* Halberstadt (D.) 22 december 1846 - † Kopenhagen (Den.) 29 juni 1911
Oscar Carré stamde uit een Duits circusgeslacht. Zijn opa Joseph Carré werkte al met vijf paarden in een tent. Zijn ouders waren de kunstrijder Carl Theodoor Wilhelm en de hogeschoolrijdster Cornelia Adriana de Gast (Kätchen). Op hun reizen door Europa stichtten Wilhelm en Kätchen in Belgrado een eigen circus. Dit circus werd een vaste bezoeker van de Amsterdamse kermis op het Amstelveld. Na de opheffing van de kermis kreeg Wilhelm toestemming om een houten circusgebouw te plaatsen in de plantage. In 1868 nam Oscar de leiding van het circus van zijn vader over.
In 1863 trad Oscar Carré voor het eerst op in Amsterdam. Hij speelde viool en jongleerde op de rug van een paard. Carré is beroemd geworden als paardendresseur, met zijn twaalf prachtige Trakehnerhengsten. Daarnaast was hij ook erg populair bij de Europese vorstenhuizen. In 1870 trad hij op voor koning Willem III. Deze was zo enthousiast dat hij het circus het predikaat Koninklijk Nederlands Circus Oscar Carré gaf. Het houten gebouw dat in de plantage als vast circus dienst deed verhuisde vervolgens van het Amstelveld naar het Frederiksplein en tenslotte naar de Amstel waar het nu nog staat. Dit was het eerste stenen circusgebouw. Op 3 december 1887 werd het in gebruik genomen. Het theatergebouw was primair de basis van het wintercircus van Oscar Carré. Er werd alleen van november tot en met mei gespeeld. In de lente ging het circus namelijk op reis. Het ging Carré voor de wind. Samen met zijn vrouw Amalia Salamonsky maakte hij succesvol circus. Op 22 mei 1891 botste de circustrein echter in Duitsland op een personentrein. Zijn vrouw kwam daarbij klem te zitten en overleed aan de gevolgen. Dit was het begin van een reeks tegenslagen. Het verhaal ging dat toen hij in 1897 zijn laatste voorstelling had gegeven, hij in Scheveningen de nabijgelegen duinen was ingegaan. Daar zou hij eigenhandig alle twaalf zijn paarden met een revolver neer hebben geschoten. Carré is drie keer getrouwd geweest. Zijn laatste vrouw Maud Rocher was dertig jaar jonger dan hij. In totaal heeft hij zes kinderen gekregen, waarvan vier jongens en twee meisjes. Kätchen, zijn dochter, is de beroemde hogeschoolrijdster, die als 'la dame blanche' furore maakte.
Overlijden
Oscar Carré is in juni 1911 in Kopenhagen, waar het circus voorstellingen gaf, overleden. Zijn uitvaart vond een jaar later plaats, in de herfst van 1912. Van het Weesperpoortstation trok een lange rouwstoet langs het gebouw Carré, waar een rouwversiering was aangebracht en het circusorkest treurmuziek liet horen. Vervolgens trok de rouwstoet naar begraafplaats Zorgvlied. Tijdens deze laatste tocht van Oscar Carré stonden duizenden langs de route door Amsterdam om hem de laatste eer te betonen.
Oscar Carré werd net als zijn eerste twee vrouwen in de familiegraftombe op Zorgvlied begraven. Hij had deze laten bouwen voor zijn eerste vrouw Amalia Salamonsky. Het mausoleum valt vrijwel meteen na het passeren van de voormalige directeurswoning. Het twee verdiepingen tellende mausoleum werd ontworpen door J.P.F. van Rossum en W.J. Vuyk, die ook de ontwerpers waren van het Koninklijk Theater Carré. Een trap met sierlijk hekwerk geeft toegang tot het mausoleum. Het mausoleum is opgetrokken uit leisteen en heeft de vorm van een tempel uit de klassieke oudheid. Het ontwerp van dit graf valt op deze manier heel fraai in de tuinarchitectuur van Zocher. Dit gedeelte van Zorgvlied is door Zocher namelijk in de engelse landschapstuinstijl uitgevoerd, een stijl waarbij klassieke tempels gebruikt werden om in het romantische tijdsbeeld te vallen. Het verlangen naar het verleden stond hier centraal.
Op grafmonumenten voor de familie Carré is veel grafsymboliek te vinden. Zo zitten in de lengtezijde aan iedere kant twee vensters met daarin glas in lood ramen. Het doorzichtige glas kan gezien worden als symbool van zondeloosheid en van reinheid. Daarnaast bevinden zich rondom het gebouwtje een aantal geornamenteerde pilasters. Op het hoogste punt van de pilasters zit een ster, wat een verwijzing is naar Christus, naar een nieuw leven en naar de hemel. Boven de pilasters aan de voorzijde van het mausoleum zitten engelkopjes met vleugelparen. Deze verwijzen naar de gevleugelde godin van de overwinning uit de oudheid, Victoria (de Griekse Nike). In de christelijke traditie werden ze de boodschapper van God, waarbij de vleugels staan voor de goddelijke opdracht.
Wat in het oog springt is de urn met een doek erover gedrapeerd op het dak van het mausoleum. Dit is een symbool uit de klassieke oudheid van de dood en de rouw. De urn is hier half bedekt door een rouwsluier. Een sluier of draperie betekent zich afwenden van de buitenwereld. Een sluier, gedrapeerd om een asurn, symboliseert het afdekken of bedekken van het leven. Onder de urn zit een fries, waarbinnen een palmtak en een krans zijn afgebeeld.
Het grafmonument van Oscar Carré is uitgevoerd in een neoclassicistische stijl. Eind negentiende eeuw werd deze stijl bij grafmonumenten vooral ook gebruikt om het aanzien van de dode uit te dragen. De klassieke kunsten stonden namelijk voor beschaving, geleerdheid, deftigheid en verheven ernst. Met de vele grafsymbolen werd vergankelijkheid en eeuwigheid uitgedragen. Je kunt daarom zeggen dat het familiegraf van Oscar Carré niet zozeer dient als afscherming van zijn geest voor het rijk der levenden, maar een herinnering is aan zijn leven.
Bronnen en literatuur
- Personaliamap Oscar Carré Theater Instituut Nederland.
- Sluis, Fred van. Oscar Carré Stichter van een Nederlandse Circustraditie in: Telegraaf, 59e jaargang, datum onbekend.
- Trakehners steigeren op de pijp van Oscar Carré. Nieuwsblad van het Noorden, 04-11-1970.
Internet
- Historie Koninklijk Theater Carré (geraadpleegd april 2006)
- Nederlands Centrum voor Volkscultuur - Waar staat het graf van circusdirecteur Oscar Carré? (geraadpleegd april 2006)