Pagina 1 van 2
Vestiging van de congregatie in Zeist
Mgr. A.I. Schaepman (1815-1882) [1] stichtte op 13 augustus 1873 de Congregatie van de Fraters van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart. De congregatie is beter bekend als de Fraters van Utrecht. De taak van de congregatie ligt op het gebied van de opvoeding en het onderwijs van de jeugd. Door de groeiende belangstelling voor de congregatie was het moederhuis St.-Gregorius aan de Herenstraat in Utrecht rond 1925 veel te klein geworden om de fraters en de kwekelingen goede huisvesting te kunnen bieden. Het aantal bewoners bedroeg destijds ongeveer 230. Ten behoeve van nieuwbouw kocht de Sint Gregorius Stichting in 1926 een circa dertien hectare groot terrein in Zeist, gelegen aan de Kroostweg en verder begrensd door de Noordweg en de Schorteldoeksesteeg. Deze gronden behoorden oorspronkelijk tot de boerderij 'De Blauwe Schorteldoek' [2]. Het terrein was aangekocht met het doel er een kweekschool met internaat voor de opleiding van fraters te vestigen en later eventueel het moederhuis van de congregatie. In april 1931 had de aanbesteding plaats en een maand later werd met de bouw van het schoolgebouw begonnen. Eind november werd de eerste steen voor de bij de kweekschool behorende kapel gelegd. Op 27 juli 1932 werd de kapel geconsacreerd en op 14 augustus van hetzelfde jaar werd de aan St.-Jozef toegewijde kweekschool geopend. De kweekschool in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid was voor Zeister welstandsnormen revolutionair. "Het ontwerp zich slecht verdraagt met Zeisters landelijke bebouwing ter plaatse", aldus de welstandscommissie in haar advies van 5 januari 1931. Het gebouw was een ontwerp van de Utrechtse architect Willem A. Maas. Voor het aanbrengen van religieuze muurschilderingen in de kapel werd de uit Limburg afkomstige schilder Charles Eyck aangetrokken. Beiden maakten in die jaren deel uit van 'De Gemeenschap', een beweging van vooruitstrevende jonge katholieke kunstenaars.
In 1969 werd het gebouwencomplex aan de Kroostweg verkocht aan de Bedrijfsvereniging voor de Gezondheid, Geestelijke en Maatschappelijke Belangen (B.V.G.), waarna de fraters in 1972 het gebouw verlieten. In de loop der jaren werd het gebouw deel voor deel afgebroken en/of verbouwd en de kapel werd in 1974 afgebroken. Tegenwoordig is in het gebouw het Pensioenfonds voor de Gezondheid, Geestelijke en Maatschappelijke Belangen (P.G.G.M.) gevestigd. De fraters betrokken een nieuw klooster op hetzelfde terrein aan de Schorteldoeksesteeg. De loop van de grens tussen Zeist en De Bilt is hier nogal grillig, waardoor het huidige Fraterhuis St.-Jozef in de gemeente De Bilt ligt.
Aanleg en herinrichting
Op 5 december 1931 vroeg de Sint Gregorius Stichting [3] aan het gemeentebestuur van Zeist vergunning voor het aanleggen van een begraafplaats, die uitsluitend bestemd zou zijn voor de kloostergemeenschap. Omdat het terrein dat als begraafplaats was bestemd, gedeeltelijk op grondgebied van de gemeente De Bilt lag, moest ook aan die gemeente een vergunning worden gevraagd. De 300 m² die onder De Bilt vallen vormen de noordwestelijke hoek van het perceel. De rest van het perceel ter grootte van 1300 m² is Zeister grondgebied. De werkzaamheden zoals het ophogen van het terrein en het maken van een indeling, waren al uitgevoerd. De gevraagde vergunning werd door de gemeente Zeist op 13 januari 1932 verleend. De gemeente De Bilt maakte in eerste instantie bezwaar, maar gaf op 18 april van hetzelfde jaar toch de vereiste vergunning af.
Op de bij de vergunning van de gemeente Zeist behorende ontwerptekening is te zien dat de begraafplaats onderdeel uitmaakt van de tuinaanleg bij het nieuwe complex. De tuin is ontworpen door de tuinarchitect K. Perk Vlaanderen [4]. Op de tekening van oktober 1931 staan, behalve de begraafplaats die aan de noordkant van het terrein is gepland, een sport- en voetbalterrein, een speelveld, een moestuin, een boomgaard, een weide, een schooltuin, een bloementuin, enkele lanen en paden en verschillende boompartijen ingetekend. Op de begraafplaats was geen beplanting met bomen en struiken gedacht. Een luchtfoto uit 1933 toont dat de aanleg van het geheel (nog) niet helemaal volgens het ontwerp is uitgevoerd. Volgens het ontwerp zou de begraafplaats uit vier even grote vakken bestaan, die van elkaar gescheiden werden door twee elkaar in het midden kruisende paden. Op de begraafplaats werd in de zuid-noord as alleen een pad aangelegd, dat de begraafplaats in twee vakken verdeelde.
Tot circa 1974 leidde een tweeënhalve meter breed pad vanaf een boogvormig pad dat om de kapel heen liep, naar de begraafplaats. De afstand van de in 1974 afgebroken kapel tot aan de ingang van de begraafplaats bedroeg vijftig meter. De begraafplaats is nooit vergroot en beslaat een oppervlakte van 1600 m². De afmetingen bedragen veertig bij veertig meter. Er om heen liep een drie meter brede sloot en daarbinnen stond een heesterhaag. De wettelijke voorgeschreven hoogte voor een haag was tenminste twee meter. De begraafplaats wordt nu aan het oog onttrokken door een coniferenhaag. Voorheen stond er een beukenhaag. De sloot is waarschijnlijk in 1949 gedempt. Aan drie zijden staan prachtige beukenbomen. In het vak aan de oostzijde stond in 1933 vlak aan het middenpad, ter hoogte waar een zijpad was geprojecteerd, een grafkruis dat het eerste graf markeerde. Tussen 1932 en 1948 werden er 21 fraters en twee juvenisten begraven. De graven lagen aan weerszijden van het middenpad; de fraters aan de westzijde en de juvenisten aan de oostzijde.
In oktober 1949 heeft een herinrichting van de begraafplaats plaats gevonden, waarbij de 23 fraters en juvenisten die er begraven lagen in een nieuw graf kwamen te liggen. In overleg met de directeur van de r.-k. begraafplaats Sint Barbara aan de Prinsesselaan te Utrecht, de heer Schelbergen, was besloten de 22 fraters en twee postulanten die in Utrecht begraven lagen, naar Zeist over te brengen. Op 17 oktober 1949 werd met de werkzaamheden begonnen. Het overbrengen van de stoffelijke overschotten had op 25, 26 en 27 oktober 1949 plaats. Op de begraafplaats in Zeist was men intussen ook met de aan de herinrichting verbonden werkzaamheden begonnen. Het opgraven en herbegraven duurde ongeveer tien dagen en werd door het personeel van de Utrechtse begraafplaats uitgevoerd.
Het ontwerp van de indeling en het beplantingsplan zijn van de heer Schreuder van het Rijkstuinbouwconsulentschap te Utrecht. Het middenpad werd gehandhaafd, maar de twee vakken terzijde van het pad werden elk opgedeeld in vijf vakken van 12,80 m x 4,40 m; alleen de twee vakken aan het benedeneinde zijn 1,50 m breder. De vakken zijn van elkaar gescheiden door ruime paden. Ze zijn omgeven door een betonnen rand. Elk vak biedt ruimte aan 28 graven. De graven liggen in twee rijen van veertien graven opgesteld. De overledenen rusten met het hoofdeinde tegen elkaar aan. Bij de herinrichting in 1949 werd het rechter vak aan het boveneinde volledig benut en in het ernaast gelegen vak werden zeventien graven in gebruik genomen. Nu (juli 2002) zijn acht vakken vol gelegd, een is in gebruik en een ligt nog braak.
In elk vak dat in gebruik is, staan in de lengte richting twaalf kunstgranieten kruizen. Het hoofdeinde van elke overledene rust bij een kruis. Oorspronkelijk had elk graf zijn eigen kruis; dus 24 kruizen per vak. Op een bepaald moment heeft men er voor gekozen om de dubbele rij kruizen te vervangen door een enkelvoudige. Het economische motief was dat men voorlopig geen nieuwe kruizen behoefde aan te schaffen. Door deze maatregel is meteen een rustiger beeld ontstaan, wat de sfeer op de begraafplaats ten goede komt. In 1960 werd nog een aantal kruizen bijbesteld. De kruizen hebben een hoogte van 75 cm en een breedte van 50 cm. De kruisarmen en het bovenste stuk zijn 17½ cm lang. De dikte van de kruizen is 6 cm. Regelmatig worden ze met behulp van een hoge drukspuit gereinigd.
Aan het voeteneinde van elk graf ligt een granito grafsteen van 45 x 32 x 5 cm (b x h x d) met alleen biografische gegevens van de overledene: de kloosternaam, de familienaam, de geboortedatum en de datum van overlijden. Na de herinrichting in 1949 lagen de grafstenen nog niet in een rechte lijn zoals nu maar 'in een milde orde over de graven verspreid', zoals frater Bonaventura, J.P. Post (1919-1970), zei. De eerste grafstenen werden al in 1942 aangeschaft. Zij werden geleverd door de steenhouwerij van de r.-k. begraafplaats Buitenveldert in Amsterdam. Bij de steenhouwerij waren altijd twee blanco stenen voorradig. Sinds die steenhouwerij ophield te bestaan, worden de stenen geleverd door Steenhouwerij Joh. Jansen & zn. Joh. in Utrecht. De inscripties op de stenen tonen een klein verschil. De inscripties met smalle letters werden met de hand ingehakt en die met een wat bredere letter zijn machinaal vervaardigd. De stenen worden met een speciale slijpsteen schoongehouden. Door verwering verdwijnt de zwarte verf waarmee de letters op de stenen zijn geaccentueerd. Nog steeds worden zij door frater Gerulphus, C. de Boer (1921), bijgeschilderd. Hij gebruikt hiervoor fietsenlak. Een voorwaarde is wel dat de steen kurkdroog is. Voor de vakken met graven stonden ook enkele knielbankjes. Deze zijn intussen weer verwijderd.
De graven liggen op een uitzondering na in chronologische volgorde naar sterfjaar. Een uitzondering is bijvoorbeeld frater Eduardus, L. Kroes (1876-1949), die naast zijn broer frater Ferdinandus, C. Kroes (1874-1945), begraven ligt. Voor de herinrichting van 1949 lagen de twee broers ook al naast elkaar begraven. Een andere uitzondering is het graf van frater Andreas, H.J. Louwmans (1863-1884). Zijn stoffelijke overschot werd niet in 1949 vanuit Utrecht overgebracht, maar pas een jaar later. Zijn naam stond namelijk niet in het register van begraven religieuzen van de Sint Barbarabegraafplaats in Utrecht. De opzet van de looprichting was vanaf het kruis naar rechts tot aan het einde van de rij, dan vanaf het kruis naar links tot aan het einde van de rij, en vervolgens weer rechts beginnen. Deze systematiek is in 1964 losgelaten. Sindsdien wordt eerst een vak vol gelegd, eer een nieuw vak in gebruik wordt genomen. De chronologische indeling van de vakken in de rechter helft (oostzijde), gerekend vanaf het boveneinde en dan vanaf het middenpad, is: 1880-1917 (rij a), 1940-1946 (rij c), 1956-1964 (rij e), 1964-1970 (rij g), 1975-1977 (rij i), 1977-1980 (rij k), 1987-1989 (rij m), 1989-1993 (rij o) en 2000-heden (rij q). Voor de linker helft (westzijde) zijn deze gegevens: 1919-1937 (rij b), 1946-1954 (rij d), 1973-1970 (rij f), 1975-1973 (rij h), 1980-1984 (rij j), 1987-1984 (rij l), 1997-1994 (rij n) en 1998-2000 (rij p).
Nadat de fraters de St.-Jozefkweekschool in 1972 hadden verlaten, werd de toegang aan de zuidzijde afgesloten. Er werd een nieuwe ingang in het midden aan de westzijde gemaakt. Vanaf het nieuwe Fraterhuis St.-Jozef gaat nu een voetpad richting begraafplaats en vanaf de nieuw gemaakte ingang aan de Schorteldoeksesteeg loopt een toegangsweg naar de begraafplaats. De wijzigingen aan de voormalige kloostertuin zijn een ontwerp van Karin Daan uit Amsterdam, monumentontwerpster en beeldend kunstenaar die zich vooral bezig houdt met vormgeving van buitenruimte. Zij werkte in opdracht van de P.G.G.M. Met de begraafplaats heeft zij geen bemoeiing gehad.
In april 2002 werd een nieuw vak van 7,80 x 2,10 m. aangelegd. Dit vak ligt terzijde van de vijf vakken op de rechter helft. Het vak is gebruikt voor de herbegraving van de stoffelijke overschotten afkomstig van het voormalige kloosterkerkhof in Borculo en uit Hengelo (O). Vier grafmonumenten afkomstig van het kloosterkerkhof in Borculo zijn eveneens overgeplaatst en vervullen zo een symbolische functie. De opgestelde monumenten herinneren aan (v.l.n.r.) frater Gabriël, J.W. Bitter (1878-1946), frater Arsenius, P.Th. Ensink (1872-1947), frater Vincentius, J. Brosschot (1841-1927), en frater Willibrordus, B.J. Hollak (1841-1915). Op elk van deze staat als versiering het Christusmonogram XP. Tussen deze grafmonumenten staat op een sokkel een oud stenen beeld van een knielende engel die in zijn handen een banderol vasthoudt met daarop de woorden: 'In paradisum sunt' ('Zij zijn in de hemel'). Het zandkleurige beeld is 75 cm hoog. Oorspronkelijk zaten er vleugels aan. Bij het betreden van de begraafplaats wordt de blik getrokken door het lieflijke beeld.
In verband met de huidige nieuwbouwplannen van de fraters zullen ook nu weer veranderingen aan de kloosterbegraafplaats worden aangebracht. In dit plan zal achter het in 2002 aangelegde, gezamenlijke graf van de fraters en andere overledenen uit Borculo een muur worden gebouwd. Ook komen er zuilen met de namen van alle fraters die in Kenya en Indonesia begraven zijn. Een smeedijzeren hek afkomstig van het kloosterkerkhof te Borculo zal het huidige houten hek gaan vervangen. Op 23 oktober 2002 moeten de werkzaamheden aan de begraafplaats zijn afgerond in verband met een contactdag van de Nederlandse fraters. Bij die gelegenheid zal de begraafplaats opnieuw worden gewijd.
Overbrenging en herbegraving
Op 31 juli 2002 hebben de fraters hun medebroeder frater Honoratus, P.W.A. Hummels (1916-2002), vanuit Borculo op hun eigen begraafplaats in Zeist/De Bilt begraven. Met hem komt het aantal fraters dat hier ter aarde is besteld op 274 [5]. Totaal liggen er 305 personen begraven. Het aantal graven bedraagt 242, inclusief de tombe die voor het grote crucifix op het middenpad staat en de vijf graven voor de fraters uit Borculo. 227 Fraters hebben op deze begraafplaats in een eigen graf hun laatste rustplaats gevonden. In tien graven rusten personen die een heel bijzondere binding met de congregatie hadden. Het oudste graf is van frater Gregorius, G. de Leeuw (1845-1880), die in 1880 is overleden. Dus ver van voor de aanleg van deze begraafplaats. Zijn stoffelijk overschot werd samen met dat van 21 anderen in 1949 overgebracht. Tussen 1938 en 1946 hadden al vier herbegravingen plaats gevonden. Dat het bestuur besloten heeft om de overledenen uit Utrecht over te brengen, zal te maken hebben met het feit dat er in Zeist/De Bilt een eigen kloosterbegraafplaats was en dat het goed is om de overleden medebroeders allen of minstens zoveel mogelijk bij elkaar te hebben rusten.
Dit beleid wordt nog steeds gevolgd. In verband met de opheffing van het kloosterkerkhof bij de Leostichting in Borculo, zijn op 8 april 2002 de stoffelijke overschotten van 46 fraters, zes medewerkers en vijftien leerlingen vanuit Borculo ook naar hier overgebracht. Zij zijn herbegraven in vijf graven in een apart vak, dat reeds genoemd werd. Een speciale kerkhofcommissie was belast met het voorbereiden van het opheffen van dit kloosterkerkhof in Borculo en het overbrengen van de graven naar de begraafplaats in Zeist/De Bilt. De stoffelijke resten van frater Radboud, G.J. van Letht (1918-1969), werden in dezelfde maand vanuit Hengelo naar Zeist overgebracht.
In het jaarboek van de congregatie staan de namen van alle overleden fraters, waar onder andere bij vermeld staat waar zij begraven of herbegraven zijn. Een zeer piëteitvolle daad ten opzichte van de overleden medebroeders.
Beheer van de begraafplaats
Jarenlang zorgde frater Gerulphus, C. de Boer (1921), voor de begraafplaats. Hij kwam in 1955 naar Zeist. Na zijn professie in 1946 verbleef hij ook al van 1947 tot 1949 in Zeist. Hij was als frater-tuinman onder andere belast met de zorg voor het park en de tuinen die bij de kweekschool behoorden. In 1932 was de kweekschool zo opgezet dat ze grotendeels self-supporting zou zijn. De werkzaamheden op de begraafplaats hielden onder andere in het delven van de graven en het ter aarde bestellen van de doodskisten met de stoffelijke overschotten van de overledenen. Nog steeds laat men de kist met touwen in het graf zakken. De huidige bekisting die bij het graven van een graf nodig is, werd door deze frater in 1970 gemaakt. Die was ter vervanging van een oudere bekisting die door Ben van Denderen, 'ome Ben' voor de fraters, hij was grafdelver op het r.-k.- kerkhof in Zeist maar werkte ook bij de fraters, jaren daarvoor gemaakt was. Een andere knecht die ook op de begraafplaats mee hielp, was Joop Jansen. Sinds frater Gerulphuis zijn werkzaamheden in oktober 2001 heeft beëindigd, worden ze uitbesteed aan een begrafenisondernemer uit De Bilt. Daarmee kwam een einde aan het graven van het graf door een medebroeder, tot spijt van frater Gerulphus.
De beplanting op de graven bestaat onder andere uit vrouwenmantel (alchemilla), schoenlappersplant (bergenia), kruidspirea (astilbe), hartlelie (hosta), kardinaalshoed (euonymus) en venijnboom (taxus). Eenvoudige planten die harmoniëren met de eenvoudige kruizen en stenen op de graven.
Frater Silvanus, J.H. Smink (1927), plantte jarenlang afrikaantjes op de graven. Die plantjes gaven wat fleur aan de begraafplaats. Bij het aanplanten en inzetten moesten er wel bloemen in zitten, want zonder bloemen werden zij kaal gevreten door de konijnen.
Begrafenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog
De Duitse bezetter vorderde op 25 september 1940 een gedeelte van de St.-Jozefkweekschool. Op 10 april 1942 werd het gehele gebouw gevorderd en moesten de fraters buiten Zeist huisvesting zoeken. Ondanks de bezetting van de gebouwen en de terreinen door de Duitsers werd een viertal fraters toch op de begraafplaats ter aarde besteld: frater Valerius, Ph.A. Baken (1914-1943), frater Aloysius, Tj. Kiewiet (1883-1943), frater Johannes Bergmans, G.H. Burgers (1871-1944), en frater Stanislaus, Ch.J. Glaudemans (1875-1944), algemeen overste van 1914 tot 1930 en van 1936 tot 1942. In de memorie van de laatste staat dat men hem in alle stilte en soberheid begraven heeft. Gelet op de oorlogsomstandigheden zal dit waarschijnlijk ook gelden voor de andere drie fraters.
Inwijding en enkele opmerkelijke graven
De juvenist Antoon B.G.M. Janssen (1915-1932) werd als eerste op de nieuwe begraafplaats begraven. Hoewel hij geen lid was van de congregatie, was men wel bereid hem op de nieuwe kloosterbegraafplaats te begraven. Twee van zijn broers waren frater en een derde broer zat op de opleiding voor frater-onderwijzer. Ondanks het feit dat de gemeente De Bilt nog geen vergunning had verleend en de begraafplaats nog niet voltooid was, verleende de bisschop van Utrecht op 21 maart 1932 toch verlof om de inzegening te verrichten. Het lichaam van Antoon Janssen werd op 23 maart van het St.-Gregoriushuis in Utrecht naar Zeist overgebracht voor de begrafenis. Voordat zijn begrafenis plaats vond, werd de begraafplaats eerst door de rector van de St.-Jozefkweekschool, W. van den Hengel, gewijd. Rector Van den Hengel noemde Antoon Janssen in zijn preek na de consecratie van de kapel in 1932: "Onze jeugdige overleden medebroeder". Hij werd op het Zeister gedeelte ter aarde besteld, omdat de gemeente De Bilt immers nog geen vergunning verleend had.
Op de begraafplaats liggen fraters begraven die voor de congregatie bijzondere betekenis hebben gehad. Een van hen is de op 25 maart 1936 overleden frater Martinus, J.B. Lubbers (1884-1936). Hij was jarenlang lid van het hoofdbestuur, in de twintigerjaren was hij hoofd van de St. Jozefkweekschool en in 1930 werd hij overste in Hilversum en directeur van de St. Ludgeruskweekschool. Hij overleed aan een hersentumor, waaraan hij in een ziekenhuis te Utrecht was geopereerd. "Drie dagen lang groepten er de fraters en de jongens om de kist, schouwend op het wasbleke gelaat en die hooggewelfde schedel, waarop de boor- en zaaggrenzen van de laatste operatie scherp stonden ingedreven.", staat in zijn in memoriam. Enkele weken voor zijn dood, na zijn operatie, had hij op de begraafplaats in Zeist nog opgemerkt: "Het is toch maar lekker niet gelukt."
Een andere belangrijke frater was frater Andreas, G.B. Legdeur (1884-1937), algemeen overste van 1930 tot 1936, die op 13 januari 1937 er ter aarde werd besteld. Voor zijn verkiezing tot algemeen overste was hij hoofd van een lagere school, hoofd van een mulo-school, examinator voor de hoofdakte en kweekschooldirecteur. Een bijzonder mens was frater Joannes, J.H. Smit (1865-1960). 78 jaar was hij lid van de congregatie. Een oud-leerling omschreef hem als: "Het levende voorbeeld van goedheid, geduld en blijheid."
Een prominente plaats is ingeruimd voor het graf van Mgr. Wilhelmus van den Hengel (1881-1963), priester gewijd in 1903. Van 1932 tot 1949 was hij rector van de St.-Jozefkweekschool. Paus Pius XI benoemde hem in 1938 tot zijn geheim kamerheer, een pauselijke eretitel, en verleende hem de titel van monseigneur. Zijn graf ligt aan het eind van het middenpad onder het door frater Beatus, F.J. de Nijs (1912-2002) [6], gemaakte monumentale stenen kruisbeeld dat ongeveer 2,50 hoog is. Zijn tombe meet 1 x 2,20 meter. Aan het voeteneind is deze ongeveer 25 cm hoog en bij het hoofdeind 30 cm. Mgr. Van den Hengel werd in het habijt van de Derde Orde van St. Franciscus begraven, hetgeen in die tijd velen heeft verbaasd. Een andere rector van de fraters die er begraven ligt, is Gerrit Johannes Braakhuis (1910-1968), priester gewijd in 1936. In 1939 werd hij benoemd tot rector van de St.-Ludgeruskweekschool in Hilversum en in 1949 van de St.-Jozefkweekschool in Zeist. Zijn graf bevindt zich tussen de graven van de fraters en het onderscheidt zich niet van hun graven.
Tussen de fraters ligt ook het graf van Mgr. Dr. Franciscus Hubertus ('Frans') Thijssen (1904-1990), priester gewijd in 1929. In 1964 werd hij door paus Paulus VI tot geheim kamerheer benoemd. Zijn activiteiten lagen vooral actief op het terrein van de oecumene. Hij was werkzaam bij het Secretariaat voor de Eenheid en als zodanig een naaste medewerker van kardinaal Mgr. Dr. J. Willebrands. Zijn graf heeft geen opsmuk. Behalve zijn naam en geboorte- en overlijdensdatum staat op zijn grafsteen 'priester'. Tijdens zijn leven stelde hij zich steevast voor als 'Kapelaan Thijssen'. Het siert de orde dat ook een oud-frater, J.M.W. Pietersen (1910-1969), hier zijn laatste rustplaats mocht vinden.
In het boogveld boven de poort van de Oude Begraafplaats te Zeist staat: 'De kleine en de groote is daar; en de knecht vrij van zijnen heer.' (Job, 3:19). Deze tekst zou ook bij de begraafplaats van de fraters aangebracht kunnen worden. Cor Koenis (1903-1979) was jarenlang knecht bij de fraters, zij het niet in Zeist. Ook hem hebben zij op hun begraafplaats te rusten gelegd. Heel bijzonder is dat op dit kloosterkerkhof van een mannencongregatie een vrouw begraven ligt. Tilly Bonnier (1924-1988) was een lichamelijk gehandicapte zus van frater Respicius, J.L.M. Bonnier (1918-1974), en het was haar wens om bij 'haar' fraters te worden begraven. In het graf van frater Thomas, J.J. Doodkorte (1885-1954), is de urn geplaatst met de as van zijn neef Joop Doodkorte (1925-2001).
Begrafenisgebruiken
De fraters werden tot aan het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) in hun toog begraven. Dat veranderde na het concilie. De meeste overledenen werden toen in hun priesterkostuum - zwart pak en clericaal boord - begraven. Maar al snel wilden de meeste fraters in hun burgerkostuum begraven worden. Toch zijn er ook nu nog fraters die in hun toog wensen te worden begraven. Enkele oud-missionarissen zoals frater Lauretius, F.J.J. Bosma (1899-1979), frater Eustachius, G. Penning de Vries (1905-1986), en frater Clementinus, B. Scholte (1910-1996), werden in hun witte missietoog begraven en frater Romualdus, A.J. Schrama (1908-2002), werd in het witte kleed van het Marialegioen (Onze Lieve Vrouw van Aller Volken) begraven.
De uitvaartdiensten werden tot 1972 in de kapel van de St.-Jozefkweekschool gehouden. Omdat de kapel in het nieuwe Fraterhuis St.-Jozef klein is, wordt ook wel uitgeweken naar andere kerkgebouwen. Eerst werd gebruik gemaakt van de kerk van de parochie van de Heilige Familie aan de Utrechtseweg 58 en na de sluiting van dit oude kerkgebouw in 1975 van het Kerkelijk Centrum Zeist-West. De laatste jaren wordt echter meer gebruik gemaakt van de kapel op Dijnselburg aan de Amersfoortseweg 10 in Zeist.
Vandalisme
Op woensdagavond 14 augustus 2002 hebben vandalen ernstige vernielingen op deze dodenakker aangericht. Het in het oogspringende engelenbeeld werd van zijn sokkel geduwd, waardoor het hoofd van de romp brak, het kruis op het graf van frater Arsenius, P.Th. Ensink (1872-1947), werd omver getrokken en er werd met bloempotten gegooid. Men heeft ook nog over de graven gecrosst.
Epiloog
In Nederland vergrijst de congregatie. Het aantal fraters in Nederland bedroeg op 1 januari 2002 86 en 1 broeder. In het Fraterhuis St.-Jozef woonden op die datum 26 fraters. De gemiddelde leeftijd in dit fraterhuis is hoog: 82 jaar. Het klooster zal nog slechts een beperkt aantal jaren bewoond worden door de fraters. Wanneer het moment gekomen is dat de fraters van deze plek vertrekken, is het te hopen dat een stichting of een andere instantie de zorg voor deze bijzondere begraafplaats waar de fraters hun doden uitgeleide deden, op zich neemt. Daardoor zal deze behouden blijven voor het nageslacht.
Noten
- Mgr. A.I. Schaepman, aartsbisschop van Utrecht van 1868 tot 1882, ligt op de r.-k. begraafplaats Sint Barbara aan de Prinsesselaan 2 te Utrecht begraven.
- Zie voor de geschiedenis van deze boerderij het artikel van Dr. K.W. Galis in 'Seijst', jaargang 1977, p. 18-40.
- De Sint Gregorius Stichting werd op 23 mei 1896 opgericht. Op 10 december 1979 zijn de gewijzigde statuten opnieuw vastgesteld. De stichting heeft tot doel steun te verlenen aan de Congregatie van de Fraters van Onze Lieve Vrouw van het H. Hart.
- In 1931 ontwierp Perk Vlaanderen de aanleg voor de derde Algemene Begraafplaats van Utrecht: Tolsteeg. In 1935 was hij als tuinarchitect verantwoordelijk voor de uitbreiding van het Julianapark in Utrecht.
- Na het schrijven van dit artikel zijn twee fraters overleden. Hun namen zijn opgenomen in de lijst van overleden fraters begraven te Zeist/De Bilt, die als bijlage bij dit artikel is opgenomen.
- Voor het tijdschrift 'Onder ons', bestemd voor de fraters, hun familie en verdere relaties, wordt thans een artikel over frater Beatus, F.J. Nijs, en zijn beeldhouwwerken voorbereid.
Literatuur & Bronnen
- Archief der gemeente Zeist, 1906-1945, inv.nr. 1596; Gemeentearchief Zeist
- Archief van de dienst Gemeentewerken van de gemeente Zeist, inv.nr. II-206; GAZ
- Documentatieverzameling van het Katholiek Documentatie Centrum (KDC), Nijmegen
- W. van den Hengel, De Sint Joseph-kweekschool te Zeist. Het Gildeboek, nr. 1 en 2 (1933), p. 1-20
- 100 Jarig bestaan van de fraters van Utrecht, 1873-1973, Utrecht 1972-1974
- M. Bonaventura Post, Nog wijst hun 't kruis hun laatste thuis. in: Onder Ons. 19e jrg. (1951) , nr. 4, april 1951, p. 91-95
- R.P.M. Rhoen, De Zeister wandschilderingen van Charles Eyck en zijn verblijf in Zeist, Zeist 1991
- R.P.M. Rhoen en L. Visser, Oud Zeist vanuit de lucht, Hoogeveen 1996
- Onder ons, 1e jrg., 31 mei 1932