* Leeuwarden 19 februari 1904 - † Leeuwarden 22 juni 1964
De Rooms-katholieke begraafplaats in Leeuwarden ligt op een wat verweesde plek, tussen nieuwbouwwijken, aan de uitvalsweg naar Harlingen en verder de Afsluitdijk. Rondlopend op deze dodenakker vallen vooral de grafmonumenten op van geslaagde middenstanders, waaronder families als Brennikmeijer en Schweigmann. Op een wat eenvoudiger monument, maar wel van wit marmer, valt de naam "Havank" op. Hier ligt Hans van der Kallen, bij velen beter bekend onder zijn pseudoniem Havank, schrijver van detectiveromans.
Vroege jaren
{seog:disable}Van der Kallen werd geboren in Leeuwarden aan de Wirdumerdijk op 19 februari 1904. Hij was de eerste zoon van Martinus van der Kallen en Jacoba Huberdina Maria Louwhoff. Martinus van der Kallen dreef aan de Wirdumerdijk een zaak in hoeden en petten. Zijn zoon kreeg de roepnaam Riekie en later Rieks. Het gezin werd later nogmaals verblijd met een zoon. In het katholieke gezin kreeg Van der Kallen een degelijke opvoeding. Na de lagere school in Leeuwarden voltooid te hebben, vertrok hij op twaalfjarige leeftijd naar het gymnasium van de paters Augustijnen in Eindhoven met de bedoeling priester te worden. Kennelijk kon de klerikale sfeer en het vooruitzicht van een celibatair bestaan hem niet bekoren, want toen hij in de vijfde klas zat, besloot hij deze opleiding niet te voltooien. Van der Kallen keerde in 1922 terug naar Leeuwarden en ging in dienst bij een plaatselijke zuivelfabriek als kantoorbediende. Toen de familie in 1928 naar Eindhoven verhuisde, ging Van der Kallen eenzelfde betrekking bekleden bij de NV Philips Gloeilampenfabriek. Onder die omstandigheden begon Van der Kallen ideeën te vormen over een schrijvend en zwervend bestaan. Ondertussen was Van der Kallen ook in een geloofscrisis geraakt: het Rooms-katholicisme legde volgens hem te zeer de nadruk op de moraal en te weinig op mystiek. De dood van zijn moeder, begin 1929, leidde evenwel tot een periode van herbezinning op de positieve waarden van het katholicisme; liturgie en gezangen zouden hem daarna blijven bekoren. In 1932 verdiende hij zelfs korte tijd zijn brood als handelsreiziger in kerkelijke kunst in Zuid-Limburg.
Opmaat naar het schrijverschap
In Maastricht leerde Van der Kallen, die zich inmiddels 'Hans' liet noemen, de typograaf en uitgever Nypels kennen. Op diens advies vertrok hij in maart 1932 naar Amsterdam om er literaire contacten te leggen. Hij leerde hier W. Merckens kennen die werkzaam was als kunstredacteur bij De Telegraaf. Bij hem thuis ontmoette hij schrijvers en journalisten, naar wie Van der Kallen gretig luisterde. Hij vond in Amsterdam een baan op een verzekeringskantoor, terwijl hij daarnaast vertaalwerk deed. Op aanraden van Merckens waagde Van der Kallen zich aan het schrijven van wat hij 'detective-romannetjes' noemde. Eind 1934 had hij er twee in manuscript gereed. Bij het schrijven had de Britse auteur Edgar Wallace hem als voorbeeld gediend. Van der Kallens hoofdpersonen waren hoofdinspecteur Bruno Silvère van de Franse Sûreté Nationale en diens ondergeschikte Charles C.M. Carlier, bijgenaamd 'De Schaduw'. De Franse lokaties die Van der Kallen beschreef in zijn werk nam hij gedeeltelijk over uit reisgidsen. Zijn eerste pogingen om de manuscripten uit te laten geven liepen evenwel op niets uit. Het toeval hielp echter een handje, want door het overlijden van detectiveschrijver Ivans, pseudoniem van de eveneens uit Friesland afkomstige Jacob van Schevichaven, zat de Utrechtse uitgever A.W. Bruna & Zoon, zonder zijn topauteur van speurderromans. Hierdoor werd Van der Kallen alsnog benaderd en na bewerking verscheen in 1935 Het mysterie van St. Eustache onder de auteursnaam Havank ('H van K'), een pseudoniem naar analogie van Ivans ('J van S').
Beroemd
Slechts enkele dagen nadat Bruna zijn eerste roman had geaccepteerd, nam Havank de trein naar Parijs. Vanuit die stad maakte hij verkenningstochten in Bretagne en de Provence, teneinde zijn volgende werken nauwkeurig te kunnen situeren. Vooral de Provence trok hem, en hij zou er vaak verblijven, onder andere in Cagnes-sur-Mer. In 1937 en 1938 woonde hij in Rome. In deze vooroorlogse jaren schreef Havank dertien detectiveromans, waarvan vooral De N.V. Mateor en Er klopt iets niet, beide uit 1938, en Polka Mazurka uit 1939 indruk maakten. Hoewel Havank zijn boeken volgens een heel andere formule schreef dan Ivans, waren zij een nog groter succes. Een bekende slogan uit die tijd was dan ook 'Stop! 'n Havank' die vaak te zien was op affiches in kiosken en stations. De hoofdfiguur in de eerste romans, hoofdinspecteur Silvère, was naar uiterlijk en culturele belangstelling Havanks geïdealiseerde evenbeeld: een lange, slanke gestalte, met grijsblauwe ogen, een hoog voorhoofd en achterover gekamd haar, innemend en opgeruimd, hoewel wat eenzelvig van aard, de perfecte gentleman, een gul en goed vriend en een onderhoudend prater. Naarmate de reeks 'Havankjes' groeide, werd Carlier, bedoeld als Silvères tegenpool, meer en meer de hoofdpersoon. Door middel van De Schaduw kon Havank niet alleen pronken met een brede belezenheid in vooral de Engelse en Franse klassieken, maar ook uiting geven aan zijn afkeer van politici, in zijn ogen volksmenners, moraaltheologen, rijkaards en bureaucraten. 'Merkwaardig, hoogst merkwaardig' werden de gevleugelde en veel aangehaalde woorden van De Schaduw. Naarmate deze figuur scherper vorm kreeg, werden Havanks beeldspraak, aforismen en woordspelingen origineler en veranderde de compositie van zijn romans. Ook inhoudelijk trad een wijziging op: steeds meer kreeg De Schaduw het karakter van een privè-detective, zonder nog veel binding met de Sûretè Nationale. Van 'policiers' werden Havanks boeken tot 'romans van avontuur'.
Havanks politieke sympathieën lagen nu eens links, dan weer rechts. Wel was hij antinazi, iets wat ook uit zijn romans is op te maken. Tijdens de blitzkrieg in het voorjaar van 1940, woonde Havank in Parijs. Hij bleef in die stad, met onderbrekingen tot oktober 1942. In die maand slaagde hij erin om via Spanje en Portugal naar Groot-Brittannië te vluchten. Hij vond er werk op de afdeling publiciteit van een chemiebedrijf. Weldra was hij ook journalistiek actief, onder meer als oorlogscorrespondent in het bevrijde Europa en vanaf 1943 ook als chef-redactie bij Vrij Nederland. In oktober 1946 verscheen er weer een nieuwe Havank met de veelzeggende titel: De Schaduw is terug.
In Londen leerde Havank ook Cynthia Vickers kennen, dochter van een hoge Engelse koloniaal-bestuursambtenaar en gescheiden moeder van drie kinderen. Op 23 september 1946 trouwde hij met haar. Na een jaar in Londen te hebben gewoond vestigde het echtpaar zich van 1947 tot 1950 in Heemstede. Daarna verbleven ze met onderbrekingen in Cagnes-sur-Mer en later op het goedkopere Palma de Mallorca. Het huwelijk was echter niet zo'n succes, de echtelieden hadden namelijk voortdurend onenigheid. Vaak ging het daarbij over de karige financiën, omdat beiden slecht met geld konden omgaan. Door een onverenigbaarheid in karakters verliep hun relatie stormachtig. Cynthia ontvluchtte Havank vaak en hij zocht troost in drank en avontuurtjes. Uiteindelijk zou Cynthia zich in 1955 definitief alleen in Londen vestigen. Het huwelijk bleef overigens kinderloos.
In zijn romans zijn de sporen van Havanks huwelijksperikelen ook terug te vinden. Tussen De Schaduw en zijn - naar zijn vrouw gemodelleerde - 'eeuwige verloofde' Aranea Forster kwam het vanaf Het geheim van de levende sleutel uit 1951 eveneens tot een verwijdering. Deze jaren waren voor Havank een weinig creatieve periode. Naast eigen werk als De zwarte pontifex en Spaanse pepers, uit respectievelijk 1952 en 1954, zorgde vooral vertaalwerk voor inkomsten. Havank vertaalde voornamelijk werk van de Britse detectiveschrijver Leslie Charteris, de schepper van The Saint, met wie hij zich verwant voelde. Het ging Havank niet goed, hij dronk veel en had steeds vaker last van neerslachtigheid. In 1957 kwam Havank ten val op een rotspunt op Mallorca, waardoor hij een rib brak en een long beschadigde. Tijdens zijn herstel in een Utrechts ziekenhuis omarmde hij weer het katholieke geloof. Hij matigde zijn alcoholgebruik, ging in Zuid-Engeland op het platteland wonen om er geconcentreerd te werken en bezocht in de weekeinden zijn vrouw in Londen.
Hoewel zijn romans in pocketformaat een groot succes waren, liepen de schulden bij zijn uitgever door voorschotten zo hoog op dat Havank van 1956 tot 1960 zijn royalty's moest afstaan. In 1963 liep hij een liesbreuk op, gevolgd door buikvliesontsteking. Wederom werd hij in een Nederlands ziekenhuis opgenomen, ditmaal in Leeuwarden. Tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis kreeg Havank een relatie met de 38 jaar jongere verpleegster Tonia Damsma (in andere bronnen Mulder geheten). Na ontslag uit het ziekenhuis nam Havank zijn intrek in hotel 'Amicitia', dat naast zijn geboortehuis stond. De hoteleigenaar kreeg van uitgever Bruna het verzoek Havanks' financiën te beheren, een taak die deze nauwgezet en discreet uitvoerde. In deze jaren zocht Havank graag de publiciteit, die hij aanvankelijk uit hang naar mystificatie had geschuwd. Hij leek zich steeds meer met De Schaduw te identificeren. Zo droeg hij een bedrieglijk echt lijkend alarmpistool bij zich, waarmee hij nu en dan mensen aan het schrikken maakte.
Havank had altijd belangstelling voor spiritistische zaken gehad; reeds zijn eerste romans wijzen hierop. Mystiek en mysterie kregen hem steeds meer in de ban. Toen hij bij zijn vriend Gerard van Wageningen op het buiten Dekemastate te Jelsum verbleef, raakte hij geobsedeerd door een portret van de 21-jarige Friese jonkvrouwe Anna Maria van Burmania die leefde van 1733 tot 1808. Havank sprak van een 'buitentijdelijke liefdesrelatie'. Hij meende een spirituele band te voelen tussen haar en zijn ziel. Zijn laatste twee boeken, Caviaar en cocaïne uit 1958 en Menuet te middernacht , getuigen van de invloed die het portret op hem had.
Tragisch einde
Het laatste boek waar Havank aan werkte heette Menuet te middernacht. Op maandag 22 juni 1964 werkte hij in het hotel Amicitia aan deze roman die voor driekwart voltooid was. Om vier uur 's middags kreeg hij op zijn kamer een hartaanval. Tonia Damsma vond hem dood achter zijn schrijfmachine. Het stoffelijk overschot van de man van wie bijna iedereen zijn echte naam was vergeten, werd opgebaard in de rouwkapel van het St. Bonifatius Hospitaal. Op 26 juni vond een uitvaartdienst plaats in de Dominicuskerk te Leeuwarden. Bij zijn begrafenis op de Rooms-katholieke begraafplaats werd er, overeenkomstig zijn wens, een kleurenfoto van het portret van zijn muze Van Burmania bij hem in de kist gelegd. Op zijn graf werd een eenvoudige steen geplaatst.
In 1994 werd naar aanleiding van berichten over het verwaarloosde grafmonument de stichting Mateor opgericht. De stichting, genoemd naar een personage uit Havanks werk, stelde zich ten doel het graf te redden en het grafmonument te restaureren. Over de grafrechten is het nodige te doen geweest, maar uiteindelijk werd Mateor de nieuwe rechthebbende. In juni 1995 is een nieuwe steen van wit Grieks marmer op het graf gezet. De stichting herdenkt verder jaarlijks de sterfdag van Havank.
Na zijn dood
Havank schreef in totaal 29 romans en twee verhalenbundels. Tijdens zijn leven werden meer dan zes miljoen exemplaren van zijn boeken verkocht. Het boek waaraan hij werkte bij zijn dood werd voltooid door de journalist Pieter Terpstra. Onder de naam 'Havank-Terpstra' zette hij de Schaduwreeks voort. Havanks eerste werk was geschreven in een relatief sober, maar toch persoonlijk proza. Op den duur ging het komische element in zijn taalgebruik een steeds belangrijker plaats innemen. In sommige boeken zijn de taalgrappen zelfs zo dominant, dat er van het plot niets meer over blijft. Ook leken de steeds terugkerende verhaalfiguren in de loop van de tijd belangrijker te worden dan de achtervolgde misdadigers. Cynthia Vickers overleefde Havank ruimschoots. Zij overleed in 1987.
Een aantal concrete herinneringen aan Havank in Leeuwarden is helaas verdwenen. Hotel Amicitia werd in 1966 gesloopt om plaats te maken voor een log en lelijk kantoorgebouw. Het geboortehuis van Havank is eveneens gesloopt en daarvoor in de plaats is een McDonald's gekomen. Op de zijmuur, tussen het geboortehuis en de plaats waar hij stierf is een gedenksteen met relief van de schrijver aangebracht.
Literatuur
- J.P.M. Passage, 'Kallen, Hendrikus Frederikus van der (1904-1964)', in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
- Hier wordt U, voor gij sterft, een lusthof aangeboden. Begraven en begraafplaatsen; Uitgave stichting Aed Levwerd bij gelegenheid van de Open Monumentendag Leeuwarden 1999, blz. 46
- Waar ligt Poot? Over de dood en de laatste rustplaats van Nederlandse en Vlaamse schrijvers; Heesen, Hans e.a.; Uitgeverij de Prom, 1997, blz. 113-114
Internet