verenigde Staten, Martin van Buren. Zijn ouders hadden hier een kroegje en met hen heeft hij zijn hele leven Nederlands gesproken. Hij werkte zich op tot een vooraanstaand politicus, maar heeft zijn ambtstermijn in 1841 niet verlengd. Hij zag toen al in dat een burgeroorlog tussen het Noord en Zuid onvermijdelijk zou zijn en wilde daar geen verantwoordelijkheid voor nemen. Zijn huis, met 'dubbele deuren' (boven- en onderdeur, hoe Nederlands wil je het hebben?), is nu een museum. Daar was geen begraafplaats, Van Buren stierf op 24 juli 1862 en werd begraven op het Dutch Reformed Cemetery, aangelegd in 1817 toen het veld bij de kerk vol was. Zijn begrafenis was in het stille Kinderhook een hele gebeurtenis. Het afscheid begon in zijn huis met een gebed door ds. J. Romeyn Berry, daarna werd een dienst gehouden in zijn eigen vertrouwde kerk, waar ook zijn ouders en voorouders kerkten. Stadgenoten droegen de kist. De kerk puilde uit en vele aanwezigen stonden buiten omdat ze het gebouw niet meer in konden. Talloze notabelen en politici uit New York, Albany en van verder weg waren aanwezig. Op de herenbank waar hij altijd zat, was een zwaar doodskleed gedrapeerd. De speech waarin Berry zijn verdiensten belichtte, duurde bijna een uur. Die was tevens een oproep om zich in te zetten voor de natie. Ook bisschop Potter van Pennsylvania (van de Episcopal Church) beklom de kansel, terwijl het slotgebed werd uitgesproken door de vroegere dominee Benjamin van Zandt. In een lange stoet van 81 rijtuigen, voorafgegaan door de brandweer, liepen de aanwezigen naar de begraafplaats, waar Potter een lijkrede uitsprak. Van Buren werd niet met staatseer begraven, maar de stilte, alleen onderbroken door het luiden van een klok, was des te indrukwekkender. [5] Op zijn graf staat een sierlijke obelisk. Op het oude deel van de begraafplaats in Kinderhook zijn nog graven van de families Vanalen, Vandyck, Vanschaack, Vandepoel en andere. Het huis van Luykas van Alen uit 1737 is evenals dat van James Vanderpoel uit circa 1819 nu een museum, maar bij de laatste zijn weinig Nederlandse trekken meer te herkennen. In Schodack ligt op Staats Island in de Hudson het uit de zeventiende eeuw daterende huis Hoogenbergh van de familie Staats, met op de flank van de 'berg' het familiebegraafplaatsje. De eerste Staats, Abraham, kwam in 1642 als chirurgijn uit Amsterdam naar Rensselaerswijck. Het huis is nog steeds in bezit van zijn nazaten en de begraafplaats wordt door hen nog gebruikt. In de zomermaanden is het te bezoeken. De huidige eigenaar, Bill Staats, schreef een boek over dit huis: Three Centuries on the Hudson River. Bij het Tobias Ten Eyck House in Coymans is eveneens een privé- en ook een slavenbegraafplaats. Ook het Coymanshuis dateert nog uit de zeventiende eeuw, evenals het Van Wiehuis in Bethlehem. Het achttiende-eeuwse Dutch colonial house Crailo in Rensselaer, vernoemd naar het landgoed van de Van Rensselaers in Het Gooi, maakte deel uit van het patroonschap Rensselaerswijck.
Rensselaerswijck ligt onder de rook van Albany, dat enkele jaren na Nieuw-Amsterdam werd gesticht als Fort Orange. Het fort fungeerde als een knooppunt in de handel met de Indianen. Die kwamen hier pelzen, huiden en bevervellen ruilen tegen goederen uit Nederland zoals wollen laken, ijzeren voorwerpen en glazen kralen. In deze vroege koloniale nederzetting werd in het begin, net als in Nederland, nog in de kerk begraven. [6] Tot Albany is de Hudson bevaarbaar en deze nederzetting groeide uit tot een grotere stad, die de hoofdstad werd van de staat New York. Ook hier bleven nog koloniale huizen bewaard. Aan de oevers van de Hudson ligt de statige Schuyler Mansion, gebouwd door Philip Schuyler, nazaat van een van de eerste kolonisten in Albany. Hij heeft na zijn dood op de familiebegraafplaats op de Schuyler Flatts in Colonie gelegen, maar in de jaren twintig werden de graven overgebracht naar Albany Rural Cemetery, waar hij rust onder een ranke zuil in sectie 29, lot 2. De Schuyler familiebegraafplaats kwam in 2005 in het nieuws, toen bij de aanleg van een riool de stoffelijke resten werden gevonden van een man, zes vrouwen en zeven kinderen van Afro-Amerikaanse herkomst. Het moet de slavenbegraafplaats van de familie zijn geweest. De lichamen zijn door archeologen zorgvuldig opgegraven en daarna met moderne forensische methoden onderzocht. Zij lagen in eenvoudige houten kisten en waren gewikkeld in een stuk textiel, dat met kleine spijkertjes aan het lichaam was vastgemaakt. Bij het onderzoek kwamen hun lichamelijke gebreken aan het licht en van de volwassenen zijn gezichtsreconstructies gemaakt. Op 18 mei 2016 werden zij in een publieke ceremonie in heel wat fraaiere kisten – onder andere ontworpen door kunstenaars - herbegraven op St. Agnes Cemetery in Menands.
Net als de Schuyler Mansion is het huis Cherry Hill, dat Philip van Rensselaer na de Revolutie in Albany bouwde, nu een museum. Een derde museum is de Ten Broeck Mansion. Die werd in 1798 gebouwd door de rijke zakenman, politicus en legeraanvoerder tijdens de Revolutie Abraham ten Broeck en zijn vrouw Elizabeth van Rensselaer, op grond die hij had verworven van zijn zwager, de patroon van Rensselaerswijck. Het huis werd een halve eeuw later geheel gemoderniseerd, waardoor het weinig Nederlandse koloniale trekken meer heeft. Een plaatselijke historicus in Guilderland, een beetje weg van de rivier, heeft in 1940 alle privé-begraafplaatsen in dit gebied geïnventariseerd. De lijst is uitgegroeid tot 133 plaatsen en staat op internet. [7] Maar deze is niet onderscheiden in grafvelden van Nederlandse en van andere herkomst.
Bij Cohoes stroomt de Mohawk in de Hudson in een delta-achtig gebied met vele eilanden. Op Van Schaick Island staat het huis dat Anthony van Schaick in het midden van de achttiende eeuw bouwde. Hij was een afstammeling van Goosen Gerritsen van Schaick, die in de jaren dertig van de zeventiende eeuw naar Rensselaerswijck kwam. In zijn testament bepaalde Anthony dat bij zijn huis een begraafplaats moest komen, die er nog steeds is. Zeker vijftig leden van de familie liggen er begraven. Westelijker ligt aan de Mohawk de stad Schenectady (een Indiaanse naam). Van alle plaatsen waar we langs kwamen heeft het Stockade District daar nog het meest een Nederlands aanzien. Hier was een familiebegraafplaats bij het Van Slyk House op Van Slyk Island, dat echter ten offer viel aan de uitbreiding van de fabriek van General Electric. Deze begraafplaats was gesticht door Jacques van Slyk, zoon van een Nederlandse handelaar met de Indianen en de dochter van een inlands opperhoofd. Op Vale Cemetery, een rural cemetery uit 1857 waarop een gedeelte van de First Dutch Reformed Church was, ligt nog het graf van Elias van Guysling uit 1695, die eerst op Van Slyk Island lag.
We eindigen onze tocht in Rotterdam, dat vanuit Schenectady werd gesticht. Ook daar zijn nog enkele oude huizen en privé-begraafplaatsen, waaronder bij het Mabee House of de Mabee Farm Historic Site. Deze estate werd in het laatste kwart van de zeventiende eeuw opgericht door Daniel Janse van Antwerpen en Jan Pieterse Mabee, buren in het Stockade District in Schenectady. De oudste grafsteen dateert uit 1771. Ook op de achttiende-eeuwse Dellemont-Wemple Farm is een familiebegraafplaats. Jan Barentsen Wemp had samen met Jacques van Slyk het Van Slyk Island in cultuur gebracht. Maar inmiddels hebben we nu het stroomgebied van de Hudson verlaten.
Over het Nederlandse funeraire erfgoed uit het koloniale en postkoloniale tijdperk dat hiervoor is beschreven, leek aanvankelijk - buiten het artikel van Leon Bok op deze site - weinig bekend. Dat bleek bij het schrijven mee te vallen. Veel kerken en instanties hebben hierover gegevens op een website staan, waarvan dankbaar gebruik is gemaakt. Op de genoemde namen valt op internet vrij gemakkelijk te zoeken naar afbeeldingen en meer informatie (met NY achter de zoekterm). En vergeet dan vooral niet op Schuyler Flatts te kijken; de fascinerende geschiedenis van de opgegraven Afro-Amerikanen, die je nu recht in de ogen kijken, is zeer aangrijpend.
Margriet de Roever is eindredacteur van Terebinth, tijdschrift voor funerair erfgoed.
Met dank aan Janny Venema, New Netherland Research Center, Albany en Ruth Piwonka, Kinderhook.
Noten:
- Zie de bijdrage van Leon Bok over het Nederlandse funeraire erfgoed in Amerika hiervoor op deze site.
- Geschiedenis van de kerk in Poughkeepsie (booklet)
- Jennifer's Black Heritage Tours Blog
- Welcome to Old Dutch Church
- E.A. Collier, A history of old Kinderhook (London/New York 1914), p. 423, met dank aan Ruth Piwonka. Van hem verschenen twee biografieën; een afbeelding van zijn doopinschrijving staat op de engelstalige Wikipediapagina over hem. Zie hier voor foto's van zijn graf.
- Stefan Bielinski, Burying the dead in early Albany.
- A MEMORIAL, Records of early burial places on the farms in the town of Guilderland, N.Y. and surrounding towns, Compiled by William A. Brinkman, historian.
Een kortere versie van deze bijdrage verscheen in Terebinth 30 nr 2, mei 2016.