Langs de kaatsbaan en kerk van het Friese Weidum voert de weg naar de boerderij Mr. W.W. Bumaleen. Achter deze boerderij bevindt zich de particuliere begraafplaats der Buma's. De pachtopbrengst van de boerderij vormt de basis voor het onderhoud en de instandhouding van de begraafplaats. Een fraai hekwerk vormt de toegang tot de begraafplaats. Op de pijlers waaraan het hekwerk is gehangen, lijken twee leeuwen met de familiewapens van het geslacht Buma en het geslacht Hora Siccama de wacht te houden. Achter dit hekwerk voert een laan naar de begraafplaats zelf.
{seog:disable}Voorzien van een fraaie beplanting ervaren we de intimiteit van deze bijzondere begraafplaats in het open Friese landschap. Deze is daarom ook bijzonder, omdat de strakke uniformiteit van de zerken en hun plaatsing als betrof het een militair onderdeel op appèl, een zekere grandeur uitstralen. Het betreft blauwe hardstenen zerken, allen van dezelfde afmetingen. Zoals op de meeste begraafplaatsen het geval is, is ook hier ruimte geschapen voor het plaatsen van urnen. De uniformiteit van de begraafplaats wordt doorgezet in de bijbehorende gedenkstenen.
Werd tijdens de Napoleontische periode, die eindigde in 1814, al bepaald dat er niet meer begraven mocht worden in de kerken, tijdens Koning Willem I werd deze bepaling aanvankelijk teniet gedaan. Waarschijnlijk ten gevolge van protesten uit kerkelijke kring, omdat de bepaling een behoorlijke inkomstenderving inhield. In 1827 kwam het verbod er toch. Argumenten van hygiëne en gezondheid zullen daaraan ten grondslag hebben gelegen. In navolging van de eerste buitenbegraafplaatsen in de negentiende eeuw, vatten sommige vooraanstaande families in die periode plannen op een eigen begraafplaats te stichten. Problemen om aan een stuk grond te komen waren er nauwelijks, omdat ze dat als grootgrondbezitters zelf bezaten. In de hof bij boerderij, borg of state was altijd wel een geschikte plek te vinden.
Een begraafplaats te Weidum
Het was Roline Maria Hora Siccama, echtgenote van Mr. Bernhardus Buma (1770-1838), die niet in de kerk of op het kerkhof van Weidum wenste begraven te worden. Zij had in 1820 al laten vastleggen in haar testament, dat zij niet in Leeuwarden maar begraven wilde worden te Weidum op een stuk land in de open lucht. Haar echtgenoot Mr. Bernhardus was in de Franse tijd maire geweest en na het herstel van de Nederlandse soevereiniteit, de Restauratie, was hij nog enkele jaren president-burgemeester in Leeuwarden. In zijn hoedanigheid van grietman van Baarderadeel (van 1816 tot 1834) had Buma zich gevestigd in Weidum op de buitenplaats Bornia State. In de winter van 1825-1826 liet hij bij de buitenplaats een begraafplaats aanleggen, waar op 19 januari 1826 als eerste Roline Maria Hora Siccama, na een zwaar ziekbed werd begraven. In 1838 volgde Mr. Bernhardus Buma en in hetzelfde jaar hun oudste zoon Gerlacus.
Gerlacus Buma
In de levensgeschiedenis van Gerlacus maken we de ondergang van Napoleon en de totstandkoming van Nederland als koninkrijk na de scheiding van België mee. Gerlacus wordt als het ware meegevoerd op de golven van de geschiedenis van die tijd. In hun zoektocht naar en het beschrijven van het leven van Gerlacus maken de heren Van Haersma Buma en Hopperus Buma, de schrijvers van het boek Gerlacus Buma, een Friese patriciërszoon in het leger van Napoleon en Willem I, ons deelgenoot van diens avontuurlijk leven. Zijn militaire loopbaan was geen bewuste keuze. In de laatste stuiptrekkingen van Napoleon en zijn keizerrijk zou het oprichten van een Garde d’honneur, een erekorps van cavaleristen, Napoleons laatste kans zijn om te overleven. Nu waren het de patriciërszonen die werden opgeroepen om te komen dienen. Bij de elite was immers geld en waren paarden. In een tweetal pogingen om afgekeurd te worden, probeerde Gerlacus zich zonder succes aan de diensttijd te onttrekken. Hij zou, zoals we in het boek kunnen lezen, er het beste van maken en op 11 juli 1813 vertrok hij richting Frankrijk. De volkerenslag bij Leipzig in oktober 1813 betekende voor Napoleon een volledige nederlaag en er lag voor Gerlacus maar één weg open, die van desertie. Op 14 december was hij terug in Leeuwarden en werd ontslagen van de eed van trouw aan de Franse keizer, zoals alle landgenoten, conform het besluit van het Algemeen Bestuur, dat was gevormd door de heren Van Hogendorp, Van Limburg Stirum en Van der Duijn van Maasdam, in afwachting van de soevereine vorst Willem I. Gerlacus zou deel uitmaken van het nieuw te vormen leger als 2e Luitenant bij het regiment Huzaren No 6, voorloper van de Huzaren van Boreel. Daarmee kwam hij te staan tegenover Napoleon in de strijd bij Quatre-Bras en Waterloo in 1815. In een brief aan zijn ouders schreef hij op19 juni 1815:
“Waarde ouders, ik schrijf U deze in groote haast om U te melden dat ik er goed ben afgekomen, wat mij aangaat, maar mijn zwart paard is onder mij doodgeschoten, wij hebben veel verloren, onder ander de ritmeester Wijnbergen en Van Heide en de Lieutt. Verhilouw en 7 officiers geblesseerd.....”.
Zijn militaire loopbaan omvatte ook de deelname aan de Tiendaagse Veldtocht in 1831. Op 12 september in dat jaar werd hem het Metalen Kruis, de herinneringsmedaille aan deze veldtocht toegekend. De militaire loopbaan met de vele overplaatsingen mogen dan vergezeld zijn gegaan van de daarbij behorende bevorderingen, zijn huwelijk met Agatha Dido Cecilia Bouricius van Idema, gesloten in 1818, liep in 1834 uit op een echtscheiding. Het echtpaar kreeg twee kinderen: Bernhardus, geboren op 27 november 1820 en overleden op 28 oktober 1823 en Sophia Angenis Beatrix, geboren op 13 april 1826. Op 22 oktober 1836 werd Gerlacus bevorderd tot majoor, maar door ziekte gedwongen moest hij op 1 oktober 1837 afscheid moeten nemen van zijn regiment en keerde terug naar Leeuwarden waar hij op 19 oktober 1838 overleed.
Het Bumaleen
In 1839 werd de begraafplaats bezit van Mr. Wiardus Willem Buma, vierde zoon van Bernhardus Buma en Roline Maria Hora Siccama. Hij stichtte het Bumaleen, dat - naast het verstrekken van studiebeurzen aan zijn nageslacht - als waarborg zou dienen voor de instandhouding van de begraafplaats. Deze studiebeurzen werden alleen verstrekt aan diegenen, die Rechten of Godgeleerdheid gingen studeren. Door de latere regelingen voor studiefinanciering werden studiebeurzen overbodig en tegenwoordig is het ook nauwelijks meer mogelijk vanwege de hoge kosten van onderhoud van de boerderij en de begraafplaats. Bij testament van 1861 bepaalde Mr. Wiardus Willem Buma wie er in aanmerking kwamen om op de familiebegraafplaats bijgezet te worden. Het zouden zijn eigen nazaten zijn en die van zijn broers Wibo en Gerlacus. Eveneens werd vastgelegd van welk materiaal de zerk moest zijn en van welke afmetingen.
Enkele opmerkelijke mensen
Wie al lezend tussen de zerken doorloopt, moet wel tot de conclusie komen, dat de Buma's, die weldra de namen Hopperus Buma of Van Haersma Buma droegen, een behoorlijke bijdrage hebben geleverd aan overheidsorganen als het openbaar bestuur, justitie en krijgsmacht, waarbij de cavalerie een prominente plaats innam. Opmerkelijke mensen, zoals Mr. Wiardus Willem van Haersma Buma, wiens borstbeeld voor het kantongerecht te Emmen staat opgesteld. Hij was advocaat en kantonrechter-plaatsvervanger te Zutphen, burgemeester van Oostdongeradeel, griffier bij het kantongerecht te Emmen en tenslotte kantonrechter bij datzelfde kantongerecht. Een man die zeer sociaal bewogen was vanuit een diepgewortelde godsdienstige overtuiging en die er in slaagde zijn rechtvaardigheidsgevoel en zijn menslievendheid met elkaar te verbinden. Ter illustratie: in de veengebieden van Zuidoost-Drenthe ging het er nogal eens heftig aan toe. Iemand moest voor de rechter verschijnen en dan gebeurde het weleens, dat Mr. Van Haersma Buma die persoon tot een boete moest veroordelen, terwijl hij wist dat de veroordeelde het geld eigenlijk niet kon missen. Deze mocht zich melden bij de achterdeur van de woning van de kantonrechter en kreeg het geld uit diens eigen zak terug. Na zijn dood werd de rouwplechtigheid in Emmen een indrukwekkend huldebetoon. Het lichaam werd na de plechtigheid overgebracht naar Weidum en daar begraven op de familiebegraafplaats.
We treffen op de begraafplaats ook het graf aan van Bernhardus Jouke Buma, reserve brigade-generaal en onder andere begiftigd met de onderscheiding ‘Member of the Order of the British Empire’. Ook de Friese dichteres Anna Maria Catharina van der Minne-Buma heeft hier haar laatste rustplaats gevonden.
Een kindergraf ontroert door het gedicht:
EEN BLOEM VERPLAATST
DOOR VADERS HAND
IN REINER LUCHT
IN BETER LAND.
Het gedicht werd geschreven door de grootvader van het jongetje, dominee Barend ter Haar. De overgrootvader van het jongetje was de in zijn tijd beroemde dominee-dichter Prof. Dr. Bernard ter Haar.
Opvallend is op de begraafplaats de obelisk die men vaker in Friesland aantreft als gedenkteken van de voor het vaderland gevallenen uit WO II. Het gedenkteken brengt in herinnering Mr. Sybrand Marinus van Haersma Buma (1903-1942). Van Haersma Buma was lid van de Christelijk-Historische Unie. Van 1930 tot 1938 was hij burgemeester van Stavoren en van 1938 tot 1941 van Wymbritseradeel. Als lid van de verzetsorganisatie van oud-militairen, het Legioen Oud-Frontstrijders, werd hij in mei 1941 opgepakt en vastgezet in Scheveningen, in het zogenaamde Oranje-hotel. In september 1942 kwam hij via kamp Amersfoort en Oberhausen uiteindelijk terecht in het concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg, waar hij op 11 december 1942 overleed. Op de steen voor de obelisk werd als Bijbeltekst de woorden van de apostel Paulus uit 2 Tim. 4:7 toegevoegd: “Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden”.
Op de begraafplaats treffen we nóg een gedenksteen aan die herinnert aan WOII. Het is de gedenksteen ter nagedachtenis aan Coenraad Willem Antonie Buma, geboren op 30 juni 1877 en op 1 oktober 1944 overleden in Ambawara, een Jappenkamp 45 km ten zuiden van Semarang op Java. Het kamp was ondergebracht in de school en het jongensinternaat van St. Louis, beheerd door de broeders van Maastricht, ook wel de Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis genaamd. Coenraad Willem Antonie Buma was 67 jaar toen hij overleed. Hij ligt begraven op het Nederlands Ereveld Kalibanteng te Semarang.
Een derde oorlogsslachtoffer treffen we op deze begraafplaats aan in de persoon van Mr. Lodewijk Hendrik Jan Jacob Mazel, echtgenoot van Catharina van Haersma Buma. Van beroep was hij directeur van de N.V. Overijselsche Hypotheekbank te Deventer. Hij werd op 24 september 1944 samen met 5 anderen gefusilleerd te Gorssel als represaillemaatregel door de bezetter. Een kei als herinneringsmonument met daarop hun namen bevindt zich op de plaats van de fusillade. Een zevende slachtoffer werd elders doodgeschoten. Aanvankelijk lag Mazel begraven te Gorssel, maar hij werd op 24 april 1947 herbegraven te Weidum. Het Bijbelcitaat, dat op de zerk is aangebracht, zijn de woorden van Jezus tijdens de voetwassing in de lijdensgeschiedenis: “Hetgeen Ik doe, begrijpt gij nu niet, maar gij zult het na deze verstaan.” Joh. 13: 7b.
Zerken van elders
De sterke verbondenheid met het voorgeslacht heeft er toe geleid dat men er toe is overgegaan om bijzondere zerken afkomstig uit Sneek en uit de Westerkerk in Leeuwarden een plaats te geven op deze begraafplaats.
In 2001 is de begraafplaats aangewezen als rijksmonument. Een juiste beslissing ten aanzien van een plek, die, hoewel dodenakker, een stuk Friese historie levend houdt.
Literatuur
- Weidum, dorp van staten, Drs. Rita Mulder-Radetzky/ Barteld de Vries; Alphen aan de Rijn, 1994
- Fryslân, nieuwsblad voor geschiedenis en cultuur 8e jaargang, april 2002 No 1
- Archieven Fries Genootschap Brieven door Gerlacus Buma
- Vier Eeuwen Tjallinga Weeshuis, J.F. Broos; Fryske Akademy-Ljouwert, 1982
- De Nederlandse Cavalerie, P.Forbes; Wels Van Dishoeck, Bussum, 1963
Bron
- Informatieve gesprekken met Mr. W.W. Hopperus Buma, oud-burgemeester van Warnsveld en Mr. B.W. Hopperus Buma, Kolonel der Koninklijke Marechaussee te Amersfoort