Veldwijk
Professor Lucas Lindeboom (1845-1933) was eigenlijk de initiatiefnemer van de Vereeniging tot Christelijke verzorging van Krankzinnigen en Zenuwlijders in Nederland. Een vereniging oprichten was in die tijd niet zo maar iets, maar uiteindelijk zag de vereniging het levenslicht in 1884. Er zaten landelijk bekende grootheden in het eerste bestuur namelijk dr. W. van den Bergh, M.J. Chevallier jr., dr. S.R.Hermanides, W. van Oosterwijck Bruyn, D.K.Wielenga, J.G.W. Zahn, jonkheer A.Th.M. van Sasch van Wijk, dr. C. Vermeulen en natuurlijk Lucas Lindeboom zelf, als voorzitter.
Op 27 november 1884 werd er tijdens de oprichtingsvergadering besloten om het landgoed Veldwijk te Ermelo aan te kopen. Het plan was om daar een gesticht te bouwen. Het landgoed was in bezit M.J. Chevallier jr., die het erfde van zijn moeder. Zij had het landgoed in 1866 gekocht, waarschijnlijk van het oude Noordveluwse geslacht Feith, en er een mooi landhuis op laten bouwen. Veel over de vroegere historie van dit landgoed is niet bekend. Het landgoed werd door de vereniging gekocht voor ƒ 40.000,00. Bij de aankoop bestond het landgoed uit een herenhuis, bestemd als woning voor de geneesheer-directeur, een koetshuis wat de kerk zou worden, een bezoeklokaal en een kleed-magazijn. Ook stond er nog een klein boerderijtje dat tot kantoor zou dienen. De boerderij werd al vrij snel afgebroken. Op 16 april 1885 vond de aanbesteding van de eerste gebouwen plaats. De eerste steen werd op 4 juni van dat jaar door Lindeboom tijdens een plechtig gebeuren gelegd. Negen maanden later, het was ondertussen 28 januari 1886, was het nieuwe gesticht Veldwijk een feit.
Na drie maanden was het aantal patiënten gegroeid tot twintig. Maar er was plaats voor tweeëndertig dus men kon voorlopig nog even vooruit. Voor deze tweeëndertig patiënten waren acht personen aan verplegend personeel beschikbaar. Er waren twee echtparen die als huisvader en -moeder werden aangesteld en een viertal verplegers/verpleegsters. De twee echtparen waren: vader en moeder Werner uit Amersfoort, hoofd van het damespaviljoen Lindenstein en vader en moeder Nomes uit St. Maarten, hoofd van herenpaviljoen Overbosch. De twee verplegers waren H. Breimer uit Idskenhuizen en J. Bosch uit Zwolle. De twee verpleegsters waren mej. C. van Oosterhoorn uit Utrecht en mej. E. Ruaris uit Amsterdam. Verder werden Jan de Mots uit Ermelo, als bosbaas en E. Leutscher uit Almkerk als tuinman in dienst genomen. Mevrouw Leutscher zorgde voor de keuken en het washuis.
De oude begraafplaats (1886-1920)
Veldwijks oudste begraafplaats ligt verscholen in een hoek van het landgoed. Als ik van de Horsterweg zuidwaarts het bos inloop, richting station over een klein paadje dan ligt het rechts van me. Er loopt geen noemenswaardig pad heen. Over wat na vijftig meter rechts een pad zou kunnen zijn, loop ik richting ingang. Tenminste, ik ga er van uit dat het de ingang is. Aan drie zijden van de begraafplaats staat namelijk nog een deel van een coniferenhaag. Aan deze ene kant niet; de ingang?
Kijkend over deze dodenakker zie je weinig meer dan wildgroei. Bramenstruiken, vingerhoeds- en ander (on)kruid proberen tussen de struiken en bomen boven het hoge gras uit te komen. Vogels zingen hun mooiste lied, vlinders fladderen van bloem naar bloem en bijen zoemen om je hoofd. De wind speelt zachtjes door de takken; wat een rust!
Als je goed kijkt zie je her en der tussen het gras en de struiken enkele oude grafzerken staan en liggen. Veel van die zerken zijn scheefgezakt, begroeid met mos en soms moeilijk te lezen. De letters zijn verweerd, vervaagd of verdwenen door de invloed van het weer (zure regen?). Een enkele steen is gebroken, in de barst groeit gras. Er wordt weinig tot geen onderhoud is gepleegd, het heft zichzelf op. Wel maait de plantsoendienst eenmaal per jaar het gras; maar daar blijft het dan ook bij. Restauratie is eigenlijk hard nodig.
De oude begraafplaats is in 1886 in gebruik genomen, in hetzelfde jaar als de opening van het gesticht Veldwijk. Men ging er overigens terecht vanuit dat waar mensen wonen of verblijven er ook mensen sterven. Het duurde echter nog een poosje voor de begraafplaats zou worden gebruikt. De eerste begrafenis vond pas plaats op 23 augustus 1887. Het was een patiënte die op 18 mei van dat jaar werd opgenomen. Van haar (patiëntnummer 106) is niet meer bekend dan dat ze 27 jaar was toen ze overleed. De begrafenis was om half drie 's middags en aan het graf werd gelezen uit het Evangelie van Johannes, elfde hoofdstuk, vijfentwintigste vers.
In 1887 zijn er vier patiënten begraven, in 1888 negen en een doodgeboren kind van vrouwelijk geslacht, dochter van een patiënte. De begrafenissen werden bijgehouden in zogenoemde 'begraafboeken'. Deze begraafboeken zijn er nog. Ze liggen in het archief. Ik mocht ze inzien en zelfs vasthouden. Drie, honderdvijftien jaar oude begraafboeken met allerlei informatie over de overleden personen, geschreven in mooie sierlijke krulletters. Het eerste boek begint op 23 augustus 1887 en het derde eindigt op 2 oktober 1920. Een bijzonder gevoel om deze boeken in handen te mogen houden waar ruim honderd jaar geleden 'ene klerk der stichting' in stond te schrijven.
Bij inventarisatie blijken hier circa 365 mensen van Veldwijk begraven te zijn; patiënten, medewerkers maar ook familie van medewerkers.
Tussen een aantal oude papieren werd op Veldwijk een in druk verschenen geschriftje gevonden van een onbekende schrijver, die in juni 1899(!) Veldwijk bezocht. Het geeft een boeiend overzicht van Veldwijk uit die dagen. In dit boekje werd de begraafplaats ook genoemd en als volgt omschreven:
(…)Achter de boerderij Ten Heuvel, komen we aan de westelijke grens van Veldwijk op den ouden Nijkerkerweg, een schilderachtige zandweg, loopende langs en door dennenbosschen. Dezen weg volgende, gaan we Veldwijk weer op in de van Asch van Wijklaan, maar om dan dadelijk linksom het Noorderbosch in te gaan, een prachtig dennenbosch, dat Veldwijk heerlijk beschut tegen den Noordewind. Er loopt een lange laan doorheen de Lange Boschlaan. Wij volgen de Korte Boschlaan, die de lange laan aan de punt afsnijdt en komen op de Horsterpad. Ter linkerzijde van dit pad, even voor we den spoorweg bereiken, zien we de begraafplaats. Wel is het hier een 'stille rustplaats van Gods dooden'. Welk een rustig plekje! De hooge denneboomen, die het omgeven, verhoogen niet weinig den plechtigen indruk, die het maakt. Even voorbij de begraafplaats komen we, rechts afslaande, in de Van den Berghlaan, waarvan we het voorste gedeelte bij den ingang van het terrein gezien hebben en die hier eindigt. (…).
Lezend in de oude begraafboeken gaat er een andere wereld voor je open. Pure geschiedenis. De eerste begrafenis geleidt door Veldwijks eerste dominee Notten (22 oktober 1889), maar ook diens laatste (23 oktober 1894). Er staat dat 'aan het graf van een der Huisvaders gesproken werd door allerlei kopstukken der stichting' te weten dominee van der Hoogt, M.J. Chevallier, Rullmans, Dr. Hekhoven en dr. Almekinders.
Verder lees ik over de eerste begrafenis geleid door dominee van der Hoogt op 6 juni 1895 … en dat 'op 30 maart 1912 een zoon van een patiënt een som van zegge vijftig gulden stortte 'voor het voortdurend jaarlijksch onderhoud van het graf van zijn vader'. De som moest wel eerst goedgekeurd worden door het stichtingsbestuur in overleg met het Centraal Bestuur. (Volgens mij is dat geld allang op, gezien de staat van onderhoud van het graf!). Ook schonk een mevrouw in 1906 een (toentertijd enorm) bedrag van vijfduizend gulden voor 'altijddurend onderhoud' van het graf van haar broer'. Ik lees verder dat 'de meeste begrafenissen om 1 uur 's namiddags plaatsvinden'.
In 1965 deed de directie van Veldwijk een verzoek aan de gemeente Ermelo om de begraafplaats te sluiten. De laatste begrafenis had in 1942 plaatsgevonden en er waren geen begrafenissen of bijzettingen meer te verwachten. Derhalve meldde de gemeente Ermelo aan de Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland dat zij toestemming gaf om de begraafplaats te sluiten. Gedeputeerde Staten gaf in 1966 toestemming. Wel moesten enkele artikelen van de wet op de lijkbezorging in acht genomen worden. Deze artikelen meldden dat de begraafplaats gedurende tien jaar onaangeroerd moet blijven. Pas na tien jaar mag de grond tot op 50 centimeter vergraven worden. Uitgraven tot meerdere diepten is pas na dertig jaar toegestaan, dat is in 1996. Echter de vergraving gold niet voor de eigen graven. Nu hadden enkele nabestaanden van mensen die hier begraven liggen in het verleden bedragen voor het onderhoud van de graven gestort, zodat zij nu niet geruimd mochten worden. Gelukkig maar.
In 1981 werd op advies van het toenmalig hoofd plantsoendienst, besloten de losse paaltjes te verwijderen omdat 'onverlaten' ze steeds uit de grond rukten. Hierdoor werden ook de markeringen van de graven weggehaald, zodat het moeilijk werd te achterhalen waar de oorspronkelijke graven liggen. De oudste grafsteen die er nog staat is van 27 december 1888!
De geneesheer-direkteur dr. Cornelis Vermeulen Adzn overleed op 24 mei 1891. Hij was bijna 70 jaar staat er in het begrafenisboek. De begrafenis vond plaats op 28 mei om half drie. Cornelis Vermeulen Anton Diederik zn. werd 7 juni 1821 geboren te 's-Grevelduin-Capelle. Hij studeerde in Utrecht, waar hij op 22 maart 1850 promoveerde tot doctor in de Medicijnen. Hij werd huisarts in Apeldoorn en bestuurslid van de stichting. Toen het werk als huisarts hem te zwaar werd verhuisde hij naar Ermelo. Hij had namelijk een huis laten bouwen bij het station, Corper Seba.
Hij was reeds 65 jaar oud toen hem gevraagd werd om waarnemend geneesheer-directeur te worden omdat dr. Klinkert, de eerste geneesheer op de jonge leeftijd van 29 jaar plotseling was overleden. Met veel toewijding wierp dr. Vermeulen zich op zijn nieuwe, onverwachte taak, te meer daar hij zich nooit bijzonder in de psychiatrie had verdiept. Toen hij zich in Ermelo vestigde was hij al weduwnaar. In mejuffrouw P. Rijpma, een der huismoeders, vond hij een tweede vrouw. Het werk op Veldwijk werd hem lief en op 8 juli 1887 aanvaardde hij gaarne een definitieve benoeming. Hij heeft deze functie nog bijna vier jaar vervuld, Hoewel afnemend in krachten, hield dr. Vermeulen met taaie wilskracht stand tot in mei 1891. Toen werd hij bedlegerig, maar ook van zijn bed bleef hij leiding geven aan zijn huis. Hij overleed op 24 mei 1891. Bij zijn overlijden verwoordde dr. Van Dale het zo: 'Op den ochtend van den 24 mei ontsliep hij. Zijn stoffelijk overschot rust in Veldwijks grond te midden der ontslapen patienten en dienende broeders en zusters. De lijksteen, die zijn gebeente dekt, draagt met recht het opschrift: "Zijn leven was Christus". De grafsteen van Vermeulen is te vinden op nr. 19, links in de hoek.
J.H.A. van Dale (1863-1949), geneesheer-directeur van Veldwijk (1891-1924)
Johan Hendrik Abraham van Dale was geboren te Sluis als zoon van J. H. van Dale, de grondlegger van het Woordenboek der Nederlandse Taal. Hij studeerde, na het gymnasium in Middelburg te hebben bezocht medicijnen te Amsterdam. Hij behaalde op 9 mei 1890 het artsendiploma. Enige maanden later, 15 augustus, werd hij benoemd tot geneesheer op Veldwijk. Op 11 september volgde hij dr. Vermeulen op als geneesheer-directeur. Toen van Dale op 25-jarige leeftijd op Veldwijk kwam was hij nog ongehuwd. Hij trouwde op 17 september 1895 te Ermelo met Rienskina Dorothea van Notten, de oudste dochter van de eerste geestelijk verzorger van Veldwijk, ds. J.W.A. Notten. Ze kregen geen kinderen. Begin 1924 werd hij ziek waardoor hij het jaar daarop om gezondheidsredenen pensioen moest aanvragen. Dit werd hem op 1 april 1925 verleend. Hij overleed, 86 jaar oud, op 6 mei 1949 te Zeist.
De moeder van deze dr. van Dale, Maria Jacoba Moens (de vrouw dus van het woordenboek), is begraven op de oude begraafplaats van Veldwijk. Er is ook nog een grafsteen aanwezig. J.H. van Dale zelf ligt begraven in Sluis, Zeeland.
Hendrik Breimer (1864-1942, in dienst op 1886) Hendrik Breimer was een der eerste broeders die de opleiding tot gediplomeerd verpleger, die in 1896 begon, haalde in januari 1897 samen met drie zusters en nog vier broeders.
Bij de opening van Veldwijk werd een apotheek geschonken. Deze kwam onder leiding te staan van de geneesheer-directeur. Broeder Breimer werd door hem in de apotheek geplaatst en werd tot (ongediplomeerd) apotheker-assistent opgeleid. Dit heeft hij, tot volle tevredenheid, veertig jaar gedaan. Twee van zijn kinderen, die vroegtijdig overleden (een zoon Hendrik Jan van 6 maanden en een dochter Pieternella Jacoba Maria van viereneenhalve maand), werden op de oude begraafplaats begraven. Zijn echtgenote, Elizabeth Cornelia Vos overleed op 12 april 1930. Zij is ook begraven op de oude begraafplaats (graf A70/55).
Breimer had als 'ongeschoolde' gesolliciteerd en werd aangenomen omdat hij vroeger als hospitaalsoldaat iets van ziekenverpleging had meegemaakt. Hij behaalde in 1887 het diploma. Hendrik Breimer was sinds 1885 in dienst van de 'Vereeniging' en kwam in 1886 als verpleger op Veldwijk. Hij overleed in 1942. Hij is begraven op de oude begraafplaats in het graf waar eerder zijn twee kinderen waren begraven.
Johan Bernardus Werner Werner was samen met Nomes de eerste huisvader van Veldwijk. Hij heeft veel betekend voor Veldwijk. Daarnaast was Werner erg actief in de totstandkoming van de Gereformeerde kerk te Ermelo. Tijdens de eerstesteenlegging van de kerk in 1899, een groots gebeuren, declameerde Werner een zelfgemaakt gedicht.
"De eerste steen is neergelegen
van 't Nieuwe kerkgebouw,
Zoo blijkt des Heeren trouw…"
Men was zo onder de indruk van het gedicht van Werner dat het later in druk is uitgegeven!
Werner overleed op 29 september 1920 op de leeftijd van drieentachtig jaar. Hij is op 2 october om een uur op de oude begraafplaats begraven bij zijn vrouw die in al 1908 was overleden. Van Werner is op de oude begraafplaats, graf nr 241, nog een grafsteen aanwezig.
Oude begraafplaats in het heden
In de zomer van 1995 kwam bij mij het idee op om de 'vergeten' oude begraafplaats wat meer onder de aandacht te brengen. Als toenmalig hoofd van een activiteitencentrum op Veldwijk besloot ik hier een project van te maken waar enkele patiënten enige malen per jaar aan konden werken. Helaas kwam het niet van de grond, tenminste niet wat ik er van verwachtte. Misschien was er toch de angst voor het bezig zijn op een begraafplaats? Wat ik echter wel bereikte was dat er aandacht voor dit begraafplaatsje kwam. Ik schreef in november 1995 een artikel voor het blad van Veldwijk, de Combinatie. Het stuk was getiteld Welk een rustig plekje. Hierop kreeg ik veel reacties. Weinig mensen wisten van het bestaan van deze begraafplaats af.
Toen in 2001 de nieuwbouwplannen voor het landgoed Veldwijk werden gepresenteerd vond ik 'mijn' begraafplaats er niet meer op terug. Wat een schrik, zou het dan allemaal voor niets zijn geweest? Zou het dan toch geruimd worden? Wederom besteedde ik er een artikel aan in Veldwijks magazine, ondertussen de Bovenkamer genaamd. De titel was deze keer: Geschiedenis geruimd? Het artikel eindigt met de woorden: 'Ik pleit er voor om deze rustplek juist in onze hectische tijd in ere te herstellen. Restaureer de coniferenhaag, maai geregeld het gras, schoffel eens wat vaker. Kortom, onderhoud deze plek.'
Naar aanleiding van dit artikel werd ik geïnterviewd door een journaliste van het Veluws Dagblad. Daarnaast werd ik in mijn gedachten ondersteund door de Oudheidkundige Vereniging Ermeloo (OVE). Zij hadden al vragen gesteld aan burgemeester en wethouders. B&W verzekerden de OVE dat de begraafplaats niet geruimd zou worden ten behoeve van de nieuwbouw op het landgoed. Ze pleitten er zelfs voor om deze begraafplaatsen op te nemen als gemeentelijk monument.
In mei 2004 werd door de gemeenteraad goedkeuring gegeven om de twee begraafplaatsen van Veldwijk op de gemeentelijke monumentenlijst te zetten. Mijn doel is bereikt: de oude begraafplaats bewaren voor de 'eeuwigheid'.
Literatuur
- ds. A. de Groot, Veldwijk in verleden tijd (Harderwijk, 1976)
- dr. G.A. Lindeboom e.a., Gedenkboek van de vereniging tot christelijke verzorging van geestes- en zenuwzieken 1884-1984 (Kampen, 1984)