De begraafplaats aan de Soerenseweg in Apeldoorn is niet de eerste begraafplaats van de stad. Nadat het kerkhof bij de kerk op het Marktplein als gevolg van landelijke richtlijnen buiten gebruik werd gesteld, werd in 1829 aan de Loolaan een begraafplaats in gebruik genomen tegenover de Grote Kerk. In juni van dat jaar werd de aanbesteding gedaan voor de bouw van twee huizen, een aan elke zijde van de ingang van de begraafplaats. Het een moest dienen als woning voor de doodgraver en de ander als schijndodenhuisje.
In 1842 werd de oude middeleeuwse kerk afgebroken en het kerkhof – in de nachtelijke uren – geruimd om plaats te maken voor een nieuw raadhuis en een marktplein. De stoffelijke resten werden overgebracht naar de begraafplaats aan de Loolaan.
Er zijn geen afbeeldingen van de begraafplaats bekend en ook weten we weinig over de jaren dat deze begraafplaats in gebruik is geweest. Wel is er in 1864 sprake van een nieuwe aanleg, waarschijnlijk een uitbreiding. Opmerkelijk is dat in 1875 sluiting van de begraafplaats werd aanbevolen aangezien de begraafplaats te dicht bij de bewoning lag, maar de begraafplaats bleef gewoon in gebruik. Eind negentiende eeuw groeide de bevolking van Apeldoorn sterk en zou de Loolaan al snel onvoldoende blijken om de doden te begraven. Ruimte voor uitbreiding was er niet. In 1897 werd daarom aan de Soerenseweg een nieuwe begraafplaats in gebruik genomen. Desondanks werd er nog veel gebruik gemaakt van de begraafplaats aan de Loolaan, getuige ook de aanbesteding van de gemeente in 1910 voor het maken van een bergplaats voor de baren. Het onderhoud van de begraafplaats liep echter langzaam terug.
Voor de begraafplaats lag een plantsoen dat in 1914 in verwaarloosde toestand verkeerde. Het plantsoen werd opgeknapt, terwijl de begraafplaats steeds meer aan het zicht onttrokken werd. Heesters langs het hek moesten het zicht op de begraafplaats ontnemen, zogenaamd om ‘bezoekers meer vrijheid te verzekeren’ en om diezelfde reden moest het hek begroeid worden met klimop.
De doodgraverswoning
In 1907 woonde een postbesteller in dienst van de gemeente in de woning bij de begraafplaats, maar deze werd per 1 januari 1908 ter beschikking gesteld aan agent van politie 2e klasse A. Atsma, aangezien hij door gezondheidsomstandigheden niet meer in staat was te werken en ook niet pensioengerechtigd was. Hij kreeg wachtgeld en opdracht voor het onderhoud van de begraafplaats te zorgen. Zijn vrouw werd aangenomen als schoonmaakster van het politiebureau.
In 1918 was de oud-agent intussen werkzaam als informateur van de Armenraad. Nog steeds genoot hij van de jaarlijkse toelage van 300 euro en het vrij wonen in het huis op de begraafplaats. In april van dat jaar werd echter besloten dat de oud-agent met terugwerkende kracht per 1 januari jaarlijks 100 gulden huur diende te betalen. Zijn jaarloon werd daarentegen op 900 gulden gebracht. De huur werd voor vijf jaar vastgesteld. In 1923 werd de huur verlengd en in 1928 nog eens. Later werd de woning verhuurd aan A. Mulder, bloemist bij de dienst der plantsoenen en weer later W. Onderstal, arbeider-bestuurder bij de Reiniging. Deze zegde na anderhalf jaar de huur op vanwege het vocht in de woning. De huur werd gehalveerd en een nieuwe huurder betrok de woning.
De begraafplaats was na de ingebruikname van de Soerenseweg nog lang in gebruik. Notabelen, zoals oude wethouder C.W.A. de Groot in 1918, lieten zich hier ter aarde bestellen, maar ook jhr. H.F.M.E. Sandberg van Leuvenum werd in 1919 nog in de grafkelder van de familie bijgezet. Het betrof zonder uitzondering bestaande graven en kelders, maar blijkbaar was er nog geen angst dat de begraafplaats in de toekomst geruimd zou worden. Bovendien was men vanaf 1919 voor het begraven op de Soerenseweg de gemeente grafbelasting schuldig, dit in tegenstelling tot de begraafplaats aan de Loolaan, waardoor het begraven op de Loolaan goedkoper was. Het zou echter niet lang meer duren voordat de begraafplaats gesloten zou worden.
Sluiting
In 1923 nam B & W het besluit om de begraafplaats per 5 juli 1923 te sluiten voor het begraven van lijken. Het RK-deel van de begraafplaats aan de westzijde, dat in 1871 in gebruik was genomen, was bij raadsbesluit van 16 april 1912 al gesloten verklaard. Op de 1e klasse waren nog 155 rechthebbenden en in de 2e klasse 233 graven, waarin nog 1 of 2 begravingen plaats zouden kunnen vinden. De rechthebbenden werd een grafruimte aangeboden op de Soerenseweg, met dien verstande dat ze een korting kregen van 1/3 of 2/3 van het reeds betaalde recht op het nieuwe recht, al naar gelang er ruimte was voor 1 of 2 lijken.
Al snel na sluiting rukte de bebouwing rond de begraafplaats verder op. En kwamen er klachten over de verwaarloosde toestand van de begraafplaats, terwijl deze nog veelvuldig bezocht werd door nabestaanden. Zelfs de paden waren op een bepaald moment niet meer zichtbaar. Dit probleem werd veroorzaakt doordat men was gestopt met het harken van afgevallen blad om kosten te besparen. Het harken van de paden was echter een verplichting voor de huurder van de voormalige doodgraverswoning. In 1928 was het onderhoud weer keurig op orde, maar waren er wel zorgen over de grafmonumenten, waar de rechthebbenden zelf verantwoordelijk voor waren. De begraafplaats zal steeds minder bezocht zijn.
In 1938 werd een parkeerterrein aangelegd op het voorplein van de oude begraafplaats. In dezelfde tijd kwamen er verschillende klachten over de jaarlijkse aanwezigheid in de maanden augustus en september van een poffertjeskraam op het voorplein. Men was van mening dat dit aanstootgevend was. Al hadden lokale bakkers andere bezwaren.
Ruiming
Eind 1953 kondigde de gemeente Apeldoorn aan dat na 1 januari 1954 zou worden begonnen met de ruiming van de algemene begraafplaats aan de Loolaan. Nabestaanden kregen tot dan de tijd stoffelijke resten over te laten brengen naar andere begraafplaatsen. In juli 1954 was er blijkbaar nog niet begonnen, want dan doet de gemeente de aankondiging dat de grafstenen zullen worden verzameld op een afgerasterd gedeelte van de begraafplaats en dat belanghebbenden een verzoek kunnen indienen op de grafstenen te mogen meenemen. Enkele nabestaanden lieten stoffelijke resten herbegraven op de Soerenseweg, waaronder van de familie Tutein Nolthenius. De resten uit de overige graven werden op verschillende plekken op de begraafplaats aan de Soerensweg herbegraven.
Aanvankelijk werd het terrein van de voormalige begraafplaats ingericht als park met speeltuin, waarbij de beide gebouwen bij de ingang bleven bestaan. In de jaren zestig maakte het plaats voor een schouwburg, Orpheus, die in 1965 in gebruik werd genomen. Het ruimen van de begraafplaats in 1954 was echter niet heel zorgvuldig gedaan, want tijdens de bouw van de schouwburg kwam er nog menselijk botmateriaal boven de grond.
Met de ingebruikname van Orpheus herinnert niets meer aan het bestaan van de oude begraafplaats en verdwijnt deze langzaam maar zeker uit de collectieve herinnering van de Apeldoorners…
Bronnen: