De stad Wageningen kent een lange en bewogen geschiedenis. Daarvan getuigen onder meer de vele archeologische vondsten die in de omgeving zijn gedaan. Ter hoogte van de huidige Diedenweg zijn tegen de helling van de stuwwal diverse grafvelden gevonden, met daarin graven daterend vanaf enkele eeuwen voor Christus tot in de negende eeuw. Wat nu de stad Wageningen is, is eigenlijk de tweede nederzetting met die naam. De eerdere nederzetting, gunstig gelegen op de flank van de stuwwal langs de Rijn, werd in de middeleeuwen verwoest en verlaten.
De nederzetting die daarna ontstond, lag meer westelijk en is wat lager gelegen. De locatie was gunstig gekozen en de nederzetting kreeg in 1263 stadsrechten. Daarna groeide Wageningen uit tot een ware vestingstad. Centraal stond een forse kruiskerk waar al in de twaalfde eeuw aan gebouwd werd. In en rond de kerk is zeker tot 1829 begraven. Van die begravingen is echter geen spoor meer terug te vinden. Bij de inval van de Duitse troepen in mei 1940 werd de toren vanaf de Grebbeberg beschoten om te voorkomen dat die gebruikt werd als uitkijkpost door de Duitsers. De toren en aanpalende kerk raakten daarbij zwaar beschadigd. Bij het verwijderen van het puin binnen de muren van het kerkgebouw, bleken de talrijke oude grafzerken door de hitte van het vuur in stukken gesprongen te zijn. De resten werden verwijderd en met het puin afgevoerd. Na het blootleggen van de vloer besloot men van de gelegenheid gebruik te maken om de graven in de kerk te ruimen.
Eerste begraafplaats
Ten oosten van de stad, langs de doorgaande weg naar Arnhem (de huidige Generaal Foulkesweg), had de gemeente in 1829 een nieuwe begraafplaats laten aanleggen. Net ten noorden van de Bergpoort, buiten de wallen was rond 1730 een katholieke schuilkerk gebouwd met daarachter een klein kerkhof. Overigens konden de joodse inwoners van Wageningen al in 1668 gebruik maken van een eigen begraafplaats die iets dichter bij de stad lag. In 1860 liet de familie De Constant De Rebecque op de plaats waar ooit de kerk van de eerste nederzetting stond een particuliere begraafplaats aanleggen. Het ligt voor de hand dat de katholieken een eigen gedeelte op de begraafplaats kregen, net als dat later ook het geval was. Van het katholieke kerkhof is geen spoor meer te vinden.
Nadat in 1902 een nieuwe begraafplaats werd aangelegd (de Leeuwerenk), is er nog maar weinig begraven op de oude begraafplaats. Er vonden feitelijk alleen nog bijzettingen plaats in bestaande graven. In 1940 werd de oude begraafplaats gesloten. In de jaren zeventig was nog een klein gedeelte zichtbaar, maar uiteindelijk heeft een grote ruiming plaatsgevonden. Niet lang daarna, in 1981, is op de locatie de bibliotheek van de Landbouwhogeschool gebouwd. Dit gebouw, het Jan Kopshuis genaamd, is in 2011 gesloopt om plaats te maken voor 24 woningen. Langs de Generaal Foulkesweg resteert van de eerste begraafplaats alleen nog het voormalige poortgebouw, nu in gebruik als woning. Van de eeuwen daarvoor resteren alleen funeraire sporen op de oude joodse begraafplaats.
Ontstaan huidige begraafplaats
Toen de oude begraafplaats vol dreigde te raken, werd in juni 1899 besloten tot het inrichten van een nieuwe begraafplaats op de Leeuwer Enk. Er is door de gemeente nog gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande begraafplaats, maar de situatie ter plekke werd zeer ongunstig geacht. Niet lang na de aankoop van het terrein liet de gemeente een ontwerp voor de aanleg ervan maken door tuinarchitect L.A. Springer (1855-1940). Springer was in die tijd docent tuinkunst aan de Hoogere Tuin- en Boschbouwschool in Wageningen, maar had al eerder enkele begraafplaatsen ontworpen zoals De Bosdrift in Hilversum en De Nieuwe Oosterbegraafplaats en Vredenhof, beide in Amsterdam.
De gemeente stelde voor de aanleg de eis dat deze eenvoudig moest zijn met ruimte voor een algemeen, rooms-katholiek en een joods gedeelte. In eerste instantie ontwierp Springer een centrale ingangspartij, maar hier gingen de godsdienstige groeperingen niet mee akkoord. Ieder deel kreeg daardoor een eigen ingang. Het terrein op de Leeuwer Enk, ter grootte van 3,7 hectare, lag op twee kilometer afstand ten noordoosten van de stad in de richting van Bennekom. De kosten voor de aankoop van het stuk grond bedroegen 4.600 gulden. Het ontwerp dat Springer opleverde, bestond uit grote ellips- en cirkelvormige vakken doorsneden met rechte en gebogen paden op een nagenoeg rechthoekig grondvlak. Springer koos voor een ruime aanleg met veel groen waarmee hij een parkachtige uitstraling beoogde. De begraafplaats werd op 31 maart 1902 officieel in gebruik genomen. Vanaf dat moment werd de oude joodse begraafplaats niet meer gebruikt en kon er op de algemene begraafplaats alleen nog bijgezet worden in bestaande graven.
De kosten voor de aanleg van de nieuwe begraafplaats bedroegen ruim 16.000 gulden. Bij de hoofdingang werd een eenvoudig poortgebouw opgeleverd, voorzien van ontvangstkamers. Verder werd op de begraafplaats ook een lijkenhuisje gebouwd.
In 1943 bleek dat het algemene deel te klein werd. Daarop werd tuinarchitect J.T.P. Bijhouwer (1898-1974) gevraagd een ontwerp te maken voor een uitbreiding aan de noordzijde. Hierdoor zou de joodse begraafplaats omsloten raken, maar behield het wel een eigen toegang. Bijhouwer was vanaf 1936 docent tuinkunst aan de Landbouwhogeschool in Wageningen, later lector tuinarchitectuur en hoogleraar tuin- en landschapsarchitectuur. Hij was goed bekend met de moderne beweging, hij publiceerde onder meer in ‘De 8 en Opbouw’, en zou na de oorlog samen met architecten van Opbouw en de tuinarchitecten Mien Ruys en Wim Boer intensief samenwerken bij de bouw van het dorp Nagele in de Noordoostpolder.
De vakken die Bijhouwer ontwierp waren rechtlijnig en functioneel, wat tot uiting kwam in de rechte rijen hagen en heesters. Het gedeelte van Bijhouwer vormde vanaf het begin een behoorlijk contrast met het oorspronkelijke ontwerp. Doordat in de loop der tijd ook een aantal andere vakken voorzien werd van een strakke en functionele aanleg met hagen, ging steeds meer van het oorspronkelijke ontwerp verloren. In 1958 werd besloten een aula te bouwen bij de hoofdingang van de begraafplaats. Deze kwam in de plaats van het oude poortgebouw. Het ontwerp voor de nieuwe aula werd gemaakt door architect Joost Boks (1904-1986). De aula kon in 1964 in gebruik worden genomen. Het transparante en moderne gebouw is naar de begraafplaats gericht en opgetrokken uit staal en glas. In 2004 was de gemeente van plan de aula te vervangen, maar door protesten van cultuurhistorici is de aula behouden. Bij het herstel van de aula dat daarna volgde, zijn de profielen van staal vervangen door het meer duurzame aluminium.
In 2017 is de gemeente Wageningen gestart met vernieuwing van beplanting en paden en is ook gekeken in hoeverre het oorspronkelijke ontwerp van Springer weer beter naar voren kon komen. Ook zijn andere problemen zoals de bewegwijzering en de voorzieningen bij de waterpunten opgelost.
De begraafplaats vandaag de dag
Tegenwoordig beslaat de begraafplaats zo’n zeven hectare. De begraafplaats kent een dubbele hoofdingang bij de aula, naast nog een kleine toegang via het herinneringshuis en een dienstingang aan de Buissteeg. De hoofdingang ligt langs de Oude Diedenweg en bestaat feitelijk uit twee hekwerken ter weerszijden van de muur die de aula afschermt van de weg. Aan de rechterzijde bevindt zich een voetgangerstoegang waarlangs de meeste bezoekers de begraafplaats oplopen. De functionele hekwerken en gebouwen bij de ingang contrasteren met het oude hekwerk dat zich nog langs de Oude Diedenweg uitstrekt. Dit is een smeedijzeren hekwerk dat goed past bij de oorspronkelijke uitstraling van de begraafplaats. Na het betreden van de begraafplaats is de transparante aula het eerste wat opvalt.
Eenmaal door de ingang en voorbij de aula loopt men een parkachtige omgeving in waar in eerste instantie de grafmonumenten niet direct opvallen. De paden zijn breed en voorzien van grind, afgezet met een rand van bakstenen. Een rond plein achter de aula ontsluit paden in verschillende richtingen. Het beeld wordt niet verstoord door informatieborden, afvalbakken of andere zaken. Slechts enkele banken vervolmaken het beeld. Achter het voorplein liggen verschillende grafvakken die door hagen, heestergroepen en hoge bomen worden afgesloten. De paden verder op de begraafplaats zijn ook van grind voorzien maar kennen geen kantopsluiting meer. Recht achter het voorplein liggen de oudste grafmonumenten en meteen ook de meest opvallende grafmonumenten. Meer naar buiten zijn veelal jongere grafvelden te vinden die een andere uitstraling kennen.
Op het deel dat Springer heeft ontworpen overheerst het groen. Er zijn veel bomen en struiken te vinden waardoor dit gedeelte een sterke parkachtige uitstraling heeft, waarbij het lijkt alsof de grafmonumenten ondergeschikt zijn gemaakt aan deze functie. Hier liggen geen grote grafvakken, maar veelal gebogen rijen van graven met daarachter weer een invulling met korte rijen, telkens onderbroken door bomen of struiken, verdeeld door rondlopende of rechte paden. Doordat het groen veelal de blik beperkt, vallen sommige grafmonumenten juist weer sterk op, waardoor de indruk ontstaat dat Springer hier gekozen heeft voor een goede wisselwerking tussen zijn groenaanleg en de later daarin te plaatsen grafmonumenten. Dat gaat zondermeer op voor de grotere grafmonumenten die in het latere beheer ook strak in het groen zijn geplaatst, zoals het grafmonument voor de familie Hesselink Van Suchtelen dat een opvallende plaats heeft gekregen op de begraafplaats.
Verschillende grafvakken
Aan andere grafvakken, vooral aan de noordzijde, is duidelijk te zien dat hier andere ideeën over groenaanleg zijn toegepast. Dat is met name merkbaar aan de lange hagen, een kleiner aantal bomen en - zeker op de jongere grafvakken - de grootte van de grafvakken. De functie van het begraven lijkt hier meer naar voren te komen dan op de oude delen van Springer. Deze delen van Bijhouwer zijn mogelijk ontworpen met de opdracht meer graven per vierkante meter te plaatsen dan op het oude deel het geval was. Aan de zuidzijde van de begraafplaats is een geheel ander beeld zichtbaar. Naast het katholieke deel ligt hier een groot open veld dat sterk in contrast staat met de overige delen. Waarschijnlijk werd hier vroeger begraven in algemene graven en is dit deel geruimd. De open ruimte geeft nu echter wel een vrije blik op het katholieke deel dat sterk opvalt door de vele kruisen die hier te vinden zijn.
Het katholieke deel bevat taxushagen die delen van dit vak afschermen met daartussen typische katholieke grafmonumenten. Ze wijken af van de grafmonumenten op de andere vakken door enerzijds hun hoogte en anderzijds door het frequente gebruik van een kruis als bekroning. Ertussen ligt ook een aantal forse grafmonumenten dat zeer monumentaal overkomt. Hoewel hardsteen hier het meest toegepaste materiaal is, zijn er ook enkele andere materialen te vinden waaronder smeedijzer, marmer en zandsteen. Symboliek op grafmonumenten is op dit deel sterker aanwezig dan op de andere delen van de begraafplaats.
Qua materiaal is er op de hele begraafplaats een grote variatie te vinden. Dat heeft vooral te maken met het feit dat veel vakken in de loop der tijd als geheel geruimd zijn en opnieuw uitgegeven, maar ook doordat op veel oudere grafvakken oude graven zijn geruimd en daar weer nieuwe voor zijn uitgegeven met grafmonumenten uit die periode. Hierdoor is een behoorlijk gemêleerd beeld ontstaan. Toch zijn vooral op het oudste centrale gedeelte en op het katholieke deel nog wel grafmonumenten te vinden met een sterk negentiende-eeuwse uitstraling waarbij vooral hardsteen is toegepast. Interessante granieten grafmonumenten uit het begin van de twintigste eeuw ontbreken nagenoeg. Kunststeen en kalksteen zijn vooral te vinden in grafmonumenten uit de tweede helft van de twintigste eeuw, dus vaak ook met een moderne uitstraling of typologie die past bij de jaren vijftig of zestig. Bij enkele grafmonumenten is baksteen of zandsteen het hoofdmateriaal, maar die voorbeelden zijn beperkt. Datzelfde geldt ook voor smeedijzeren hekwerken. Die komen ook slechts in geringe mate voor.
De begraafplaats is van een type dat past bij steden zoals Wageningen. De grootte en de wijze van aanleg passen minder bij een dorpse uitstraling, maar juist bij een wat grotere plaats. Wageningen kreeg juist begin twintigste eeuw veel een regio- en zelfs landelijke functie door de Hoogere Tuin- en Boschbouwschool, nu Wageningen University & Research.
Ondanks de aanvankelijke eis van de gemeente dat de aanleg eenvoudig moest zijn, heeft men niet voor een functionele begraafplaats gekozen, maar juist voor een plek met de uitstraling van een park. Ook zal het in het begin van de twintigste eeuw nog niet voor iedereen heel gebruikelijk zijn geweest dat de grafmonumenten aan paden lagen. Destijds zal Springer mogelijk in de binnenste delen van de grafvelden de graven dichter op elkaar hebben getekend, maar daar is niets meer van te merken. Qua grafcultuur is een zeer gemengd beeld ontstaan. Ook dat past wel weer bij een plaats als Wageningen waar de inwoners in de twintigste eeuw van heinde en verre naar toe kwamen om te werken in de industrie of aan de landbouwschool. Wel is er een samenhang van de grafmonumenten met het vele groen op de begraafplaats. Dit groen zorgt voor de sfeer, afwisselende beelden en geeft aan veel grafmonumenten een prima achtergrond.
Wat bijdraagt aan de beleving van de begraafplaats is er dat er van buitenaf nauwelijks omgevingsfactoren van invloed zijn op het beeld. Ofwel door omringend groen of doordat er geen storende bebouwing in de buurt staat, levert dit een beeld op waarbij het lijkt alsof de begraafplaats veel groter is dan in werkelijkheid. Het groene karakter overheerst en wat de grafmonumenten betreft is er niet een eenduidige karakteristiek aan te wijzen.
Bijzondere personen en gebeurtenissen
In de loop van de tijd is een aantal bijzondere personen begraven op de begraafplaats. Sommigen alleen bekend in Wageningen of omgeving, anderen ver daarbuiten. Zo iemand is beeldhouwer August Falise (1873–1936). Falise kwam uit een katholiek Frans geslacht. Zijn opleiding kreeg hij aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid in Amsterdam. Hij was de ontwerper van veel bekende standbeelden, maar later ook van Heilig Hartbeelden. Veel van zijn werk siert vandaag de dag nog de Nederlandse straten en pleinen. Op het katholieke deel van de begraafplaats komt ook een aantal grafmonumenten voor van de hand van Falise. De zerk voor de beeldhouwer is later vernieuwd nadat het origineel (per ongeluk) door de gemeente verwijderd was.
Niet geheel verwonderlijk is het aantal hoogleraren van de hogeschool dat hier hun graf vond. Zo ligt hier Jan Ritzema Bos (1850–1928) begraven. Ritzema Bos was botanicus en zoöloog en wordt ook wel gezien als de grondlegger van de plantenziektekunde in Nederland. In 1895 werd hij benoemd als hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. In 1906 werd hij hoogleraar in Wageningen waar hij zijn werk voortzette. Ritzema Bos heeft veel betekend voor de bestrijding van plantziekten en gewasverbetering. Het grafmonument van de familie Ritzema Bos valt op doordat bij de namen van de alhier begraven familieleden geen data zijn vermeld, wel op twee tekstplaten die op het graf liggen. Het betreft verder een relatief eenvoudig hardstenen monument, gevat tussen twee steunen tussen een rand met palen en kettingen. Iets opvallender is het grafmonument voor de hoogleraren Broekema. Vader Luitje (1850–1936) doceerde vanaf 1876 plantenteelt, veeteelt en zuivelbereiding aan de Rijkslandbouwschool. In 1885 werd hij tot directeur benoemd. Tussendoor legde hij zich toe op de veredeling van granen waarmee hij behoorlijk wat succes had. Toch is de Broekemastraat in Wageningen niet naar Luitje vernoemd, maar naar diens zoon Cornelis (1883–1940). Cornelis trad in de voetsporen van zijn vader, en werd opgeleid als landbouwkundig ingenieur. In 1923 werd hij hoogleraar in Wageningen en in 1938 rector van de Landbouwhogeschool. In het graf zijn ook de vrouw van Luitje, Martje Ikema en drie van hun kinderen begraven, waaronder dus Cornelis. In 1908 was dochter Didi hier al begraven en als laatste volgde dochter Jeannette in 1952. Het eerste grafmonument was dat voor Didi. Een marmeren stèle op sokkel binnen een smeedijzeren hekwerk. Later is op het hoofdeind een bakstenen monumenten geplaatst met daarin een marmeren tekstplaat voor de overige begravenen. Opvallend detail van het monument zijn de met een sluier afgedekte urnen op de hoekposten van het hekwerk. Een sluier, gedrapeerd om een asurn, symboliseert het afdekken of bedekken van het leven. Het is een symbool uit de klassieke oudheid.
Verspreid over de begraafplaats bevinden zich ook talloze graven van slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Naast geallieerde soldaten die in 1944 omkwamen bij de gevechten rondom Arnhem zijn er ook veel slachtoffers van bombardementen op Wageningen. Op 26 maart 1943 viel een door een Engelse Lancaster afgeworpen luchtmijn op een aantal huizen in het Roode Dorp. Er vielen 27 doden en tientallen huizen werden onbewoonbaar. Een jaar later, ter voorbereiding op de acties rondom Market Garden, werd Wageningen getroffen door een bombardement dat bedoeld was Duitse doelen uit te schakelen. Amerikaanse bommenwerpers wierpen hun lading af boven Wageningen waarbij de oostelijk gelegen wijk Hamelakkers (in de volksmond Sahara genaamd) getroffen werd. Er vielen 39 doden en velen raakten gewond. Veel van de slachtoffers werden op de Leeuwerenk begraven. Er kwamen in 1944 en 1945 ook verschillende anderen om het leven door hun verzet of door andere omstandigheden. Op sommige stenen wordt het leed direct verwoord, op andere is dat niet het geval. Daar herinnert alleen de datum van overlijden aan wat er gebeurd is.
Literatuur
- Blok, Eric; De Aula op de Algemene begraafplaats Wageningen, in: Nieuwsbrief Docomomo, jaargang 4, juni 2004
- Bok, Leon en René ten Dam; Canon van het Nederlands funerair erfgoed, IJsselstein 2020
- Gast, Kees e.a.; Geschiedenis van Wageningen, Wageningen 2013
Internet
- Informatie en publicaties over de historie van Wageningen (geraadpleegd 1 oktober 2021)
- Informatie over Wageningen in de Tweede Wereldoorlog (geraadpleegd 1 oktober 2021)
- Informatie over oorlogsslachtoffers bij Oorlogsgravenstichting (geraadpleegd 1 oktober 2021)