Het dorpje Ellecom is al behoorlijk oud. De huidige kerk, gewijd aan Sint Nicolaas, ligt hoog boven de IJssel en dateert uit de twaalfde eeuw. Getuigenissen van veel oudere begravingen zijn er ook in de omgeving. Zo werden er ten noorden van Ellecom bij recente opgravingen zo’n vijftig crematiegraven gevonden uit het midden van de ijzertijd. Bij de veel later gebouwde kerk moet ook al vroeg begraven zijn. Het oudste spoor daarvan is een grafkruis van basalt uit 1575.
{seog:disable}Het agrarische karakter van het dorp Ellecom met verspreid liggende boerderijen, kleine arbeiderswoningen en een herberg gegroepeerd rond de kerk, bleef lang in stand. Na aanleg van de straatweg tussen Arnhem en Zutphen begin negentiende eeuw werd Ellecom aantrekkelijk voor welgestelden uit die plaatsen. De relatie met het nabije Middachten was er uiteraard ook en dat bracht ook met zich dat er zich veel lieden van adel vestigden in de omgeving.
Noodzaak tot aanleg begraafplaats
Het in 1829 ingestelde verbod op begraven in de kerken en nederzettingen met meer dan 1.000 inwoners had in eerste instantie voor Ellecom weinig betekenis. Het kerkhof, gelegen rond de kerk, lag niet midden in het dorp, maar aan de rand. Er was nog plaats genoeg, dus gebruikte men voortaan alleen het kerkhof en niet meer de kerk zelf. In 1860 werd het kerkhof uitgebreid en voorzien van een muur. Nadat de Begrafeniswet in 1869 in werking trad, kreeg de kerkvoogdij vijf jaar om tegemoet te komen aan de nieuwe regelgeving. Begin 1874 bleek de situatie echter niet meer verantwoord en op 1 mei 1874 vaardigde de provincie Gelderland een bevel uit om het kerkhof te sluiten waarbij verwezen werd naar de algemene begraafplaats in Dieren.
Enkele notabelen uit het dorp riepen vervolgens op 11 mei een vergadering bijeen in het logement Brinkhorst aan de Zutphensestraatweg om te komen tot een nieuwe eigen begraafplaats. Hiertoe werd een voorlopige commissie van vier heren in het leven geroepen die op zoek moest naar een geschikt stuk grond. Eerst werd overleg gepleegd met graaf Bentinck van Middachten, maar dat gesprek leidde niet tot een resultaat. Enige tijd later was echter Baron Fagel van Avegoor bereid een stuk grond af te staan. Uiteindelijk bood ook de graaf van Middachten een stuk grond aan en in overleg met beide heren werd voor dit laatste stuk grond gekozen. Hierna traden de vier heren uit de voorlopige commissie terug en werd op 11 juli 1874 een nieuwe commissie met dezelfde vier heren opgericht. Zij kregen van de ingezetenen van Ellecom en De Steeg de volmacht om zich te gaan bezighouden met de aanleg van de begraafplaats. De vier, vrijgezel Gerrit Jan Hupkes Dz. (1810-1879), diens neef landbouwer Gerhardus Hupkes Lz. (1822-1897), aannemer en architect Jan Brink Evers (1817-1890) en landbouwer en steenfabrikant Jurrien Herman Geerlings (1830-1903), staken de koppen bij elkaar en al snel lag er een plan klaar.
Locatie en inrichting
Het door de commissie verkozen stuk grond lag relatief dicht bij het dorp Ellecom, nabij de straatweg van Arnhem naar Zutphen, maar wel achter de in 1865 aangelegde spoorlijn tussen die beide steden. Het stuk grond had een grootte van ruim 30 meter bij 150 meter. Het parallel aan de spoorbaan gelegen stuk grond had wel een helling van ruim vijf meter en liep van de voorzijde (zuidwest) ook nog wat af naar achteren (noordoost). De gemeente gaf op 18 juli de vergunning af voor de aanleg van de begraafplaats. Aan secretaris Evers werd de opdracht gegeven te kijken wat de kosten zouden zijn voor een lijkenhuisje, koetshuis en een lijkkoets. Evers tekende zelf het ontwerp voor een afsluitende muur aan de zuidwestelijke kant en ook voor het baarhuis annex koetshuis. Door de commissie werd besloten de begraafplaats te verdelen in vijf ‘panden’. Inkoop van een graf kostte bij onmiddellijke toetreding op pand I 25 gulden, op pand II 8 gulden, op pand III 4 gulden, op pand IV 2 gulden en graven op pand V waren gratis. Wie later toetrad, moest de prijs met de helft verhogen.
Evers ontwierp aan de voorzijde een trapsgewijs oplopende muur om het hoogteverschil op te vangen. De muur, gemetseld in kruisverband, werd voorzien van een decoratieve muizentand [1] en afgedekt door een ezelsrug. Waar de muur begint, nabij de spoorbaan, is de muur aangezet met een hoge bakstenen kolom die afgedekt wordt met een hardstenen dekplaat met daarboven een smeedijzeren decoratieve bekroning. Direct in het eerste muurdeel is een poortje uitgespaard dat voetgangers eenvoudig toegang geeft tot de begraafplaats. Vervolgens volgen vijf gesloten muurdelen, waarna weer een tweetal kolommen een opening markeren. Tussen de kolommen, op dezelfde wijze opgebouwd als de eerste kolom, hangt een dubbel smeedijzeren draaihek. Aan de linkerzijde van de ingang, aan de binnenkant van de muur, is een stichtingsteen aangebracht. Daarop is de volgende tekst opgenomen: ANNO 1874. / Is het terrein dezer begraafplaats / door Middachten aangeboden en in / exploitatie gebracht door ene Commissie / bestaande uit de heren / G.J. Hupkes Dz - G. Hupkes Lz / J. Brink Evers - J.H. Geerlings. Links van de ingang liet Evers een eenlaags in baksteen uitgevoerd gebouw neerzetten dat voorzien is van een zadeldak gedekt met gesmoorde Hollandse pannen waarvan de voor- en achtergevel afgesloten worden door windveren. De voorgevel van het huisje heeft hoekverzwaringen en een puntgevel met een klimmend baksteenfries. De grote deur in de voorgevel wordt afgesloten door een spitsboog net als een kleinere deur in de rechter zijgevel. Twee kleine muuropeningen die hier aangebracht waren, zijn in de loop der tijd dichtgemetseld.
De lijkkoets werd gekocht bij fabrikant Donderwinkel te Doesburg en ook daarvoor werden de kosten bepaald. Wie een graf op het eerste pand bezat en de koets volledig liet uitrusten betaalde daarvoor 25 gulden, inclusief doodskoppen. Voor een begrafenis in het vierde en vijfde pand bleven de doodskoppen, dekken op de paarden en gordijnen in de koets achterwege. Degenen met een graf in het vierde pand betaalden daarvoor 4 gulden.
Evers heeft in de omgeving behoorlijk wat bouwwerken opgeleverd of verbouwd. Opvallend is wel dat hij veel werk aannam van (adellijke) families die landgoederen en kastelen rondom Ellecom in bezit hadden. Die vroegen hem om bij hun buitens woningen en andere gebouwen te ontwerpen, waardoor hij zich steeds meer ontwikkelde tot architect. Door deze contacten is Evers ook verantwoordelijk voor de grafkelder van de familie Van Heeckeren van Wassenaer bij de kerk in Wassenaar. Evers verbouwde voor M.A. baron Nagell ook kasteel Nederhemert.
Wat de beplanting op de begraafplaats betreft, daar werd penningmeester Hupkes mee belast. Er werd voor 30 gulden aan plantsoen ingekocht bij de heer Viruly. Voorts werden de paden bezand of begrint, naar gelang hun ligging. De aanleg zal verder sober zijn geweest, mede gezien de ruime hoeveelheid groen rondom. De middenas zal aangezet zijn met beuken en bij het voorterrein werden enkele grote loofbomen aangeplant. Evenzo zal er langs het spoor een haag zijn aangeplant. De hoge bomen die nu nog aan die zijde zijn te vinden, zijn mogelijk aangeplant na aanleg van de begraafplaats.
De begraafplaats in gebruik
Na goedkeuring van de statuten van de begraafplaats kon er officieel begraven worden. Officieel heette de begraafplaats ‘Vereeniging der begraafplaats voor de ingezetenen der dorpen Ellecom en De Steeg’. De vereniging werd bestuurd door drie commissarissen. De statuten van de vereniging werden gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant van 4 januari 1875. Artikel 19 is interessant: wanneer de uitgaven de inkomsten overschrijden mag het bestuur de prijzen van de graven verhogen. Een batig saldo, nadat er meer dan voldoende over is om de gewone onderhoudskosten te dekken, wordt verdeeld onder de armen van de dorpen Ellecom en De Steeg. Het laatste artikel van de statuten wijst ook voor de behoeftigen een afzonderlijk vak aan op de begraafplaats, waar zij de doden gratis kunnen begraven. Nadien werden met regelmaat oproepen gedaan voor een algemene vergadering van de vereniging. Evers was de eerste jaren secretaris van de vereniging. Tussendoor werden de statuten van de vereniging regelmatig aangepast.
In 1955-1956 werd de begraafplaats uitgebreid. Daarbij werd over de gehele lengte van de begraafplaats een stuk van een kleine vijf meter breed erbij getrokken, dat ook vandaag de dag nog herkenbaar is omdat de grafmonumenten hier niet alleen jonger zijn, maar ook omdat aan de rand de grafmonumenten dwars op het pad liggen. De graven zijn weliswaar anders georiënteerd, maar dat valt nauwelijks op, in tegenstelling tot het moderne hekwerk dat de begraafplaats afsluit van het erachter gelegen bos. Mogelijk stond hier voordien ook een beukenhaag.
In 1968 werd de lijkkoets verkocht en bleef het koetshuis ongebruikt achter. Ook bleek toen dat de begraafplaats in slechte staat verkeerde. Er was nog slechts één bestuurslid totdat in 1974 een volledig nieuw bestuur aantrad. Een van de zaken die het bestuur meteen op zich nam, was het natrekken van rechthebbenden en het laten opknappen van de in slechte staat verkerende grafmonumenten.
In 1980 is de vereniging omgezet in een stichting en rond 2009 zijn de administratie en dergelijke gemoderniseerd en aangepast aan de eisen van de tijd. Een begraafplaats beheren is geen gemakkelijke taak. Daarom werd erover gedacht de begraafplaats over te doen aan de gemeente Rheden. Daar werd vanuit de dorpen over het algemeen niet positief op gereageerd. Inmiddels voert de gemeente wel veel werkzaamheden uit voor de stichting. Aan de stichting is het om te besturen, richting te geven en toezicht te houden.
Vandaag de dag
Om bij de begraafplaats te komen moet nog steeds vanaf de Zutphensestraatweg een onverhard pad gevolgd worden naar de spoorlijn. Daar dient men inmiddels een hekwerk te passeren omdat men niet zomaar meer de spoorbaan kan oplopen. Die spoorbaan ligt op 27 meter boven NAP, maar de begraafplaats zelf ligt nog weer enkele meters hoger. In de breedte van pakweg 40 meter wordt ongeveer 6 meter hoogteverschil overbrugd. In sommige grafmonumenten wordt het hoogteverschil opgevangen door een extra rand of verhoogde ligging. Ook zijn er her en der keermuren en trappen aangebracht om het de bezoeker gemakkelijker te maken.
Wat uiteraard als eerste opvalt, is de afsluitende muur aan de voorzijde met daarachter het koetshuis. Dit gebouw wordt al heel lang niet meer als zodanig gebruikt, maar verkeert wel in goede staat. Nu kan men, als men dat wil, voorafgaand aan een begrafenis hier de kist laten plaatsen om bezoekers afscheid te laten nemen. Wie voor het koetshuis richting de grafvelden kijkt, ziet eerst twee forse bomen met daarvoor een eenvoudig kruis. Op het marmeren kruis de tekst “Wij hebben een voorspraak bij onzen Vader”. Erachter strekt zich de begraafplaats uit langs een lang grindpad geflankeerd door gesnoeide beuken.
Ter weerszijden van het middenpad wordt het beeld van de begraafplaats bepaald door de wijze waarop men eind negentiende- en begin twintigste eeuw omging met de grafcultuur. Dat beeld gaat verder naar achteren steeds meer over naar de grafcultuur uit de tweede helft van de twintigste eeuw, met her en der nog oudere grafmonumenten. Enkele grotere grafmonumenten vallen op, ook weer vooral op het voorste gedeelte. Er zijn evenwel ook veel zerken te vinden op de begraafplaats, met name van Belgisch hardsteen, die pas goed opvallen als men er dichter bij komt.
De gemeente Rheden heeft de begraafplaats in 1996 aangewezen als gemeentelijk monument.
Grafmonumenten
Wat goed zichtbaar is op de begraafplaats, zijn de veranderende opvattingen over de dood en de laatste rustplaats. Meer vooraan de oudste grafmonumenten, vaak van Belgisch hardsteen en in een klassieke vormgeving. Meer naar achter staan of liggen jongere grafmonumenten die weliswaar tegemoet komen aan de persoonlijke wensen van overledene of nabestaanden, maar minder goed aansluiten bij het gegroeide historische karakter. Dit is op het uitbreidingsdeel goed te merken, maar langzamerhand worden ook oudere plekken ingevuld met nieuwe, moderne, grafmonumenten die minder goed aansluiten en minder passend zijn op die locatie.
De meest opvallende grafmonumenten zijn vaak voor personen die wat betekend hebben voor Ellecom, Gelderland of Nederland. De vier commissieleden die de begraafplaats mogelijk maakten, liggen hier ook alle begraven. Geerlings heeft een stèle op zijn graf, de drie andere een zerk. Van de adellijke en andere gegoede families hebben hier velen graven, maar ook het aantal bestuurders, predikanten en militairen is opvallend. Dat geldt zeker voor de obelisk op het graf van de familie Ruijssenaers. De wat stompe obelisk staat op een forse sokkel met basement en wordt bekroond door een gesluierde urn. Voor de obelisk ligt een zerk op roef met daarop de tekst voor de begravenen, Samuel Willem Ruijssenaers (1815-1877) en diens vrouw Elisabeth Catherine Wilkinson (1823-1899). Ruijssenaers was diplomaat en onder meer consul-generaal in Alexandrië. Daar zal hij ook zijn in Smyrna (Turkije) geboren vrouw hebben leren kennen waarmee hij in 1847 hun eerste kind kreeg. Voor de Nederlandse wet trouwde Ruijssenaers pas in 1860 met haar. In 1866 kocht het echtpaar het landhuis De Valkenberg in Rheden en in 1875 bood Ruijssenaers zijn ontslag aan als consul. Zoon Leonard Henri (1850-1913) is een van de laatste Nederlanders die in de adelstand werd verheven en zich nadien jonkheer mocht noemen.
Het grafmonument voor Carel Louis van Woelderen (1839-1904) is opvallend omdat het een exemplaar van graniet is. Het is een vroeg voorbeeld van de toepassing van zwart graniet. De voorzijde is glad, maar de zij- en achterkant zijn ruw gelaten. Van Woelderen klom in de marine op tot luitenant-ter-zee 1e klasse totdat hij deze functie verliet om directeur te worden van de Stoomvaart Maatschappij Zeeland. Daarnaast was Van Woelderen een van de oprichters van de Vlissingse Zeevaartschool en was hij van 1888 tot 1901 lid van de Provinciale Staten van Zeeland. Net voor zijn overlijden had hij zich gevestigd in Ellecom. Eveneens militair, maar dan uit een adellijk geslacht is Louis ridder Van Rappard (1826-1902). Van Rappard werd na zijn pensionering als kolonel in 1900 bevorderd tot generaal-majoor bij de cavalerie. Hij overleed in De Steeg, ongehuwd. De nalatenschap ging naar Jan Hendrik Jacob Constantijn Martens van Sevenhoven (1850-1923), wiens moeder de oudste zus van Louis was. Bijzonder detail is dat de tweede A in de naam op de zerk verkeerd uitgehakt werd. Een inzetstukje moest de fout verbloemen, maar is daardoor vandaag de dag juist extra goed zichtbaar. Een nieuwe zerk met een goede naam zat er in ieder geval niet in.
Van adel, maar niet begraven in een grote grafkelder of onder een imposante zerk, is Henri Guillaume Quarles van Ufford (1829-1901). Een stèle, wel fraai uitgewerkt met acroteria en aedicula, noemt zijn naam en die van zijn vrouw Jemima Anna Waardenburg (1838-1923). Het echtpaar bleef kinderloos.
Ellecom en De Steeg waren ook plaatsen waar predikanten met emeritaat gingen. Zo vinden we hier de graven van Derk Evert Jan Hupkes (1859-1944), Jan Brinkhorst (1862-1960) en dat van Sytze Hoekstra (1820-1898). Hoekstra, ooit genoemd als een van de scherpste denkers op het gebied van de wijsbegeerte in de negentiende eeuw, ligt hier begraven met zijn vrouw Rebecca Anna van Geuns (1839-1909). Het echtpaar Hoekstra ging in Ellecom wonen omdat de negen jaar jongere zus van Rebecca, die doofstom was, hier een buitenhuis had laten bouwen. Regina, zoals ze heette, werd na haar overlijden in 1928 ook begraven op de begraafplaats. De zerk op roef van het echtpaar bevat een tekst voor Hoekstra waarin vermeld wordt dat hij hoogleraar was aan het Doopsgezind Seminarium te Amsterdam. Aanvankelijk stond Hoekstra als predikant in Akkrum, maar al snel aanvaarde hij de functie van hoogleraar, eerst bij het Seminarium en later ook aan de Universiteit van Amsterdam. Hoekstra publiceerde veel van zijn gedachten en is van groot belang geweest voor de Doopsgezinde kerk. Op de zerk staat de tekst “Hij werkte zolang het dag was”, waarmee verwezen wordt naar de vlijt die Hoekstra aan de dag moet hebben gelegd.
Dan zijn er ook nog talloze grafmonumenten die opvallen vanwege bijzondere vormgeving of symboliek. Wat dat laatste betreft is de symboliek op de hardstenen zerk voor de jong overleden Hendrika Catharina de Vries (1872-1881) noemenswaardig. Bovenaan op haar steen zijn twee takken met bloemen aan elkaar geknoopt met een strik waarboven een vlinder is afgebeeld. In de hoeken werpen zonnen hun licht op het geheel. Dit alles staat symbool voor de hoop op het eeuwige leven en het geloof in een wederopstanding na de dood.
Op de begraafplaats zijn drie graftrommels te vinden. De graftrommel op het graf van Antoon Ursinus (1881-1936) en zijn vrouw Hendrina van Schaik (1880-1966) zal dateren uit de jaren dertig, terwijl het grafmonument uit de jaren zestig dateert, van na het overlijden van mevrouw Van Schaik. Op het graf van de jong overleden Jan van Hall (1914-1923) ligt een trommel die geschonken is door de leerlingen van de Christelijke school. Op een emaille bordje in de trommel is het volgende gedicht opgenomen:
DAAR BOVEN JUICHT EEN GROOTE SCHAAR
VAN KIND’REN VOOR GODS TROON,
VERLOST VAN ZOND’ EN VAN GEVAAR,
TOT EER VAN ’S VADERS ZOON.
De derde trommel ligt bij een omgevallen stèle op het graf van tuinman Aaldert Hofman (1862-1929) en diens vrouw Gerritje Bosman (1963-1930). Het echtpaar Hofman kwam in 1885 in Ellecom wonen nadat ze dat jaar in het huwelijk waren getreden. Het echtpaar kreeg 12 kinderen die allen de volwassen leeftijd bereikten. De trommel is nog heel, maar verkeert in een slechte staat.
Een zerk die vragen oproept, is die van Jan Cornelis Evers (1808–1876) en zijn vrouw Anna Berendina Schumacher (1812-1884). Bovenaan de zerk staat Gravin van Athlone, wat onmiddellijk doet vermoeden dat die daar begraven ligt. Echter, na het beter bekijken van de tekst op de zerk staat er in de rand “In leven dienstbaar aan de gravin van Athlone”. Die gravin is dan Wendela Eleonora Boreel van Hogelanden (1792-1868), de vrouw van Willem Frederik Gustaaf Van Reede Ginkel (1780-1844), de laatste graaf van Athlone. Na het overlijden van haar man trok zij in het huis Avegoor in Ellecom waar zij zich vooral bezighield met kunst en liefdadigheidswerk. Bij Avegoor liet zij een park aanleggen door de tuinarchitect Hendrik van Lunteren. Evers en Schumacher moeten voor de gravin hebben gewerkt, vandaar deze bijzondere tekst op de steen.
Tweede wereldoorlog
Hetzelfde landgoed Avegoor speelde in de Tweede Wereldoorlog een rol die een relatie heeft met een graf op de begraafplaats. Het verhaal van dat graf hangt samen met de komst van een “SS-Schule” op het landgoed, een opleidingskamp voor Nederlandse jongens die toe wilden treden tot de SS. Voor de aanleg van een sportcomplex bij dat opleidingskamp werden in 1942 139 joodse mannen uit het westen van Nederland hier te werk gesteld. Veel van hen werden via een lastgeving van het gewestelijk arbeidsbureau in hun stad naar Ellecom getransporteerd. Verschillende van de mannen bevonden zich al in werkkampen, anderen werden nieuw opgeroepen, vaak gemengd-gehuwden. In Ellecom kwamen de mannen in een kamp terecht met de naam “Palastina”. De omstandigheden waaronder de mannen moesten werken waren mensonterend, ze kregen nauwelijks te eten en werden constant mishandeld. Drie van hen, Alfred Tuvij (geboren 1891), Jacob de Lion (geboren 1900) en Meijer de Groot (geboren 1901) overleden aan de ontberingen en werden op de dichtstbijzijnde begraafplaats begraven. De overige mannen werden na het werk doorgestuurd naar Westerbork en vandaar naar andere kampen in Oost-Europa. Sommigen waren al zo verzwakt door de brute behandeling dat ze na aankomst in Westerbork overleden. De drie mannen die hier begraven liggen, kwamen om in oktober en november van 1942. Pas na de oorlog is een monument op hun gezamenlijke graf geplaatst. Het betreft een stèle van Belgisch hardsteen op blokken, in een zakelijke stijl. Bovenaan de stèle is een davidster afgebeeld en daaronder in het Hebreeuws en Nederlands de tekst: “Keer mijn ziel tot uw rust, want God heeft het zoo beschikt”. De namen van de drie mannen staan er ook in het Hebreeuws en het Nederlands. Jaarlijks vindt er een herdenking plaats bij dit graf. De drie mannen zijn erkende oorlogsslachtoffers. Hoewel formeel geen joodse begraafplaats, zijn ook dit soort graven van groot belang omdat er elders nog maar weinig aan deze gruwelijke periode herinnert.
Een ander grafmonument dat herinnert aan de Tweede Wereldoorlog is dat van ouderen uit het Evangelisch Luthersch Rusthuis in Den Haag. Dit rusthuis werd eind 1942 geëvacueerd omdat de kraamkliniek aan de Frankenslag er in trok. De bejaarden werden verhuisd naar Ellecom waar ze hun intrek namen in huize Ellinchem. Deze situatie zou tot 1951 duren, alvorens de bejaarden weer terug konden naar Den Haag. Zowel het rusthuis in Den Haag als Ellinchem zijn eind jaren zeventig afgebroken. Alleen het grafmonument op de begraafplaats resteert. Het betreft een wat groter grafmonument dat dwars op de gebruikelijke rijen staat. Ervoor ligt een open vlak van pakweg 3 bij 5 meter, gevuld met split. Het grafmonument bestaat uit een brede stèle tussen blokken met aan weerszijden wat kleinere en iets lagere stèles, sober uitgevoerd in Belgisch hardsteen. De eerste begrafenis in dit graf vond plaats in januari 1943 en de laatste in januari 1951. In totaal vonden 16 Haagse bejaarden in Ellecom hun rustplaats, waarvan 9 in de oorlogsjaren.
Nog meer verhalen
Er zitten ongetwijfeld nog veel meer verhalen aan de grafmonumenten op deze begraafplaats. De relatie met Middachten en andere voorname huizen in Ellecom en Dieren is zo gelegd. Opvallend dat er een aantal grafstenen te vinden is met een Engelse tekst en wat doen die stenen met in Duitsland geboren personen hier? Er wordt nog steeds begraven en mogelijk voegen die nieuwe graven zo ook weer hun verhalen toe aan deze plek.
Voetnoten:
[1] Muizetand: Een versiering in het metselwerk, aangebracht door een laag koppen recht of onder een hoek van 45 graden uit te metselen. Zo ontstaan een rechte en een overhoekse of schuine muizetand.
Met dank aan Nettie Dekker en Elis Duringhof-Gerritsen
Internet
- Stichting tot beheer van de begraafplaats Ellecom en De Steeg (geraadpleegd 22 augustus 2020).
- Dekker, Nettie en Duringhof-Gerritsen, Elis; Grote Bouwmeesters uit Ellecom (deel 4), in: Ambt & Heerlijkheid. De lokale geschiedenis van de gemeenten Rheden en Rozendaal, jaargang 56, nr. 168, september 2010 (geraadpleegd 22 augustus 2020).
Literatuur
- Burg, A. van der, Geschiedenis van Ellecom en omgeving, Velp 1962, p.25.
- Hulsman, Rita en Hulsman, Marjan; Bouwen op de grens. Deel midden & oost. Gids voor funeraire architectuur in Nederland, Rotterdam 2010
- Winkel, N. de; De bijzondere begraafplaats Ellecom-De Steeg 1874-1976, in: Mededelingen van de Oudheidkundige Kring “Rheden-Rozendaal”, augustus 1977, no. 62