* 1887 - † 1972
Haar optreden als predikant bracht veel mensen op de been in de kerken waarin ze voorging. Een vrouw als predikant was een hele bijzonderheid in het begin van de twintigste eeuw. Naast theologische bezwaren tegen de vrouw in het ambt van predikant, waren er volgens de tegenstanders ook praktische bezwaren. Ze zou fysiek niet sterk genoeg zijn om een kerkelijke gemeente te leiden en ze zou een te gering stemvolume bezitten om te kunnen preken.
{seog:disable}Het Doopsgezind kerkje, de Vermaning van Bovenknijpe (Friesland), puilde uit bij de intrede van Anne Zernike op 5 november 1911. Verslagen in verschillende kranten waren lovend: “Mej. Zernike te hooren preeken, geeft de indruk, dat de vrouw evengoed geschikt is voor het predikambt als de man.” Elders lezen we dat Anne “een luide en krachtige stem had en een goede inhoud”.
Wie was zij?
Anne werd geboren op 30 april 1887. Ze was het oudste kind van Fritz Zernike en Antje Dieperink, een onderwijzersechtpaar. De familienaam doet al vermoeden dat de roots zich buiten Nederland bevonden. Het was een van oorsprong Pools-Duitse familie met de naam Czernikow. Deze naam werd veranderd in Zernike toen de kinderen onderwijs gingen volgen aan een Duitse school. Anne’s grootvader Carl Friedrich August Zernike was halverwege de negentiende eeuw met Wilhelm Adolph Krasnapolsky als leerjongen naar Amsterdam gekomen, om zich daar verder te bekwamen als kleermaker. Terwijl Zernike een kleine kleermakerij opende, kocht Krasnapolsky, die werkte bij de Winkel van Sinkel, met een zwager een koffiehuis dat uiteindelijk werd uitgebouwd tot het bekende hotel Krasnapolsky.
Het was voor Zernike, inmiddels getrouwd, hard werken in de kleermakerij samen met zijn vrouw. Na schooltijd werkten ook de twee oudste zonen mee in het bedrijf. Voor Zernike was het duidelijk dat de oudste zoon Fritz volop mee zou gaan draaien als zijn schooljaren erop zaten. De hoofdmeester maakte het de ouders echter duidelijk, dat Fritz zou moeten doorleren om onderwijzer te worden. Hoewel zij extra handen in de kleermakerij wel konden gebruiken, stemden zij er toch in toe. Ze zagen ook wel in dat dit een mogelijkheid was om op te klimmen op de maatschappelijke ladder. Die klim zou Fritz maken met Antje Dieperink, met wie hij in contact kwam door de wiskundebijlessen, die hij Antje gaf. Kon Fritz aan zijn carrière als schoolhoofd en pedagoog blijven werken, Antje nam met hun huwelijk in 1886 afscheid van het onderwijzeres-zijn, zoals in die tijd gebruikelijk was. Ruim een jaar na de geboorte van Anne werd Frits, de latere natuurkundige en nobelprijswinnaar, geboren. Tussen 1890 en 1901 zouden er nog drie dochters en twee zoons worden geboren. Het onderwijzen van het onderwijzers-echtpaar bleef niet beperkt tot het klaslokaal, ook thuis kregen de kinderen veel mee.
De Vrije Gemeente
Anne groeide op in een vrijzinnig-godsdienstig gezin. Haar moeder was lid van de Vrije Gemeente, ontstaan rondom de broers en predikanten Ph. R. Hugenholtz en P. H. Hugenholtz, die in 1877 de Nederlandse Hervormde Kerk hadden verlaten. Zij legden nadruk op de vrijheid van geloofsbeleving zonder binding aan dogma’s. Hun kerk aan de Weteringschans in Amsterdam is nu bekend als Paradiso.
Op jonge leeftijd gingen de kinderen Zernike naar de zondagsschool van de Nederlandse Protestantenbond en werden, wanneer ze naar de middelbare school gingen, voor godsdienstonderwijs ingeschreven bij de Vrije Gemeente. In deze gemeenschap werkte Jacoba Mossel als godsdienstonderwijzeres; zij is van grote invloed geweest op Anne’s keuze om theologie te gaan studeren en predikant te worden. Op de meisjes-HBS aan de Keizersgracht onderging Anne de invloed van Johanna Aleida Nijland, docente Nederlands en een bekende voorvechtster van vrouwenrechten. Een welkome gast ten huize van de Zernike’s was de moderne theoloog en ethicus Izaak Jan le Cosquino de Bussy, doopsgezind predikant en hoogleraar godsdienstfilosofie en ethiek aan de Gemeentelijke Universiteit en het Doopsgezind Seminarium. Op haar weg naar de studie theologie en haar predikantschap, heeft De Bussy een belangrijke rol gespeeld als vertrouwensman en docent.
Studie en kerkelijke keuze
Bij de aanvang van de studie theologie tot en met het kandidaatsexamen, was het niet noodzakelijk om lid te zijn van een kerkgenootschap. Voor wie predikant wilde worden lag dat uiteraard anders. Bovendien was er ook nog het probleem van de vrouw in het ambt. Daarom viel voor Anne, opgegroeid in een vrijzinnig-godsdienstig milieu, de keus op de Doopsgezinde Broederschap, die in 1905 het ambt voor vrouwen had opengesteld. Op 22- jarige leeftijd liet Anne zich dopen door de doopsgezinde predikant A. K. Kuiper, wiens diensten in De Singelkerk zij regelmatig bijwoonde. Gedoopt als volwassene, één van de pijlers van dit kerkgenootschap:
Dopen wat mondig is,
Spreken wat bondig is,
Vrij in het christelijk geloven,
Daden gaan woorden te boven.
Nu kon ze worden toegelaten worden tot het Doopsgezinde Seminarium en zich voorbereiden op het predikantschap. Na het proponentsexamen was er nog wel de twijfel of ze binnen de Broederschap wel voldoende vrijheid zou genieten, om haar ideeën uit te dragen. Uiteindelijk, na bedankt te hebben voor Baard en Mensingeweer, werd een beroep naar Bovenknijpe aangenomen. Op 5 november 1911 werd ze er in het ambt bevestigd en deed ze haar intrede.
Huwelijk en promotie
Het moest wel wennen in een gemeenschap, waarin ze niet die culturele belangstelling aantrof die ze zelf had. Het werken aan haar proefschrift was daarnaast ook eenzame arbeid. Aanspraak had ze wel aan haar zuster de romanschrijfster Elisabeth, met wie ze de pastorie had betrokken. Veel veranderde in haar leven toen ze de kunstschilder Jan Mankes leerde kennen. Met hem kon ze zich verdiepen in literatuur, poëzie, schilderkunst en theologie. En met hem deelde ze vrijzinnig humanistische idealen en overtuigingen, zoals vegetarisme en antimilitarisme. In 1915 trouwden ze en legde Anne haar ambt in Bovenknijpe neer. Ze verhuisden naar Den Haag om in 1917 te vertrekken naar Eerbeek. Jan Mankes, die leed aan tuberculose, had het advies gekregen van de huisarts om te verhuizen naar een bosrijke omgeving. Anne werkte nog steeds aan haar proefschrift Over historisch materialistische en sociaal democratische ethiek en promoveerde er op in 1918 aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam bij Prof. Dr. H. IJ. Groenewegen, die overigens een tegenstander van de vrouw in het ambt was. In hetzelfde jaar werd zoon Beint geboren.
Helaas verslechterde de gezondheid van Jan, die ook nog getroffen werd door de Spaanse griep, en stierf hij op 23 april 1920 te Nunspeet, waar zij om hem te laten kuren naar toe waren gekomen. Hij werd begraven in Eerbeek. Hoewel zij zich weer beroepbaar stelde, kwamen er geen beroepen van doopsgezinde gemeenten.
Rotterdam
Na een lezing die ze in de winter van 1921 hield te Rotterdam over de dichters Boutens en Rilke, schreef ze vanuit Eerbeek een brief aan de Remonstrantse predikant Dr. Cornelis Hooykaas, die ze bij die lezing had ontmoet en in wie ze een geestverwant had gevonden. Die brief was een verzoek om voor haar te willen bemiddelen om in aanmerking te komen voor de vacature bij de Nederlandse Protestanten Bond aan de Linker Maasoever te Rotterdam. Er kwam een positieve reactie en ze werd eerst voor drie jaar aangesteld in Tuindorp Vreewijk. Het werd voor haar een drukke en vruchtbare tijd. Leden van verschillende vrijzinnig godsdienstige groepen vonden elkaar en vormden samen de Federatie voor Vrijzinnige Religie Linker-Maasoever met een kerkruimte, die de naam kreeg: Het Nieuwe Verbond. Onder haar leiding groeide het ledental van veertig naar ongeveer vijfhonderd leden. Ze bleef er werkzaam tot haar emeritaat in 1948.
Emeritaat en overlijden
Het betekende niet dat ze een teruggetrokken bestaan ging leiden. Ze liet van zich horen door haar boeken en de stukken, die ze schreef voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant en De Groene Amsterdammer. In alles werd ze zichtbaar als een uitgesproken radicaal-vrijzinnige theologe, die een lans brak voor al die vormen van vrijzinnigheid die wars waren van uitwendige autoriteit van kerk, bijbel of dogma’s. Overtuigd pacifist, geheelonthouder en vegetariër, waren kunst, religie, antimilitarisme en verdraagzaamheid de thema’s waarover ze schreef.
Na een ziekbed van enkele jaren overleed ze op 84-jarige leeftijd op 6 maart 1972 in De Lichtenberg te Amersfoort, waar ze was opgenomen. Ze werd bijgezet in het graf van haar man Jan Mankes te Eerbeek. De zerk is ontworpen door Chris Lebeau, ontwerper en kunstschilder.
Literatuur:
- F. Pitstra, Ontelbare Enkelvouden. Dr. A. Mankes-Zernike (1887-1972): een biografie (2014)
Internet:
- Delpher
- Vrijzinnigen Nederland (geraadpleegd 26-10-2020)
- Froukje Pitstra, Zernike, Anne, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. [08/09/2017]
- annezernike.nl (geraadpleegd 26-10-2020)