In 1944 vonden er gesprekken plaats tussen de gemeente Terschelling en de vertegenwoordigende boswachter van Staatsbosbeheer over de aanleg van een nieuwe begraafplaats op grond van Staatsbosbeheer. In september 1944 antwoordde de boswachter dat hij positief stond tegenover het bestemmen van ruim 1 hectare bos tot begraafplaats. De locatie die de gemeente op het oog had betrof een bosperceel met naaldhout en een heuvelachtige ondergrond, direct naast het in 1942 aangelegde Engelse kerkhof, gelegen langs de Longway.
Voorgeschiedenis
Het eiland Terschelling zoals we dat nu kennen, kreeg pas echt vorm vanaf de negentiende eeuw, toen de duinen werden vastgelegd en de laatste grote zandplaat aan Terschelling vast kwam te zitten. De eerste bewoning van Terschelling moet rond 800 hebben plaatsgevonden, toen in de kwelders achter lage duinen nederzettingen ontstonden als Striep, Kinnum, Kaart, Hee en Horp. Rond 850 werd in Striep een kerk gebouwd van waaruit ook de andere nederzettingen werden bediend. In latere eeuwen ontstonden de huidige dorpen Midsland, Hoorn en Oosterend. Ook West-Terschelling dateert van die tijd, maar dit dorp ontstond op een hoge zandplaat, toen nog op een apart eiland dat in de loop der tijd door duinvorming vastraakte aan het oostelijke eiland waarop de andere nederzettingen lagen.
Wanneer in West-Terschelling een kerk werd gebouwd, is niet duidelijk. Bij het dorp werd in 1323 een baken in gebruik genomen voor de scheepvaart. West-Terschelling was sterk gericht op de zee, maar moest aan de zuidzijde telkens land inleveren. Dit werd veroorzaakt door een sterke stroom dicht onder de kust. Die veroorzaakte in 1593 dat een behoorlijk deel van het dorp in zee verdween, waaronder het vuurbaken dat op de toren van de Sint Brandariskerk was gebouwd. Door het verlies van de kerk moesten de inwoners van West-Terschelling hun doden noodgedwongen begraven op het kerkhof van Striep of in Midsland. Pas in 1653 werd in West-Terschelling een nieuwe kerk gebouwd waar ook weer begraven kon worden. Het vuurbaken kreeg een plaats in een eigen toren, hoger gelegen in de duinen. Waarschijnlijk was de kerk pas in 1664 gereed omdat het grafboek in dat jaar aanvangt. In de kerk was weinig ruimte waardoor voor een graf 10 tot 12 gulden betaald moest worden, wat relatief hoog was. Op het kleine kerkhof werden de armen begraven. In de kerk zijn nog een aantal zerken te vinden die herinneren aan het begraven op deze plek. Aangenomen wordt dat aangespoelde drenkelingen begraven werden op een vlakte ten noorden van het dorp, vlak bij de Brandaris.
In 1827 ontving het gemeentebestuur van Terschelling een schrijven van de provincie Noord-Holland waar het eiland toen nog onder viel. De provincie maakte duidelijk aan de gemeente dat het begraven in de kerk en op het kerkhof diende te stoppen. Daarop nam de gemeente het besluit om ten noorden van het dorp een nieuwe begraafplaats in te richten. Als locatie werd gekozen voor het vlakke stuk grond nabij de vuurtoren, waar eerder ook al drenkelingen waren begraven. Op 26 januari 1829 vond de eerste begrafenis plaats. Nadien is de gemeentelijke begraafplaats nog enigszins uitgebreid maar toen in de Tweede Wereldoorlog meerdere slachtoffers van de strijd aanspoelden op het strand, was snel duidelijk dat al die doden niet op de begraafplaats terecht konden. Voor niet-Duitse slachtoffers werd bij paal 8 een begraafplaats geïmproviseerd. De plek was weinig gunstig en in 1942 werd ten oosten van het dorp in de bossen een militaire begraafplaats aangelegd. De eerder bij paal 8 begraven lichamen werden hierheen overgebracht.
Aanleg nieuwe begraafplaats
Nog voor het eind van de oorlog maakte de gemeente plannen voor een nieuwe begraafplaats. Nadat het in 1944 bij Staatsbosbeheer had aangegeven behoefte te hebben aan een perceel voor een nieuwe begraafplaats, verzocht het in november van dat jaar formeel die begraafplaats aan te mogen leggen. De locatie naast het Engelse kerkhof was gelegen langs de Longway. De benaming Engelse kerkhof werd door de inwoners gegeven aan de militaire begraafplaats.
Wat de nieuwe begraafplaats betrof, gaf de gemeente aan dat de beplanting zoveel mogelijk intact gelaten zou worden. Dat de gemeente het verzoek richtte aan Staatsbosbeheer had te maken met het feit dat de gemeente niet over eigen grond beschikte. Over de voorwaarden van het in erfpacht nemen kon nader overleg plaatsvinden. Vervolgens lag de procedure een tijdje stil, waarschijnlijk omdat aan het einde van de oorlog de aandacht elders nodig was. In november 1945 pakte de gemeente de correspondentie met Staatsbosbeheer weer op. Men deed wederom het verzoek tot ingebruikname van het beoogde perceel als begraafplaats. Tevens deed men onderzoek naar de wijze waarop de erfpacht geregeld kon worden. Staatsbosbeheer stond positief tegenover het voorstel en in mei 1946 kon de erfpachtovereenkomst getekend worden. In de overeenkomst kwam men onder meer overeen dat Staatsbosbeheer verantwoordelijk bleef voor de houtopstand op het perceel. Namens de gemeente werd de overeenkomst getekend door burgemeester Jacob de Vos (1889–1950). De duur van de erfpacht werd bepaald op 75 jaar. Bij de plannen werden enkele tekeningen van het terrein toegevoegd.
Op 18 december 1947 werd de nieuwe verordening vastgesteld. Daaruit blijkt dat er op de begraafplaats eigen graven, huurgraven en algemene graven beschikbaar werden gesteld. De eerste aanleg bestond uit graven langs gebogen paden of in cirkels op de hogere delen van het terrein.
Via het Engelse kerkhof liep een breed pad slingerend over het terrein, eindigend aan de Longway. Smallere paden ontsloten een aantal kleine grafvakken met enkele tientallen graven. Centraal werd een lijkenhuisje gebouwd. Er waren verder geen maatregelen nodig voor afwatering of drainage.
Ingebruikname
In het najaar van 1948 werd de begraafplaats in gebruik genomen met de begrafenis van de op 82-jarige leeftijd overleden Berend Lassche. Hij stierf op 23 oktober 1948 en werd op 28 oktober begraven. Lassche was tot 1922 gemeenteveldwachter geweest en daarna nog een aantal jaren gemeentebode. Het grafmonument waarop ook vermeld zijn vrouw die in 1949 overleed, is nog steeds te vinden op de begraafplaats. Op het moment van ingebruikname van de nieuwe begraafplaats waren er op de oude begraafplaats nog 15 graven beschikbaar. Na onderzoek door de gemeente bleek overigens dat in een aantal gevallen het grafrecht nooit benut was. Verder bleek dat voor een groot deel van de graven geen rechthebbende meer bekend was. Dat betekende dat er dus ook nog een aantal graven vergeven konden worden op de oude begraafplaats.
In 1949 werd aan de zijde van de Longway een eenvoudig oorlogsmonument gebouwd. Vanwege de beperkte middelen werd dit uitgevoerd in baksteen naar een ontwerp van beeldhouwer W.J. Valk uit Eelderwolde. Met het monument in de vorm van een anker met daarop de jaartallen 1940 – 1945 worden alle gevallenen van of op Terschelling herdacht. De totale kosten bedroegen 2.200 gulden. Het gedeelte rondom de ingang werd aangeplant naar een plan van tuinarchitecte Mien Ruys. Van haar kwekerij Moerheim werd in 1954 voor 189,25 gulden beplanting afgenomen die volgens het plan van Ruys door de gemeente rondom het monument werd aangeplant. Het betrof vooral lage vaste beplanting waaronder heide, rozen en ook sedum.
Uitbreiding
In 1955 waren er op de begraafplaats 92 graven uitgegeven, waarvan een groot aantal op voorhand was uitgegeven zonder dat ze direct gebruikt werden. Ook waren al 30 graven uitgezet op een gedeelte dat daarvoor opgehoogd was. Dat ophogen was noodzakelijk omdat in de diepere delen mogelijk het grondwater werd bereikt bij het delven van de graven. Een uitbreiding leek gewenst. Daartoe werd weer contact opgenomen met Staatsbosbeheer. De uitbreiding werd beoogd in noordoostelijke richting, aansluitend op het bestaande deel. Hoewel de gemeente dit keer van plan was de grond in eigendom te verwerven, werd in 1957 toch weer een erfpachtovereenkomst afgesloten, nu voor 64 jaar. In eigen beheer werd een uitbreidingstekening gemaakt, waarbij een van de bestaande vakken belangrijk werd vergroot en een aantal nieuwe vakken werden ontworpen. De vormen van de grafvakken waren nogal verschillend, waarschijnlijk ingegeven door de gesteldheid van het terrein. Zoveel mogelijk werden voor de graven de hogere delen benut. Samen met deze uitbreiding kwam de totale grootte van de begraafplaats op zo’n 1,7 hectare. Later werden nog enkele vakken toegevoegd, telkens in noordoostelijke richting. Daarbij werd het stramien van de oorspronkelijke aanleg niet losgelaten, hoewel zichtbaar is dat de graven toch vaker dichter opeen werden gepland.
In 1978 constateerde de gemeente dat er nog 300 nieuwe graven uitgegeven konden worden, waarvan 100 op het oorspronkelijke deel. Tussen 1947 en 1978 waren 533 personen begraven en 7 urnen bijgezet. Bij het uitgeven van graven aan de noordzijde ontstonden problemen met de bewoners van de huizen die inmiddels rond de begraafplaats waren gebouwd. Met de aanleg van een verhoging en aanpak van de beplanting werd grotendeels aan de bezwaren tegemoetgekomen.
Verdere aanpassingen
In 1998 werd besloten het bestaande lijkenhuisje af te breken. Al eerder was op een gunstiger locatie een huisje gebouwd dat er nu nog staat. In de afgelopen decennia is regelmatig besproken om ook dit huisje af te breken omdat het zijn functie verloren zou hebben. Vanaf pakweg 2010 werd duidelijk dat er wel eens ruimtegebrek zou kunnen ontstaan op de begraafplaats. Daarop werden verschillende maatregelen genomen. In 2011 werd besloten om 16 graven van onbekende (drenkelingen) te verplaatsen vanwege ruimtegebrek. In 2012 werd vastgelegd dat te bewaren stenen verplaatst zouden kunnen worden naar de rand van de begraafplaats, in de buurt van het huisje. Voor wie dat wenste kon daar het monument voor 20 jaar laten bewaren, tegen geringe kosten. Inmiddels staan ter plekke een flink aantal monumenten. Belangrijk was het besluit in 2014 om bestaande grafruimte opnieuw te gaan gebruiken. Dit hield in dat er meer graven geruimd zouden worden en de grafmonumenten zouden verdwijnen. Sommige werden niet naar de rand verplaatst maar afgevoerd.
Huidige aanzien
Wie vandaag de dag over de begraafplaats loopt, ziet weinig van de maatregelen die in de laatste jaren genomen zijn. De begraafplaats oogt als een natuurbegraafplaats waar dan wel grafmonumenten liggen, maar verder overheerst de natuur met dennenbomen, struiken en onverharde paden. Het was destijds de intentie van Staatsbosbeheer om de begraafplaats een natuurlijk aanzien te geven en het ontwerp is daarop aangepast door het bestaande terrein te volgen.
Maar niet alles is nog zoals ooit bedoeld. Wie bij de entree aan de Longway bij het oorlogsmonument zoekt naar het ontwerp van Mien Ruys, zal dat niet vinden. Er ligt nu rondom het monument een gazon. Misschien dat de beplanting niet goed aansloeg of dat de kosten te hoog waren, maar het is niet gehandhaafd. Wel origineel is het hekwerk dat vanaf de Longway toegang geeft tot de begraafplaats.
Wie in West-Terschelling eerst de oude begraafplaats bezoekt en vervolgens de nieuwe begraafplaats, ziet wel een groot verschil in grafcultuur. Het grootste verschil is dat de graven hier zeer ruim uitgelegd zijn en dat op sommige plaatsen helemaal geen grafmonumenten staan maar het groen overheerst. Vanzelfsprekend is de grafcultuur met name die van de tweede helft van de twintigste eeuw. Het materiaal is overwegend graniet, maar ook enkele voorbeelden van kalksteen en hardsteen komen voor. Doordat veel grafmonumenten wat hoger liggen en gedekt worden door struiken of ander groen erachter, ontstaat wel een bijzonder beeld dat op de oude begraafplaats in het geheel niet mogelijk zou zijn. Het fraaie aan de begraafplaats is overigens dat het lijkt alsof deze in een keer is aangelegd. Tussen de originele begraafplaats uit 1948 en de latere uitbreiding is geen verschil te zien.
Bijzondere en bewaarde grafmonumenten
De gemeente Terschelling is zich bewust geweest van het feit dat sommige grafmonumenten van bijzondere waarde zijn. Grafmonumenten die niet behouden konden worden op het graf zijn voorlopig bewaard. Drie van de grafmonumenten in de verzameling vallen op door hun afwijkende vorm. Het gaat om orthodoxe kruisen voor Witte Russen, niet te verwarren met Wit-Russen. Deze Witten waren een van de partijen die in de Russische Burgeroorlog van 1917 tot 1921 streden tegen de Bolsjewieken of de Roden. De Duitsers hadden deze Witten tijdens de Tweede Wereldoorlog in kampen gestopt, vanwaar een aantal na 1945 verdeeld werden over Nederland. Enkelen sleten hun laatste dagen in een rusthuis in West-Terschelling. Op hun graven kwam een Russisch kruis. Er zijn in totaal vier Witten begraven op Longway, maar slechts drie grafmonumenten resteren.
Wandelend over de begraafplaats vindt men hier de graven van onder meer de familie Doeksen, waaronder de grondlegger van de rederij Gerrit Doeksen (1862-1950). De naam Doeksen is bij iedereen die van of naar Terschelling gaat, bekend door de bootverbinding. Naast reders zijn er ook veel graven te vinden van gezagvoerders, kapiteins, schippers en loodsen. Hun graven zijn soms te herkennen aan ankers, stuurwielen, schepen of een kompas. Die van de schippers van de reddingboot aan een reddingsboei. De enige burgemeester die op de begraafplaats begraven ligt, is Jacob de Vos (1889-1950), onder wiens bestuur de begraafplaats tot stand kwam. De Vos was van mei 1945 tot maart 1946 eerst waarnemend burgemeester. Op tweede pinksterdag 1950 overleed hij plotseling, 60 jaar oud. De Vos was ooit werkzaam als schilder, maar via de gemeenteraad, het wethouderschap en de functie van gemeentesecretaris maakte hij carrière. In 1942 werd hij uit zijn functie gezet door de NSB-burgemeester en zat hij een tijdje gevangen in Duitsland. Na de bevrijding werd hij de aangewezen kandidaat om de NSB-burgemeester te vervangen. De Vos wist Terschelling weer overeind te trekken na de vreselijke oorlogsjaren.
Hoewel er op de begraafplaats geen oorlogsslachtoffers begraven zijn, zijn er wel een aantal graven te vinden die in verband gebracht kunnen worden met de Tweede Wereldoorlog. Zo ligt hier een bijzondere Brabander begraven, Sebastiaan (Sjaan) Bernaards (1900-1960). Hij was afkomstig uit Bergen op Zoom en kwam in 1941 als muziekleraar naar Terschelling. Na een oproep voor arbeid in Duitsland werd het hem op Terschelling te heet onder zijn voeten en keerde hij terug naar Bergen op Zoom. Daar verrichtte hij allerhande diensten voor het verzet. In oktober 1944 werd hij gearresteerd, maar wist te ontkomen naar bevrijd gebied, waar hij zich aan sloot bij de Stoottroepen. Na de bevrijding van Nederland keerde Bernaards in mei 1945 tijdelijk terug naar vrouw en dochter op Terschelling. Bij toeval bleek hij de eerste in geallieerd uniform die het eiland betrad. Hij werd met veel enthousiasme ontvangen en in de week dat Bernaards op Terschelling verbleef, gaf hij onder meer een lezing over zijn deelname aan de ondergrondse strijd. Ook gaf hij mannen van de Binnenlandse Strijdkrachten enig onderricht in het gebruik van moderne wapens. Toen zijn diensttijd was afgelopen, is Bernaards weer teruggekeerd naar Terschelling als muziekleraar. Verder zijn er drie graven op de begraafplaats te vinden van weduwen op wiens grafmonument vermelding wordt gemaakt van het op zee blijven van hun man in de jaren 1940 en 1941. Een van hen, Han Ree, kwam al in de nacht van 2 op 3 maart 1940 om na dat zijn schip m.s. Rijnstroom werd getorpedeerd door de U17. Ree en zijn medeopvarenden zijn niet formeel erkend als oorlogsslachtoffer, aangezien zij om het leven kwamen vóór 9 mei 1940.
Een graf dat ook betrekking heeft op de oorlog is er voor huisarts en leraar aan de Zeevaartschool David Smit, die overleed in 1980. In de oorlog was hij lid van de Binnenlandse Strijdkrachten. Op de eenvoudige zerk staat onderaan de tekst “... old friends will meet once more”. Sommige namen van de overledenen zijn terug te vinden in de straatnamen in West-Terschelling, anderen worden alleen nog herinnerd in de gedichten die ze schreven, met name in het eigen dialect.
De begraafplaats aan de Longway is niet minder een verwijzing naar de geschiedenis dan de oude begraafplaats in het dorp. Het is juist een plek waar die geschiedenis van West-Terschelling zich voortzet, maar dan wel in een compleet andere omgeving die vooral ruimer en groener is.
Archieven van het gemeente Terschelling, 1944-1995:
- Dossier 1324
- Dossier 1325
- Dossier 1.776 algemene begraafplaats – obj. Dossier Longway 1996
Literatuur:
- Aa, A.J. van der; Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, Gorinchem 1846.
- Bok, Leon, René ten Dam (red.); Canon van het Nederlands funerair erfgoed, IJsselstein 2020
- Schol, Teunis en Eke van Mansvelt; Dodenakkers op Terschelling. Wandelen langs de eilander historie in steen, Terschelling 2007
- Zwaal, A.J.; Terschellinger Historie, Terschelling 2000
Internet (alle geraadpleegd in maart 2023):
- Oorlogsmonumenten - Comité 4 en 5 mei - Terschelling
- Oorlogsgravenstichting
- Alle Friezen
- Diverse artikelen via Delpher