Sinds het begin van deze eeuw geniet het oudste gedeelte van gemeentelijke begraafplaats Essenhof in Dordrecht bescherming als rijksmonument. Wie echter via de huidige hoofdingang aan de Nassauweg de begraafplaats betreedt, ziet niet direct hoe dat nu mogelijk is. Hier bij de ingang vindt men naast een nieuw uitvaartcentrum het in 1988 gebouwde aulacomplex, annex crematorium. Het moderne gebouw kenmerkt zich door haar ronde vorm, het witte uiterlijk en het interieur.
Het gebouw is zeer functioneel ingericht, waardoor hier, zonder dat de verschillende partijen het merken, meerdere uitvaarten tegelijk kunnen plaatsvinden. In 1997 werd hier ook een uitvaartcentrum annex kantoor gebouwd. Deze hedendaagse uitingen van de uitvaartwereld zijn echter niet de reden dat de begraafplaats aangewezen is als rijksmonument. Daarvoor moet men de oude ingang gaan opzoeken, gelegen aan de rotonde bij de Dubbeldamseweg. Hier vindt men allereerst de poort van de Algemene Begraafplaats. Daarachter staat een dienstwoning die hier al stond voordat er sprake was van een begraafplaats op deze plek. De woning en de poort en waren reeds monument, nu is de rest van de historische begraafplaats en de aula uit de jaren dertig ook aangewezen.
Geschiedenis
Dordrecht wordt ook wel aangehaald als de oudste stad van Holland. Stadsrechten kreeg Dordrecht al in 1220. In de loop van de dertiende eeuw werd Dordrecht een stapelplaats voor talrijke goederen. Dat is in de oude binnenstad nog goed te zien. Laatgotische huizen van het ‘Dordtse type rijen zich hier aaneen langs de havens. Indrukwekkend is Dordrecht met name langs de rivierkant. Drie waterwegen vloeien hier samen, de Merwede, de Noord en de Oude Maas. Eeuwenlang werden de doden van deze stad begraven in en rond de kerken waaronder de Grote of Onze Lieve Vrouwekerk. Deze laat-middeleeuwse kerk is een toonbeeld van de Brabants-gotische stijl. Na een stadsbrand in 1457 werd deze herbouwd. Dicht op de kerk staande huizen werden daarbij gesloopt en het kerkhof werd met een muur van de openbare weg gescheiden. In 1704 werd het kerkhof hier gesloten. Een grasveld resteert. In de kerk is evenwel nog veel te zien dat wijst op lijkbezorging in de kerk. Fraaie zerken bekleden de vloer, waaronder zelfs een koperen exemplaar. In 1829 was het afgelopen met begraven in deze kerk. Niet alleen in de Grote kerk werd begraven, ook in de Augustijnerkerk, de Nieuwekerk en het Nieuwekerkhof werden tot 1829 de doden begraven. Het Nieuwekerkhof werd in 1933 geruimd. In de Augustijnerkerk kan men evenwel nog enkele honderden zerken in de vloer vinden. Een groot gedeelte is echter te vinden onder een houten vloer. De oudste zerken in deze kerk dateren uit het begin van de zestiende eeuw.
Toen het in de jaren twintig van de negentiende eeuw verboden werd om de doden nog langer te begraven in kerken of op kerkhoven in de stad moest ook het stadsbestuur van Dordrecht op zoek naar een alternatieve plek. Het liefst een eindje buiten de stad, maar wel goed bereikbaar voor de lijkkoetsen. Net als in veel andere steden duurde het even voor men een geschikte plek had gevonden. Op 14 maart 1828 werd een stuk grond aangekocht aan de Dubbeldamseweg, omschreven als: "een huis, tuin, boomgaard, weiland, (...) ter grootte van ruim vier en een halven bunder en bekend onder den naam van het Blauwhuis". Er moest heel wat gebeuren om de grond geschikt te maken als begraafplaats. J. Smits Jzn. ontwierp het plan voor de begraafplaats en aannemer A. van Dijk uit Terheyde voerde voor ƒ 26.400,- de aanleg uit. De poort en de brug bij de kruising van de latere Mariastraat en de Dubbeldamseweg werden gebouwd door Hermanus Boet sr voor ƒ 5398,-. Bij het bestaande landgoed behoorde een dienstwoning die al in 1802 aan de Dubbeldamseweg was opgetrokken. Deze woning werd geschikt gemaakt voor de beheerder van de begraafplaats.
De poort wordt gevormd door een groot dubbel ijzeren hek tussen twee hardstenen hekpijlers. De brug die toegang gaf tot de begraafplaats zelf lag achter de dienstwoning. Het is een opgemetselde boogbrug van het type heulbrug met bakstenen borstweringen met decoratief metselwerk, hardstenen dekplaten en smeedijzeren muurankers.
Tussen de afkondiging van het verbod op begraven in de kerk en het daadwerkelijke eerste graf in 1829 zit ruim vier jaar. In die tijd stierven natuurlijk wel mensen in Dordrecht. Met name tussen 1825 en 1827 was het verbod erg onduidelijk en gaf dan ook geen directe aanleiding om stappen te ondernemen. Waarschijnlijk was er soort overgangsregeling. De laatste dode die in een Dordtse kerk werd begraven was de 85-jarige Johanna Lugten, echtgenote van Casparus Scheepbouwer. Zij werd op 27 juni 1829 "ter aarde besteld" in de Grote Kerk. Vier dagen later, op 1 juli, werd de Algemene Begraafplaats in gebruik genomen. De eerste persoon die er begraven werd, was de bleker Lambert van Ooijen.
Over de oorspronkelijke aanleg van de begraafplaats zelf valt niet veel te zeggen. Het was er rechttoe rechtaan, zonder enige voorziening. Toch was met name bij de ingang wel sprake van enige sfeer. Dit kwam door een grote waterpartij met begroeide eilanden en een gevarieerde boombeplanting. De gehele begraafplaats werd verder omgeven door een gracht, maar was verder vrij in de landerijen gelegen. Rond 1860 werd de spoorlijn van Rotterdam naar Antwerpen dicht langs de begraafplaats aangelegd. De begraafplaats zelf veranderde niet. De omgeving echter veranderde snel. Omstreeks 1900 was de bebouwing van de stad al behoorlijk opgerukt. De Bloemenbuurt bij de Dubbeldamseweg was bijna klaar en Dubbeldam bouwde het begin van de Indische Buurt. Op die uitbreidingsplannen kwam behoorlijk wat kritiek. Vooral omdat de begraafplaats nu midden tussen de nieuwbouwwijken kwam te liggen. In 1909 wees dr. Ruysch, hoofdinspecteur van de Staatstoezicht op de Volksgezondheid voor Zuid-Holland en Zeeland op de "hygiënische bezwaren welke ryzen tegen het begraven van lyken in de onmiddellyke nabyheid van woningen". Zijn protest mocht niet baten want de begraafplaatsen bestaan nog steeds.
Aula
Pas meer dan honderd jaar na de aanleg kwam er ook enige verandering in de begraafplaats zelf. In april 1932 verzocht een burger of er een kapel gebouwd kon worden, omdat "door het slegte weer, met storm en regen de gebeden en toespraken verloren gaan zoodat het doel van de toespraken te niet gedaan worden". De klacht kwam niet uit het niets want in de jaren dertig was het slecht gesteld op de begraafplaats. Er was een toestel om een kist langzaam in een graf te laten zakken. Het ding werkte niet naar behoren en nadat een hoofdbedienaar had geklaagd dat een kist pas na een paar rukken in het graf plofte, verordonneerde B&W dat voortaan maar weer met touwen gewerkt moesten worden.
Ook werd gehoor gegeven aan het gebrek aan een ruimte om op waardige wijze afscheid te kunnen nemen van de doden. In 1938 werd begonnen aan de bouw van een aula, gelegen aan de rand van de toenmalige begraafplaats op een uitbreiding die toen ook tot stand werd gebracht. Het ontwerp voor de aula was afkomstig van de architect A.J. Argelo. Deze Argelo was een leerling van de architect S. van Ravesteijn en diens neo-barokke bouwstijl is dan ook te herkennen in de aula. De lokatie van de aula was zodanig gekozen dat het in de zichtlijn van de hoofdas van het oude deel lag. Het gebouw is opgetrokken in beton en afgewerkt met baksteen. De min of meer kruisvormige plattegrond van het gebouw wordt verhuld door de gebogen muren. Opvallend aan de aula is de trommel op het centrale deel, die op het gebouw lijkt te zweven. Dit komt doordat het dak ervan geplaatst is op een aaneengesloten rij rechtgesloten ramen met een smal stalen profiel. De vleugels bevatten onder de dakrand een fries van ronde vensters met diep in de omlijsting liggende ramen. Aan de achterzijde ligt tussen de vleugels een lage uitbouw met in het midden een dubbele stalen deur. Inwendig bezit de aula nog veel van de originele elementen. Dat is te danken aan het bewust behoud van de aula, ondanks dat het gebouw jarenlang leeg stond. Door de bouw van een nieuw gemeentelijk aula- en crematoriumcomplex bij de ingang aan de Nassauweg, verloor de aula zijn functie. Niet meteen, want nadat de nieuwe aula in 1987 in gebruik was genomen, maakten veel mensen liever gebruik van de oude aula. Dat waren vooral groepen die niets moesten hebben van crematie. In 1989 werd de aula toch gesloten. De laatste groepen die gebruik maakten van de aula hadden kou en tocht moeten doorstaan zodat uiteindelijk het comfort van de nieuwe aula het won. De oude aula werd echter niet prijs gegeven aan de elementen. Het gebouw werd zo goed mogelijk wind- en waterdicht gehouden in afwachting van betere tijden.
Die betere tijden kwamen in 2008 toen begonnen werd met de restauratie en herinrichting van de aula. Yvonne van der Pluijm van Spring Architecten uit Rotterdam was verantwoordelijk voor deze klus in opdracht van de directeur van de begraafplaats. De aula moest weer geschikt worden gemaakt voor uitvaartplechtigheden en zou tevens moeten dienen als condoleance annex koffieruimte daarna. De nabestaanden moesten dan echter wel in een compleet andere sfeer weer binnenkomen, zo was bedacht. Ook aan het exterieur van de aula werd het nodige gedaan. Zo zijn de ramen van de koffiekamer weer teruggebracht die bij een verbouwing in 1957 verwijderd waren. Ook kon de profilering van de ramen in de trommel gehandhaafd blijven, iets wat jaren geleden niet het geval leek. De restauratie is compleet gelukt met daarbij ook nog eens de gebruiksmogelijkheden van een modern gebouw. Op 18 februari 2010 vond de opening plaats en konden genodigden de transformatie bewonderen.
Nalatenschap Tweede Wereldoorlog
In de meidagen van 1940 werd op het Eiland van Dordrecht verbeten gevochten door het Nederlandse leger. Met zijn belangrijke bruggen vormde het eiland een van de aanvalsdoelen van Duitse parachutisten. De strijd om de bruggen kostte tientallen soldaten aan beide kanten het leven. De doden werden in eerste instantie vaak haastig ter plekke begraven, voor zover dat mogelijk was. Na de capitulatie kon men beginnen met het bergen van de gesneuvelden. Velen vonden hun laatste rustplaats op de gemeentelijke begraafplaats van Dubbeldam en ook op Essenhof werd een groot grafveld ingericht. In eerste instantie ging de meeste aandacht uit naar de Duitse gesneuvelden, waarvan er ook tientallen op Essenhof begraven werden.
Ook tijdens de duur van de bezetting vielen er doden aan beide kanten. Verzetslieden, leden van de Binnenlandse Strijdkrachten of zij die naar Duitsland waren gestuurd om daar dwangarbeid te verrichten. Van de Duitse graven is geen spoor meer te vinden. Na de oorlog zijn alle graven overgebracht naar Ysselsteyn in Limburg. Van de Nederlandse gesneuvelden is een aantal overgebracht naar de eigen woonplaats of naar het ereveld in Loenen. Vandaag de dag rusten er nog ruim 90 doden op het Erehof Dordrecht. Een aantal doden is nooit geïdentificeerd. Bij het veld is een beeld van een geëxecuteerde man geplaatst, vervaardigd door beeldhouwer Cor van Kralingen. Op het ereveld zijn ook een aantal graven te vinden van omgekomen geallieerde vliegers.
Rijksmonument
In de tweede helft van de twintigste eeuw werden op het oude gedeelte van de begraafplaats diverse ingrepen gedaan om hier te kunnen blijven begraven. Hoewel ophogingen in de jaren ‘50, ‘80 en ‘90 het karakter danig hebben veranderd, is de begraafplaats in 2003 wel aangewezen als rijksmonument. De oude brug met hek, de toegangspoort, de dienstwoning en de aula werden van bijzondere waarde geacht. Ook het oudste deel met zijn rechtlijnige aanleg en historische grafmonumenten werd op de lijst van beschermde monumenten geplaatst. Na de aanwijzing tot rijksmonument heeft de gemeente Dordrecht met zorg gekeken naar de wijze waarop zij het oudste deel van de begraafplaats als zodanig kon handhaven. De zorg is ondermeer uitgegaan naar het herstel van bijzondere grafmonumenten, maar nu dus ook naar de aula. Die staat tegenwoordig weer midden op de begraafplaats te pronken als een klein juweel.
Grafmonumenten
Het historische deel van de begraafplaats bevat de oudste grafmonumenten, waartussen enkele forse grafkelders. Deze kelders werden voornamelijk aangelegd door rijke families zoals De Kat, De Jonckheere en Van der Dussen. Op de kelder van de familie De Roo van Capelle is een fors monument geplaatst dat nog eens boven de andere kelders uittorent. Het mausoleum-achtige monument is voorzien van familiewapens en allerlei doodssymbolen. De vormen van het monument zijn rechtstreeks aan de Griekse stijl ontleend. De kelders worden afgesloten door gietijzeren deksels. Andere opvallende grafmonumenten zijn onder andere geplaatst op de graven van professor P.J. Veth en de familie Vriesendorp. Het monument voor Veth wordt gevormd door een beeld van een Javaanse vrouw die een allegorische Insulinde voorstelt. Het beeld is rijk aan symbolen en is geplaatst op een basement met tekstplaten. Het geheel wordt omgeven door een fraai siersmeedijzeren hek waarin ook weer doodssymbolen zijn verwerkt. De familie Vriesendorp heeft ook een aantal graven in de Grote Kerk, maar hier op Essenhof liet men een Italiaanse beeldhouwer een marmeren beeld maken dat zeker een van de fraaiste op de begraafplaats is. Angelo el Santo hakte een beeld dat een levensgrote treurende vrouw voorstelt. Ze zit op een groot blok waarop de namen van de overledenen gebeiteld zijn. Het gehele monument is overkapt met plexiglas om het te beschermen tegen de weersinvloeden.
Op het oude gedeelte wordt nog steeds begraven en dat leidde tot de plaatsing van nieuwe grafmonumenten. Wonderwel passen veel van deze nieuwe monumenten goed bij het karakter van deze begraafplaats, op een aantal glad gepolijste granieten zerken na. Veel nieuwe grafmonumenten kunnen zich qua kwaliteit meten met de historische grafmonumenten en zo ontstaat een goed overzicht van de grafcultuur uit de negentiende, twintigste en nu ook de eenentwintigste eeuw. Zelfs een als kitsch bestempeld monument met twee paarden geeft een goede kijk op de moderne opvattingen over de dood en de nagedachtenis aan de doden.
Vanaf december 2009 geldt echter een moratorium op de uitgifte van nieuwe graven op het oude gedeelte. Redenen daarvoor zijn het grondwaterpeil en het feit dat in overleg met monumentenzorg voorschriften en criteria opgesteld worden voor plaatsing van nieuwe grafmonumenten. In het verleden waren de veranderingen nog redelijk te kanaliseren maar uiteindelijk vormden ze wel een bedreiging voor het historische karakter. Met de voorgestelde aanpak wordt het monumentale karakter van het oude gedeelte versterkt.
Andere begraafplaatsen in Dordrecht
Essenhof is niet de enige begraafplaats die in de negentiende eeuw in de gemeente Dordrecht werd aangelegd. In 1869 werd de Joodse begraafplaats van de Hoogt verplaatst naar de Achterweg. Op de algemene begraafplaats was een gedeelte voor de joden ingeruimd, maar na een verzoekschrift aan de koning mochten ze in eerste instantie hun begraafplaats aan de Hoogt blijven gebruiken. Door uitbreidingen van de stad kwam de begraafplaats echter tussen de bebouwing te liggen waardoor men op zoek moest naar een nieuwe plek. Op een gerend stuk grond, tussen de algemene begraafplaats en de inmiddels aangelegde spoorlijn, legden de joden hun nieuwe begraafplaats aan. Bij de ingang verscheen een metaarhuisje en een beukenhaag achter een sloot schermde de begraafplaats van de omgeving af. De begraafplaats is nog steeds in gebruik en in 2001 werd het metaarhuisje door de gemeente Dordrecht gerestaureerd. Ook de Joodse begraafplaats is in 2003 aangewezen als rijksmonument.
Roomskatholieke Dordtenaren kregen pas in 1880 een eigen begraafplaats buiten de stad, aan de Reeweg. Voordien maakten de katholieken gebruik van de algemene begraafplaats, waar nu alleen nog een klein vak voor oud-katholieken resteert. De katholieke begraafplaats van zo'n 2,5 ha groot, kreeg een kapel en werd in 1881 ingewijd. Een moderne kapel verving in 1991 de oude Leonarduskapel. Een van de opvallendste monumenten op deze begraafplaats is het hoog boven de andere uittorenende monument van de familie Kolkman.
Vanaf 1972 telt Dordrecht ook nog een tweede gemeentelijke begraafplaats. Dat is de begraafplaats van de voormalige gemeente Dubbeldam die toen opging in Dordrecht. Deze begraafplaats werd in 1828 geopend en wordt nog steeds gebruikt. Het beheer van deze begraafplaats aan de Zuidendijk is in handen van Essenhof.
Literatuur
- Informatiepakket Algemene Begraafplaats Essenhof, Gemeente Dordrecht, 1999
- Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur, deel West; Oldenburger-Ebbers, Carla; 1998; blz. 318-319
- Begraven & begraafplaatsen. Monumenten van ons bestaan; Kok, Henk L.; 1994, blz. 89
- Met het oog op onderweg; Roy van Zuydewijn, Noortje de; 1974; blz. 96-97
- Dodenakkers. Kerkhoven, begraafplaatsen, grafkelders en grafmonumenten in Nederland; Raak, Cees van; 1995; blz. 212-213
- Drechtsteden, in de reeks Funeraire cultuur; Hulsman, Rita; 2002
- Van Kerkhof tot Begraafplaats; ‘t Jong, Henk; brochure van de Gemeentelijke Archiefdienst Dordrecht, 1982
Internet
- Essenhof. Gemeentelijke begraafplaatsen en crematorium Dordrecht