* Berlijn, 16 november 1929 - † Amsterdam, 23 november 1990
'Ook ik,' schrijft Renate Rubinstein in Geloven we het wel, 'heb momenten van een verhoogd "kosmisch" bewustzijn, als dat het juiste woord is. Ik doel daarmee op momenten van sereniteit, teweeggebracht door het besef dat ik van stof ben en tot stof zal wederkeren. Alle in mij levende agressie is dan tijdelijk opgeheven en heeft ruimte gemaakt voor die gevoelens van berusting en vertrouwen die voort kunnen vloeien uit het aanvaarden van je afhankelijkheid en machteloosheid. Alles is in Gods hand zou ik dan willen zeggen, maar wat ik daarmee bedoel is geloof ik niet meer dan: als het slecht met mij afloopt dan zal het dat ook wel doen zonder dat ik mij er nu zorgen over maak.'
Rudy Kousbroek, Einsteins poppenhuis - Essays over filosofie
Renate Rubinstein, ook bekend als Tamar, het pseudoniem waaronder ze columns in Vrij Nederland publiceerde, werd op 16 november 1929 in Berlijn geboren. Haar ouders waren Duitsers, haar vader was Joods. De familie Rubinstein vluchtte in 1935 naar Nederland, woonde twee jaar in Londen en vanaf 1939 weer in Amsterdam, vanwaar Renates vader in juni 1940 naar een gevangenis in Wuppertal werd overgebracht en twee jaar later in Auschwitz werd vergast.
Renate verveelde zich op school, ze verliet het gymnasium toen ze in de vijfde klas zat. Op haar zeventiende woonde ze al op zichzelf in de Amsterdamse binnenstad, kreeg een baan bij uitgeverij Van Oorschot en 'deed alles wat verboden was'. Begin jaren vijftig vertrok ze naar een kibboets in Israël (waar ze de naam Tamar aannam) en studeerde een paar jaar geschiedenis in Jeruzalem. Ze kreeg er oog voor de positie van de Palestijnen. Over haar ervaringen in het heilige land schreef ze stukken voor Het Parool.
Bij terugkeer ging Renate in Amsterdam politieke en sociale wetenschappen studeren. Op grond van haar artikel 'Het Zionisme en de nieuwe onvrijheid' kwam ze in de redactie van het studentenweekblad Propria Cures, waar ze Aad Nuis ontmoette, met wie ze in 1956 trouwde. Daardoor werd ze tot haar grote geluk officieel Nederlandse (daarvoor was ze Duitse en statenloos). Ze woonde enkele jaren met hem in Jamaica, waar ze colleges aan de Universiteit van Kingston volgde. Rinus Ferdinandusse vroeg haar in 1961 om voor Vrij Nederland een wekelijkse rubriek te schrijven. Haar Tamar-columns, die ze bijna dertig jaar in VN zou publiceren, werden beroemd. Ze publiceerde in andere bladen zoals het Nieuw Israëlitisch weekblad (NIW), NRC Handelsblad, Tirade, Hollands Maandblad en Hollands Weekblad. Haar eerste boek met columns Namens Tamar verscheen in 1964. In dat jaar ging ze met Jaap van Heerden, die haar tweede man zou worden, samenwonen. Renate stond erom bekend dat ze niet gauw haar ongelijk toegaf. In 1966 werd ze beboet wegens het plakken van leuzen tegen het huwelijk van prinses Beatrix en prins Claus. Later zei ze toch Claus sympathiek te vinden en nam ze de opdracht aan een boek over prins Willem-Alexander te schrijven ter gelegenheid van zijn achttiende verjaardag. Op haar boek Jood in Arabië, Goi in Israël (geschreven na een reis naar Israël, Jordanië en Libanon in 1967 voor Avenue) kreeg ze veel kritiek, vooral van Joodse Nederlanders. Renate had een hekel aan elke vorm van dictatuur, ze schreef o.a. over Rusland en China. Ze publiceerde tal van polemieken met bekende schrijvers, onder wie W.F. Hermans en Hugo Brandt Corstius, over Weinreb, China, Israël en de bewapening. Later gaf ze toe dat ze wat betreft Weinreb 'de grote lijnen uit het oog had verloren'. Feminisme en haar echtscheidingen waren eveneens een geliefd onderwerp waarmee ze bij sommigen vijandige reacties opriep. Door haar persoonlijke, humoristische en strijdlustige schrijfstijl, was ze een van de meest geliefde columnisten van Nederland. Op haar 47e werd ze invalide. Over de ziekte die haar trof, multiple sclerose, schreef ze het boek: Nee heb je. Haar geheime relatie met Simon Carmiggelt, die haar leven tijdens haar ziekte nog de moeite waard maakte, beschreef ze in Mijn beter ik, dat na haar dood (en die van Simon en zijn vrouw Tiny) uitkwam.
Renate Rubinstein kreeg de Lofprijs van het Lucas-Ooms Fonds te Haarlem 1970 voor Jood in Arabië, Goi in Israël. Voor haar egodocument Niets te verliezen en toch bang kreeg ze de Multatuli-prijs 1979. De Jan Greshoff-prijs 1986 voor Nee heb je. (Het dankwoord is opgenomen in 'Tijd van leven'). In 1988 ontving zij voor haar 'buitengewone verdiensten ten opzichte van het mensdom in het algemeen' en 'voor haar moed, sprekend uit tal van publicaties' de Hélène de Montigny-prijs.
Op 23 november 1990 overleed Renate na euthanasie, op 28 november werd ze begraven. Een onopvallend grafmonument siert haar graf op Zorgvlied in Amsterdam (locatie graf: Wijknaam: 1.4. De Engelsche Tuyn, Grafnummer: N-II-0267).
Zij schreef over veel mensen en veel mensen schreven over haar:
Renate Rubinstein van de Tamarkolommen. die is, met Broekhuis, Kousbroek en Grijs niet mild en pretentieloos, integendeel; zij schrijft niet alleen over huiselijke besognes, maar ook over politiek, literatuur en wetenschap. Zij is door haar veelzijdigheid en talent de ware koningin van de columnisten.
Ze was haar vijanden altijd een slag voor, en steeds als ze haar stemvork aansloeg bleek hoe vals het koor der commentatoren zong.
Renate had een prachtige manier van kijken. Ze had de grote onschuldige ogen van een kind, en de jaren hebben daarin geen sluwheid of ontgoocheling gebracht. Uit die ogen sprak wat zij zich in woord en geschrift ten doel had gesteld: 'Niet vervelen en niet liegen'. Tot op het laatst is zij daarin geslaagd.
Hans Goedkoop werkt aan een biografie over Renate Rubinstein.
Er ligt een tegeltje voor Renate bij het schrijversmonument De gebroken kolom, vlakbij de ingang van Zorgvlied.
Internet
- Schrijversinfo.nl: Renate Rubinstein
- Uitgeverij Augustus
- DocDepot: Markant - Renate Rubinstein
- Coen Verbraak, 'Renate Rubinstein: Altijd met passie' in: VN 13 december 2006
- Wikipedia: Renate Rubinstein
- De Mirandabuurt Amsterdam