Een tekening uit 1722 toont de ruïne en de klokkenstoel te Brongerga in het Schoterland. Voor het eerst wordt Brongerga als dorp genoemd in 1408. De kerk, gewijd aan de heilige Agatha, moet in de zeventiende eeuw al in verval zijn geraakt. Oude kaarten uit de zeventiende eeuw geven het al als vervallen kerk aan. Nu treffen we alleen nog de klokkenstoel aan op het kerkhof, waar een oude zerk het jaartal 1711 vermeldt. Het kerkhof ademt een rijke historie, zoals heel Oranjewoud.
Oranjewoud
Het is prinses Albertine Agnes, dochter van Frederik Hendrik en Amalia van Solms, die na het overlijden van haar echtgenoot, de Friese stadhouder Willem Frederik van Nassau-Dietz, wil beschikken over een buitenplaats van allure. Voor haar zoon Hendrik Casimir II neemt zij vanaf het overlijden van Willem Frederik in 1664 tot 1677 het stadhouderschap waar. In 1676 verwierf zij zich een landgoed in 't Wold, dat de naam Oranjewoud krijgt. Het daarop staande huis werd ingrijpend verbouwd en uitgebreid. Voorname edelen betrokken al spoedig buitens in de omgeving van het stadhouderlijk slot. De Franse tijd, die in 1795 Willem V en zijn zoons deed vluchten naar Engeland, betekende uiteindelijk de ondergang van het stadhouderlijk bezit. In 1813 werd besloten tot de verkoop van Oranjewoud. Nieuwe eigenaren verwierven zich delen van het landgoed, waarop zij nieuwe buitenplaatsen lieten bouwen met namen, die herinnerden aan het roemrijke verleden, zoals de buitens "Oranjewoud" en "Oranjestein". Bewoners van Oranjewoud waren leden van de families Van Scheltinga en Van Limburg Stirum, leden van de families Cats en Bieruma Oosting bewoonden Oranjestein.
Familiegrafkelder Van Limburg Stirum
Het kleine kerkhof van Brongerga met de karakteristieke klokkenstoel, zoals we er velen aantreffen in Friesland, wordt gedomineerd door de familiegrafkelder van de Van Limburg Stirums. Wie door het ijzeren hek het kerkhof betreedt, staat meteen voor het van zijmuren voorziene toegangspad van de grafkelder. De toegang tot de grafkelder is van een opvallende architectuur. Het fronton, de driehoekige bekroning boven de toegangsdeuren en de gemetselde pilaren op hoge basementen zijn duidelijk bouwkundige uitingen van het neo-classicisme. Boven de deuren zien we de naam van VAN LIMBURG STIRUM. Aan de linkerzijde van de naam het wapen van de familie De Blocq van Scheltinga en aan de rechterzijde het wapen van de familie Van Limburg Stirum.
Charles L. A. J. graaf van Limburg Stirum (1877-1931) had in het begin van de 20e eeuw opdracht gegeven tot de bouw van deze kelder. Hij was in 1901 getrouwd met Maria de Blocq van Scheltinga en woonde vanaf 1910 op "Oranjewoud", het buiten, dat door haar was geërfd. Opgeleid aan de Militaire Academie, leek een militaire loopbaan voorbeschikt. Door zijn huwelijk en het grootgrondbezit van zijn vrouw verliet hij de militaire dienst en wijdde zich aan de landbouwkundige zaken, die het bezit met zich meebrachten. Daarnaast bekleedde hij een groot aantal nevenfuncties.
De graaf was een man met een groot plichtsbesef, die ook van het personeel een stipte plichtsbetrachting verwachtte. Er bestond standsverschil, maar het personeel werd goed behandeld. De sociale bewogenheid van de graaf en de gravin uitte zich op menig terrein. De graaf, wiens gezondheid gaandeweg zwakker werd en hem uiteindelijk in een rolstoel deed belanden, overleed 54 jaar oud in 1931 en werd bijgezet in de familiegrafkelder op Brongerga. De gravin overleed in 1942 op 63-jarige leeftijd.
Het buiten "Oranjewoud" kwam door vererving aan jhr. Martinus de Blocq van Scheltinga, de oudste zoon van haar neef jhr. Hans Willem de Blocq van Scheltinga. Opnieuw woonde er op "Oranjewoud" een Van Limburg Stirum, want jhr. Martinus de Blocq van Scheltinga was in 1926 getrouwd met Cecilia Johanna gravin van Limburg Stirum. Zij was een ver familielid van Charles graaf van Limburg Stirum. Toen zij overleed in 1953 werd zij niet bijgezet in eenn der grafkelders, maar wel op Brongerga in een apart graf.
De zware financiële lasten noopten jhr. Van Scheltinga uiteindelijk het landgoed, dat zoveel jaren bezit was van de Van Scheltinga's te verkopen. Nog enkele jaren (1953-1959) bewoonde hij met zijn tweede echtgenote het kleinere landhuis "Prinsenhof", dat de familie eveneens bezat in Oranjewoud. Daarna vestigde hij zich in Zwitserland, waar hij in 1961 overleed.
Familiegrafkelder Van Scheltinga
In de noord-oostelijke hoek van het kerkhof van Brongerga bevindt zich de familiegrafkelder van de Van Scheltinga's. De grafkelder op zich is minder opvallend. Op enige afstand zien we de beluchtings-pijpen op wat we een soort grafheuvel zouden kunnen noemen. Opvallend is wel de asymmetrische sluitsteen, waarop een naam ontbreekt. Het familiewapen evenwel geeft aan, dat dit de familiegrafkelder van de Van Scheltinga's is.
De eerste Van Scheltinga, die uitgebreide bezittingen verwierf in het gebied was Menno Coehoorn van Scheltinga (1701-1777), kleinzoon van de beroemde vestingbouwer Menno van Coehoorn. Al op jeugdige leeftijd werd hij grietman van Schoterland. Een grietman zou je het bestuurlijk en juridisch hoofd van een bepaald gebied, een grietenij kunnen noemen. Bij de grondwetsherziening van 1848 werd het ambt van grietman omgezet in dat van burgemeester. Het huwelijk van Menno Coehoorn van Scheltinga met zijn nicht Martha Kinnema van Scheltinga bleef kinderloos. Woonachtig in Heerenveen kocht hij een buiten in Oudeschoot, dat hij, liefhebber van de jacht, "Jagtlust" noemde. In de kerk van Oudeschoot bezat de familie een eigen "herenbank". Voor de bouw van de nieuwe kerk in 1752 tastte Menno Coehoorn van Scheltinga diep in de buidel. We kunnen het lezen op de gedenksteen boven de ingang van de kerk. Een tweede buitenplaats werd aangekocht. Dat was de "Pauwenburg" te Brongerga. In 1829 werd in het noordelijk deel van het bos van Pauwenburg een grafkelder aangelegd. Het was een heuvel, waarin zich een gemetselde kelder bevond. Het geheel was door een gracht omgeven en bereikbaar via een brug of een dam en was door een hek afgesloten van de omgeving. De eerste, die werd begraven in de grafkelder van Pauwenburg was Wikje Minnema de With, de eerste echtgenote van Hans Willem de Blocq van Scheltinga. Zij overleed een paar maanden na de geboorte van hun jongste dochter Sjoerdtje in 1829. Nog datzelfde jaar overleed ook Sjoerdtje. In 1834 hertrouwde Hans Willem de Blocq van Scheltinga met Petronella Adriana Bienema, de weduwe van Eco Ypeij, rechter te Heerenveen. De grafkelder van Pauwenburg verloor zijn functie toen omstreeks 1855 op het kerkhof van Brongerga bovengenoemde grafkelder werd gebouwd, waarvoor 24 graven waren gekocht. De stoffelijke resten uit de oude grafkelder werden toen overgebracht naar de nieuwe grafkelder op het kerkhof van Brongerga.
Familiegrafkelder Bienema
Een dergelijke grafkelder als die op Pauwenburg, in de vorm van een heuvel, bevindt zich nog steeds in dit gebied. Het is de grafkelder van de familie Bienema, middenin het bosgebied tussen hotel Tjaarda en de snelweg Leeuwarden-Zwolle. De grafheuvel is omgeven door een soort gracht, die weliswaar droog staat. Een bord vermeldt, dat het de grafkelder van de familie Bienema is, gebouwd eind achttiende eeuw. Het gebied eromheen behoorde bij het buiten Veenwijk, dat de Bienema's, van oorsprong een apothekersgeslacht uit Heerenveen, bezaten.
Familiegrafkelder Wouters
Halverwege de negentiende eeuw werd Veenwijk verkocht aan Jan Berend Wouters. Door zijn dochter Julia werd testamentair bepaald, dat het hele familiekapitaal moest worden aangewend voor het oprichten van een stichting voor "ongehuwde behoeftige dames uit den fatsoenlijke en beschaafden stand". Deze stichting werd de Julia Jan Wouterstichting. Op de fundamenten van het oude Veenwijk verrees het nieuwe gebouw, waarin in 1901 de eerste vier dames werden gehuisvest. Het familiegraf van de familie Wouters bevindt zich op het kerkhof van Oudeschoot. Opmerkelijk is op de dekplaat de vermelding "famielie" in plaats van "familie".
Familiegrafkelder Van Heloma
Op het kerkhof van Oudeschoot bevindt zich eveneens de grafkelder van de familie Van Heloma, voorzien van een bijna identieke dekplaat. Hierop treffen we echter geen naam aan, maar de wapens van de familie. Het is een vrij grote gemetselde grafkelder van ongeveer vier bij vijf meter en bevat een 13-tal kisten met de stoffelijke resten van leden van de familie Van Heloma. De laatste Van Heloma in mannelijke lijn, Ir. Jan Scato van Heloma, overleed in 1967 en werd bijgezet in deze familiegrafkelder. De Van Heloma's behoorden tot een bekende familie in het gebied van Heerenveen en bezaten er een aantal voorname buitens.
Graven familie Bieruma Oosting
Aan de zuidzijde van de kerk treffen we ook de graven aan van leden van de familie Bieruma Oosting: Anna Odilia Catharina, overleden in 1909, Gerrit Ferdinand, overleden in 1955 en Agatha Victoria, overleden in 1968. Zij bewoonden "Oranjestein", dat de familie in 1820 had aangekocht. Oorspronkelijk stamde de familie Oosting uit Drenthe. De eerste van de familie, die we aantreffen in Friesland is Johannes Bieruma Oosting. Hij had zich op aanraden van Sjuwke Cats, die zijn echtgenote zou worden, gevestigd in Leeuwarden. Geboren in 1786 te Assen, was hij vernoemd naar een ver familielid, dominee Johannes Bieruma.
Laatstgenoemde was blijkbaar bemiddeld en door Johannes naar hem te vernoemen hoopte men kans te maken op de erfenis van deze dominee. Deze overleed in 1807 en ligt begraven in de Nicolaïkerk te Appingedam. Johannes Bieruma Oosting, die overleed in 1829 en begraven werd te Huizum, heeft zelf niet mogen beleven, dat bij Koninklijk besluit van 1830 toestemming werd verleend de familienaam Bieruma vóór die van Oosting te plaatsen. Binnen het fraaie hekwerk om de graven van Anna, Gerrit en Agatha Bieruma Oosting treffen we ook het graf aan van een lid van de familie De Beaufort, die door erfenis in bezit was gekomen van het landgoed. Het is jonkheer mr. ds. Arent Mijndert Albert de Beaufort, die in 1999 overleed. De zerk draagt geen familiewapen, maar het Christus-monogram. Op traditionele wijze, op een boerenwagen, werd jhr. De Beaufort naar zijn laatste rustplaats gebracht bij de Skoatter tsjerke. Leden van de familie Tjaarda van het bekende hotel Tjaarda vonden hier ook hun laatste rustplaats.
Opvallende graven
Een opvallend graf op Brongerga is dat van ds. Anne Wietzes Nijenhuis en zijn echtgenote. Ds. Nijenhuis was gereformeerd predikant te Mildam. Omgeven door een hekwerk dekt een zerk de totale oppervlakte binnen dat hekwerk. Op de opengeslagen Bijbel, zoals we die vaker aantreffen op graven van predikanten, staat een tekst uit eenn van de brieven van Petrus: 1 Petrus 1: 24b-25a. De zerk is rijk voorzien van "getuigende" tekst. Nijenhuis was eigenaar van het kleine buiten "Klemburg", dat in de achttiende eeuw de doopsgezinde predikant Albertus van Delden had laten bouwen.
Een bijzondere grafsteen is wel de steen, waarop we de letters SDB TM BT ANNO 1777 aantreffen. Naar alle waarschijnlijkheid is de stèle ooit gebruikt geweest in de bouw, gezien de inkeping aan de bovenzijde, waarin een ander bouwelement kon rusten.
Wat de letters aanduiden, zal wel nooit bekend worden. Mogelijk duiden ze op een familie of op een huis. Dit grafmonument kan staan voor de velen, die hier ook hun rustplaats vonden en onbekend bleven, ook al maakten zij deel uit van de geschiedenis, die zozeer Oranjewoud tot in onze dagen tekent.
Literatuur & bron
- Geschiedenis van Oranjewoud, R.L.P.Mulder-Radetzky en B.H.de Vries; (1989)
- Twee eeuwen Friese adel, Y.Kuiper en J.Frieswijk; 2000
- Beeldbepalende panden (objecten) - Funerair erfgoed gemeente Heerenveen