* Utrecht 13 januari 1818 - † Amsterdam 20 februari 1900
Het graf van Johanna Elisabeth Sophia Otter-Knoll op begraafplaats Zorgvlied is een rijksmonument, gesigneerd door de beeldhouwer G.W. Harmsen. Het bestaat uit een massief marmeren blok met familiewapens en palmtakken. Bovenop staan twee engelen die een guirlande vasthouden, hun elkaar rakende vleugels naar boven gericht. Er staan vier zuilen om het monument, geïnspireerd op de Ionische stijl, met in reliëf vergankelijkheidssymbolen: de gevleugelde zandloper, de ouroboros (staarteter, de slang die in zijn staart bijt, symbool van de cyclische aard van de natuur), schelpen, omgekeerde fakkel, papaverbollen, eikeltjes en vlinders. De namen van Elisabeth en haar twee echtgenoten staan op een marmeren plaat vermeld. Aan de voorkant tegels in zwart-wit blokpatroon. Elisabeth heeft elf jaar voor haar dood plek 37A van Zorgvlied - eigenlijk waren het vier plekken – gekocht en heeft zich daarna beziggehouden met het laten bouwen van het monument. (Tegenwoordig: wijknaam 1.3. Zocher-Rechts, Grafnummer: OI-37A)
Elisabeth wier officiële geboortedatum eerder was dan op het monument staat vermeld, groeide in Utrecht op bij haar grootouders van moederskant, een zeer bemiddeld echtpaar. Het is niet bekend waarom ze niet bij haar ouders woonde. Haar vader Isaac Knoll was legerkapitein. Binnen drie weken na zijn huwelijk met Johanna Hester Smith, al in 1913 weduwe van haar eerste echtgenoot, baarde Johanna haar dochter Elisabeth op 13 januari 1818.
In het voorname milieu waar Elisabeth opgroeide, was het ongebruikelijk dat meisjes een hogere opleiding volgden of een baan hadden. Elisabeth trouwde in 1847 met makelaar in zaken (de beurs, haven, scheepsbouw), Adolph Fortgens Otter en ging met hem in Amsterdam wonen, ten slotte aan de Kloveniersburgwal 97. Toen Adolph in 1858 stierf, werd zijn stoffelijk overschot begraven in de Nieuwe Kerk, gestapeld op dat van zijn vader en andere verwanten. (Een paar jaar later kon dat niet meer, toen moest iedereen ‘buiten de stad’ begraven worden.) Elisabeth erfde de helft van zijn fortuin. Binnen enkele jaren stierven meer familieleden, waarna ze ook het deel van haar schoonmoeder kreeg plus erfenissen van haar eigen familie.
Drie jaar na het overlijden van Adolph trouwde Elisabeth met dominee Hendrik Luëssen (op huwelijkse voorwaarden), met wie ze een aantal reizen maakte, o.a. naar Rusland. In 1887 werd ze voor de tweede maal weduwe.
Adolph had in zijn testament aangegeven dat hij een deel van zijn vermogen wilde nalaten aan een op te richten ‘gesticht voor bejaarde zeelui van de koopvaardij en de marine’ in Amsterdam. De kinderloos gebleven Elisabeth had het nagelaten fortuin goed beheerd en maakte nog vòòr de dood van haar tweede man een testament waarbij ze haar geld naliet aan een ‘stichting voor dames uit den deftigen stand’ (protestants, vanaf 55 jaar). Ze kocht daarvoor een bouwterrein aan tussen de Tweede en Derde Parkstraat, aan de Eikenweg. Haar huis op de Kloveniersburgwal moest een woning worden voor oude en gebrekkige, onvermogende zeekapiteins en stuurlieden. Ze werkte alles tot in detail uit, zoals hoe laat de maaltijden voor de zeelui verzorgd zouden worden, dat de dames zonder toestemming geen herenbezoek mochten ontvangen en hoe de inrichting van het huis eruit moest zien.
Elisabeth overleed op 20 februari 1900, ze werd vijf dagen later begraven. Ze liet een vermogen van bijna 2,4 miljoen gulden na. Behalve aan enkele getrouwen die wat erfden, zouden de twee doelen die zij zelf duidelijk had omschreven, hiervan moeten profiteren. In haar testament stond: ‘Geen familie in leven hebbenden, verzoek ik Heeren executeuren alle de wenschen, die ik in mijne uitste wille heb uitgedrukt, stiptelijk na te komen’. Op 11 april van dat jaar meldde zich echter Adrianus Kleijmans met de bewering dat hij een zoon was van Petrus Johannes Kleijmans die getrouwd was met Helena Wilhelmina Knoll (zes jaar tevoren overleden), een ver familielid van Elisabeth. Er werd een schikking getroffen waarbij Adrianus Kleijmans 379.000 gulden in effecten kreeg. Van de 2,4 miljoen gulden was na aftrek van dit bedrag, belastingen en onkosten nog 1,5 miljoen gulden over. In 1904 na de dood van een van de executeurs testamentair, toen het vermogen weer wat aangegroeid was, begonnen de overige twee executeurs testamentair met de aanbesteding van de Elisabeth Otter-Knoll Stichting, het tehuis voor deftige dames, dat architect J. van Looij ontwierp. Omdat men met veel problemen te maken kreeg, kon het gebouw aan het Eikenplein pas eind februari 1912 geopend worden. Koningin Emma, die het gebouw in mei met een bezoekje vereerde, was onder de indruk van het fraaie gebouw en de inrichting ervan.
In april 1916 was het tweede project klaar: Elisabeths woning aan de Kloveniersburgwal was verbouwd tot het tehuis voor oude zeelieden. Omdat er in 1923 niet genoeg aanmeldingen meer waren, werd het toen opgeheven.
In 1982 ging het oude dameshuis van het Eikenplein, dat niet meer aan de eisen van de tijd voldeed, over naar Loowaard in Buitenveldert en is nu een algemeen woonzorgcentrum voor zestig mensen plus een complex van 72 aanleunwoningen, geëxploiteerd door de Elisabeth Fortgens-Otter stichting.
Literatuur
- Chris van der Heijden, Sporen van Elisabeth – Uit de nalatenschap van Elisabeth Otter-Knoll; Kwadraat, 1987
Internet (niet meer beschikbaar)
- Monumentenroute Rijksmonument Zorgvlied (PDF) (niet meer beschikbaar)
- Amsterdamse Poortjes Eikenplein 2 (niet meer beschikbaar)
- Amsterdamse Hofjes Elisabeth Otter-Knoll Stichting
- Elisabeth Otter-Knoll Stichting
- De Mirandabuurt Amsterdam weblog (niet meer beschikbaar)